In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 5 augustus 2024, wordt het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige] afgewezen. De kinderrechter oordeelt dat de zorgen die zijn geuit door de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling (GI) weliswaar begrijpelijk zijn, maar op dit moment onvoldoende concreet. De ouders van [voornaam minderjarige] zijn zich bewust van hun beperkingen en aanvaarden de benodigde hulpverlening. De kinderrechter stelt vast dat er momenteel geen ernstige ontwikkelingsbedreiging is die een ondertoezichtstelling rechtvaardigt, zoals vereist volgens artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
De procedure begon met een verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming, waarin werd verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van een jaar. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 augustus 2024 waren de ouders, hun advocaat, en vertegenwoordigers van de Raad en de GI aanwezig. De kinderrechter heeft de feiten en standpunten van alle betrokken partijen zorgvuldig afgewogen. De moeder en vader hebben aangegeven dat zij zelfstandig hulp zoeken voor hun kind en dat er op dit moment geen zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige].
De kinderrechter concludeert dat, hoewel er zorgen zijn, deze niet voldoende zijn om te concluderen dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. De ouders lijken in staat om de zorg voor [voornaam minderjarige] op zich te nemen en de hulpverlening te aanvaarden. Daarom wordt het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen de gestelde termijn.