ECLI:NL:RBROT:2024:8551

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juni 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
C/10/678589 / FA RK 24-3466 en C/10/678612 / JE RK 24-971
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 10 juni 2024, is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de minderjarige [voornaam minderjarige 1] bij de moeder. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) en de vader van de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de opvoedsituatie bij de vader, terwijl de ontwikkeling van [voornaam minderjarige 1] bij de moeder positief is. De vader heeft herhaaldelijk zijn zorgen geuit over de situatie bij de moeder, maar deze zorgen zijn niet bevestigd door de betrokken instanties, waaronder de politie en de huisarts. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader om een bijzondere curator te benoemen afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten zijn aangedragen die een herbeoordeling rechtvaardigen. De machtiging tot uithuisplaatsing is verleend voor de duur van zes maanden, tot 10 december 2024, met de mogelijkheid tot verlenging afhankelijk van de situatie. De rechtbank heeft ook bepaald dat de GI twee weken voor de pro forma datum op 1 november 2024 een rapportage moet indienen over de actuele stand van zaken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/678589 / FA RK 24-3466 en C/10/678612 / JE RK 24-971
Datum uitspraak: 10 juni 2024
Beschikking van de meervoudige kamer over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1] ,
geboren op [geboortedatum 1] 2017 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 1] .
en
de zaak van
[naam vader],
hierna te noemen de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. S. Ben Ahmed te Rotterdam,
over
[minderjarige 2] ,
geboren op [geboortedatum 2] 2012 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 2] ,
[minderjarige 3] ,
geboren op [geboortedatum 3] 2015 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 3] ,
[minderjarige 1] ,
geboren op [geboortedatum 1] 2017 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 1] .
De rechtbank merkt als belanghebbende ten aanzien van [voornaam minderjarige 1] en als informant ten aanzien van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. A. Apistola te Zwijndrecht.
De rechtbank merkt voor zover het niet het eigen verzoekschrift betreft als belanghebbenden aan: de vader en de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoek van de vader van 22 april 2024;
  • het verzoekschrift van de GI met bijlagen van 26 april 2024;
  • de brief van de GI van 3 juni 2024, ontvangen op 5 juni 2024;
  • het e-mailbericht van de vader van 4 juni 2024;
  • het e-mailbericht met bijlagen van de vader van 5 juni 2024, 08.00 uur;
  • het e-mailbericht met bijlagen van de vader van 5 juni 2024, 08.01 uur;
  • het e-mailbericht met bijlagen van mr. Ben Ahmed van 5 juni 2024;
  • het e-mailbericht van de vader van 5 juni 2024, 17.55 uur;
  • het e-mailbericht van de vader van 5 juni 2024, 20.59 uur;
  • het e-mailbericht van de vader van 9 juni 2024, 17.52 uur;
  • het e-mailbericht van de vader van 9 juni 2024, 17.54 uur;
  • het e-mailbericht van mw. Gautier, als reactie op de mail van de vader, van 9 juni 2024, 22.16 uur;
  • het e-mailbericht van mr. Ben Ahmed van 10 juni 2024;
  • het e-mailbericht van de vader van 10 juni 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 10 juni 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI, [persoon A] en [persoon B] .
1.3.
De vader heeft meermalen verzocht [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] te laten horen door de rechtbank. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. Geen van de kinderen heeft de leeftijd van 12 jaar bereikt, de leeftijd die op dit moment door de rechtbank als uitgangspunt wordt gehanteerd bij het uitnodigen van kinderen voor een kindgesprek. Daarnaast ziet het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing enkel nog op [voornaam minderjarige 1] (zie hieronder 3.3). Omdat het verzoek niet gaat over [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] , ziet de rechtbank geen aanleiding om hen te horen.

2.De feiten

2.1.
De vader is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] . De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] .
2.2.
[voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] wonen bij de vader. [voornaam minderjarige 1] verblijft bij de moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 8 april 2024 [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 1] onder toezicht gesteld tot 8 april 2025.

