ECLI:NL:RBROT:2024:8558

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
C/10/682129 / JE RK 24-1439
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling van minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2007. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Zuid-Holland-Zuid had verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige], te verlengen tot aan haar meerderjarigheid. De moeder van [voornaam minderjarige] is belast met het ouderlijk gezag en woont samen met haar dochter. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 juli 2024, waarbij de moeder en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren, heeft de kinderrechter de minderjarige gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige en haar moeder een positieve ontwikkeling hebben doorgemaakt en dat de minderjarige niet langer in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat niet langer voldaan is aan de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI dan ook afgewezen, met de overweging dat de moeder zelfstandig in staat is om de noodzakelijke hulpverlening in te schakelen indien nodig. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 2 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/682129 / JE RK 24-1439
Datum uitspraak: 18 juli 2024
Beschikking
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Zuid-Holland-Zuid,
gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[naam vader],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift van de GI met bijlagen, ontvangen op 4 juli 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 juli 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [voornaam minderjarige] ;
  • de moeder;
- een vertegenwoordiger van de GI, mw. [persoon A] .
1.3.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige] naar haar mening gevraagd. [voornaam minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 1 augustus 2023 [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 1 augustus 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen tot aan haar meerderjarigheid, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De GI ziet dat de moeder zich echt inzet voor [voornaam minderjarige] en dat de moeder en [voornaam minderjarige] goed met elkaar communiceren. De ondertoezichtstelling is daarom ook enkel nog als stok achter de deur, voor als het toch onverhoopt misgaat. Daarnaast zijn er nog een aantal onderzoeken vanuit Youz die gaan plaatsvinden, waarbij het wenselijk is dat de GI die nog volgt.
4.2.
De moeder heeft ter zitting ingestemd met het verzoek. De moeder vindt het een prettig idee dat de GI op de achtergrond nog beschikbaar is, voor het geval [voornaam minderjarige] nog een misstap maakt. Voordat [voornaam minderjarige] onder toezicht stond, heeft de moeder regelmatig contact gehad met het sociaal team en het CIT, maar die konden niet snel handelen. Het is prettig dat de hulp van Youz na zeven maanden eindelijk kan starten. Zowel de moeder als [voornaam minderjarige] staan hier volledig voor open en zullen hier aan meewerken.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat niet langer is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
[voornaam minderjarige] is vorig jaar onder toezicht gesteld vanwege zelfbepalend gedrag en schoolverzuim. Het lukte de moeder onvoldoende om [voornaam minderjarige] te begrenzen en haar gezag te laten gelden. Het afgelopen jaar hebben [voornaam minderjarige] en de moeder een positieve ontwikkeling doorgemaakt. [voornaam minderjarige] is niet meer nachtenlang weg, luistert beter naar haar moeder en heeft haar schoolgang weer opgepakt. In het gesprek met de kinderrechter heeft [voornaam minderjarige] duidelijke toekomstplannen kenbaar gemaakt. Ook heeft zij aangegeven haar volledige medewerking te zullen verlenen aan het traject van Youz. Zij wil dit zelf en ook de moeder staat hiervoor open. De kinderrechter constateert dat [voornaam minderjarige] niet langer in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Tevens is de moeder zelfstandig in staat om de noodzakelijke hulpverlening in te schakelen wanneer dat nodig is. Dat de moeder zelf nog graag de betrokkenheid van de GI wenst als stok achter de deur, is op zichzelf staand geen grond voor een verlenging van de ondertoezichtstelling. Gelet op het voorgaande wijst de kinderrechter het verzoek van de GI dan ook af.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2024 door mr. A.M.I. van der Does, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier, en op schrift gesteld op 2 augustus 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.