In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) had verzocht om de ondertoezichtstelling van beide kinderen met een jaar te verlengen, omdat er zorgen waren over de opvoedingssituatie en de betrokkenheid van de moeder. De moeder, bijgestaan door haar advocaat, heeft echter verweer gevoerd tegen dit verzoek en aangegeven dat zij zelf in staat is om de noodzakelijke hulpverlening te regelen. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 juli 2024 was de moeder aanwezig, terwijl de vader niet verschenen was. De kinderrechter heeft de feiten en de standpunten van beide partijen zorgvuldig afgewogen. Hoewel er zorgen waren over de ontwikkeling van de kinderen, concludeerde de kinderrechter dat de moeder momenteel zelfstandig in staat is om de benodigde hulp te organiseren. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI afgewezen, met de overweging dat de betrokkenheid van de GI eerder belemmerend dan ondersteunend was geweest. De kinderrechter benadrukte het belang van open communicatie en het tijdig vragen om hulp door de moeder, maar oordeelde dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling niet langer voldaan waren.