3.De verzoeken

Het verzoek met zaaknummer C/10/678612:
3.1.
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 1] bij de moeder voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI heeft het verzoek met betrekking tot [voornaam minderjarige 2] bij brief van 3 juni 2024 ingetrokken, zodat de rechtbank alleen nog zal beslissen op het verzoek met betrekking tot [voornaam minderjarige 1] .
Het verzoek met zaaknummer C/10/678589:
3.3.
De vader verzoekt een bijzondere curator over [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 1] te benoemen.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft haar verzoek ten aanzien van [voornaam minderjarige 1] gehandhaafd en toegelicht. [voornaam minderjarige 1] is in het weekend van 13 april 2024, met toestemming van de vader, naar de moeder is gegaan. Nadien is de vader wisselend over wat hij vindt van het verblijf van [voornaam minderjarige 1] bij de moeder. De vader heeft meermaals de politie op de moeder afgestuurd, omdat hij zorgen zou hebben. De politie kan deze zorgen niet bevestigen. De vader doet een groot beroep op de moeder door haar lastig te vallen met mails, appjes en dreigingen. Sinds [voornaam minderjarige 1] bij de moeder verblijft gaat het een stuk beter met [voornaam minderjarige 1] . Er is geen schoolverzuim meer, waar dat eerder wel het geval was. De verwijderingsprocedure die door school was gestart, wordt gestaakt zolang [voornaam minderjarige 1] bij de moeder mag blijven. [voornaam minderjarige 1] mag, in tegenstelling tot eerdere berichten vanuit de school, toch over naar groep 3 en gezien wordt dat zij rustiger en vrolijker is. Ze reageert positief op de moeder wanneer zij wordt opgehaald. [voornaam minderjarige 1] geeft op dit moment aan graag bij de moeder te willen blijven. Zij is terughoudend over omgang met de vader. Voor de rust is het noodzakelijk dat er een machtiging tot uithuisplaatsing bij de moeder wordt uitgesproken. De moeder ontvangt hulpverlening vanuit Vivenz. Dit was eerst alleen praktische ondersteuning, maar daar komt opvoedondersteuning bij. Ook zal hulp vanuit Houvast ingezet gaan worden. Dit betreft intensieve opvoedondersteuning en zij zullen ook kijken wat zij kunnen betekenen in de omgang tussen [voornaam minderjarige 1] en de vader. De moeder staat open voor alle hulpverlening en het lukt haar steeds beter om haar grenzen aan te geven. De GI heeft contact met de huisarts en hij heeft geen zorgen over de moeder en haar opvoedvaardigheden. Zoeklicht vanuit Enver is recent betrokken geweest bij de vader. Zij hebben wel forse zorgen over de opvoedsituatie bij de vader. De GI ziet geen meerwaarde in het benoemen van een bijzondere curator voor de kinderen. De GI heeft immers zelf de belangen van de kinderen voorop staan.
4.2
Namens de vader is ter zitting aangegeven dat de vader zich niet kan verenigen met het verblijf van [voornaam minderjarige 1] bij de moeder. De zorgen van de vader over de situatie bij de moeder zijn toegenomen en er is onrust ontstaan. [voornaam minderjarige 2] kwam eerder terug vanuit de moeder met lichamelijk letsel en zorgelijke verhalen. De zorgen van de vader worden noch door de politie, noch door VeiligThuis weggenomen. [voornaam minderjarige 1] is zonder goede afspraken naar de moeder gegaan en de vader heeft nu geen contact meer met haar. De vader wil graag hulp ontvangen en deelnemen aan de gezinsopname. Over het verzoek om een bijzondere curator te benoemen is namens de vader toegelicht dat de vader graag wil dat de kinderen iemand hebben om mee te praten en die hun belangen behartigt. De vader heeft ter zitting aangegeven dat hij vindt dat de kinderen als pion worden gebruikt. Ook vindt hij het kwalijk dat de kinderen niet door de GI en de rechtbank worden gehoord. De kinderen voelen zich niet serieus genomen. De GI handelt niet in het belang van de kinderen. De vader had graag gezien dat de verzoeken over het gezag ook gelijktijdig werden behandeld. De voogdij van [voornaam minderjarige 1] kan namelijk naar de moeder. De moeder houdt zich niet aan de afspraken. De vader verwijst daarvoor naar een mail van de huisarts die hij heeft ingediend.
4.3
Door en namens de moeder is ingestemd met het verzoek van de GI. De gronden voor een uithuisplaatsing zijn aanwezig. Sinds [voornaam minderjarige 1] bij de moeder verblijft, gaat het goed met haar. [voornaam minderjarige 1] heeft een enorm positieve ontwikkeling doorgemaakt. De GI heeft geen zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder. In tegenstelling tot wat de vader aanvoert, komt de moeder de afspraken wel na. De moeder heeft zelf contact opgenomen met de huisarts en daaruit volgt dat [voornaam minderjarige 1] pas in oktober 2024 weer langs moet komen voor controle. Het is niet zo dat de moeder [voornaam minderjarige 1] verbiedt om contact te hebben met de vader. Zij geeft zelf aan dat niet te willen. De moeder staat open voor alle hulpverlening en zij merkt ook dat deze haar helpt. Zo lukt het de moeder nu beter om om te gaan met de mails en beschuldigingen vanuit de vader. Het is belangrijk dat de juridische situatie overeenkomt met de feitelijke situatie. Daarnaast heeft [voornaam minderjarige 1] belang bij de machtiging tot uithuisplaatsing omdat deze tot gevolg heeft dat de verwijderingsprocedure op haar school gestaakt wordt.
Namens de moeder is verzocht het verzoek van de vader om een bijzondere curator te benoemen niet ontvankelijk te verklaren. Er zijn geen gewijzigde omstandigheden sinds de vorige keer dat de rechtbank dit verzoek afwees. De GI behartigt de belangen van de kinderen.

