ECLI:NL:RBROT:2024:8577

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 augustus 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
C/10/682543 / JE RK 24-1532
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling minderjarige

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 5 augustus 2024, wordt het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige] afgewezen. De kinderrechter oordeelt dat de zorgen die zijn geuit door de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling (GI) weliswaar begrijpelijk zijn, maar op dit moment onvoldoende concreet. De ouders van [voornaam minderjarige] zijn zich bewust van hun beperkingen en aanvaarden de benodigde hulpverlening. De kinderrechter stelt vast dat er momenteel geen ernstige ontwikkelingsbedreiging is die een ondertoezichtstelling rechtvaardigt, zoals vereist volgens artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.

De procedure begon met een verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming, waarin werd verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van een jaar. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 augustus 2024 waren de ouders, hun advocaat, en vertegenwoordigers van de Raad en de GI aanwezig. De kinderrechter heeft de feiten en standpunten van alle betrokken partijen zorgvuldig afgewogen. De moeder en vader hebben aangegeven dat zij zelfstandig hulp zoeken voor hun kind en dat er op dit moment geen zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige].

De kinderrechter concludeert dat, hoewel er zorgen zijn, deze niet voldoende zijn om te concluderen dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. De ouders lijken in staat om de zorg voor [voornaam minderjarige] op zich te nemen en de hulpverlening te aanvaarden. Daarom wordt het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen de gestelde termijn.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/682543 / JE RK 24-1532
Datum uitspraak: 5 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2020 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl kantoorhoudende te Rotterdam,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van 10 juli 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 augustus 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [persoon A] ;
- een vertegenwoordigster van de GI, [persoon B] .

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] woont bij haar ouders.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. Voor de oudste twee dochters van de moeder is een KSCD onderzoek ingesteld. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft de GI een melding gemaakt bij de Raad voor [voornaam minderjarige] . Het lijkt alsof de moeder aan haar taks zit. Het is de vraag of de ouders kunnen blijven aansluiten bij [voornaam minderjarige] . De ouders zijn beiden kwetsbaar en zullen altijd veel hulp nodig hebben, ook bij de verzorging van [voornaam minderjarige] . Nu is het moment om vanuit de GI regie te gaan voeren over de reeds betrokken hulpverlening en de hulpverlening die verder nog nodig is.
4.2.
De GI heeft ingestemd met het verzoek van de Raad. De GI is reeds betrokken bij de andere kinderen van de moeder. Het is de bedoeling van de ondertoezichtstelling om te kijken of [voornaam minderjarige] onder regie van de GI thuis kan blijven wonen. Sinds de oudere dochters van de moeder uit huis zijn, is er geen zicht meer op de thuissituatie van [voornaam minderjarige] . Het laatste zicht was tijdens Pasen in verband met een incident toen, waar een ander kind bij betrokken was.
4.3.
Door en namens de moeder is verzocht om het verzoek van de Raad af te wijzen. De grondslag van dit verzoek ligt in het KSCD onderzoek van de oudste twee dochters van de moeder. Zij zijn niet geboren uit de huidige relatie. Dat maakt de situatie voor [voornaam minderjarige] anders. De ouders zoeken zelfstandig hulp voor [voornaam minderjarige] als zij zien dat dit nodig is, zoals fysiotherapie en logopedie. De moeder komt de gemaakte afspraken na, doet oefeningen met [voornaam minderjarige] en zij komt op tijd op school. Op dit moment zijn er geen zorgen en gaat het goed. Er is dan ook op dit moment geen sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging die een ondertoezichtstelling rechtvaardigt. Het feit dat de ouders wellicht over enkele jaren niet kunnen aansluiten bij [voornaam minderjarige] en dat zij de ouders zal overstijgen, is geen zekerheid. Indien de kinderrechter niet instemt met afwijzing, wordt subsidiair verzocht om aanhouding voor de duur van drie maanden of meer subsidiair voor het toewijzen voor de duur van zes maanden.
4.4.
De vader heeft niet ingestemd met het verzoek. In het KSCD onderzoek is niet gekeken naar de rol van de vader, omdat hij minimaal betrokken was bij de oudste dochters van de moeder. De ouders voeden [voornaam minderjarige] inmiddels al vier jaar goed op en als er hulpverlening nodig is, gaan zij daar zelf naar op zoek.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter overweegt het volgende. Om een ondertoezichtstelling uit te kunnen en mogen spreken, moet er sprake zijn van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [voornaam minderjarige] . De zorgen die de Raad en de GI uiten zijn begrijpelijk, maar op dit moment onvoldoende concreet. Dat de ouders wellicht op een bepaald moment niet kunnen aansluiten bij [voornaam minderjarige] of dat [voornaam minderjarige] op een bepaald moment de ouders overstijgt, is niet een situatie die nu gaande is. Het doel van de ondertoezichtstelling is een uiterste maatregel waarvoor concreet moet zijn dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. De kinderrechter ziet de huidige zorgen, maar ziet ook dat de ouders dit oppakken. De ouders lijken zich bewust te zijn van hun beperkingen en van de hulpverlening die nodig is voor henzelf en voor [voornaam minderjarige] . Zij lijken die hulpverlening te aanvaarden en indien nodig ook op te zoeken dan wel aan te vragen.
5.2.
Gelet op het voorgaande is er geen sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [voornaam minderjarige] , waarmee niet aan de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling wordt voldaan als bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Dit betekent dat het verzoek zal worden afgewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2024 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. N.E. Moerkerken als griffier, en op schrift gesteld op 12 augustus 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.