In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2007. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Zuid-Holland-Zuid had verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige], te verlengen tot aan haar meerderjarigheid. De moeder van [voornaam minderjarige] is belast met het ouderlijk gezag en woont samen met haar dochter. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 juli 2024, waarbij de moeder en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren, heeft de kinderrechter de minderjarige gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige en haar moeder een positieve ontwikkeling hebben doorgemaakt en dat de minderjarige niet langer in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat niet langer voldaan is aan de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI dan ook afgewezen, met de overweging dat de moeder zelfstandig in staat is om de noodzakelijke hulpverlening in te schakelen indien nodig. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 2 augustus 2024.