5.De beoordeling

Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/678612:
5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). De rechtbank overweegt daarover het volgende.
5.2.
Voor een uiteenzetting van de zorgen die maken dat de rechtbank van oordeel is dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [voornaam minderjarige 1] verwijst de rechtbank naar haar beschikking van 8 april 2024. Enkele dagen na deze beschikking is [voornaam minderjarige 1] , met toestemming van de vader, naar de moeder gegaan. [voornaam minderjarige 1] verblijft sindsdien bij de moeder en geeft bij de GI aan niet terug te willen naar de vader. De vader is wisselend in zijn standpunt over het verblijf van [voornaam minderjarige 1] bij de moeder. Enerzijds geeft hij aan dat hij grote zorgen heeft over de opvoedsituatie en de opvoedkwaliteiten van de moeder. Anderzijds benoemt hij ter zitting dat hij graag zou zien dat de moeder de voogdij over [voornaam minderjarige 1] krijgt. Beide standpunten worden door de vader op een onsamenhangende en grotendeels onbegrijpelijke wijze toegelicht. Het is voor de rechtbank dan ook niet helder hoe de vader precies denkt over het verzoek van de GI. De zorgen die de vader benoemt over de thuissituatie door de moeder worden niet bevestigd door de instanties. De GI herkent de zorgen evenmin. En ook de politie en de huisarts (via de GI) hebben aangegeven geen zorgen te zien. De moeder ontvangt hulpverlening vanuit Vivenz, werkt daar goed aan mee en profiteert ervan. Daarnaast zal Houvast binnenkort starten bij de moeder met extra opvoedondersteuning. Gezien wordt dat [voornaam minderjarige 1] een positieve ontwikkeling doormaakt sinds zij bij de moeder verblijft. [voornaam minderjarige 1] gaat weer volledig naar school. Op school wordt gezien dat zij zich prettig voelt en meer rust ervaart. Het verschil in verzuim is zelfs dusdanig dat de reeds gestarte verwijderingsprocedure gestaakt kan worden en [voornaam minderjarige 1] tegen eerdere verwachtingen in over kan naar groep 3. Ook is sprake van een positieve gedragsverandering. De vader is niet in staat om deze positieve ontwikkeling te zien en lijkt vooral verwikkeld in zijn eigen strijd jegens de moeder en de professionals.
De zorgen over de opvoedsituatie bij de vader zijn sinds de beschikking van 8 april 2024 onverminderd aanwezig en lijken zelfs te zijn toegenomen. Het lukt de vader niet om naar zijn eigen handelen te kijken en hij legt alle problematiek buiten zichzelf. De vader beschuldigt de moeder en de professionals en overspoelt hen met e-mails, waarvan de relevantie niet altijd duidelijk is en waarvan de authenticiteit niet altijd kan worden vastgesteld. Hij verliest daarbij de belangen van de kinderen uit het oog en betrekt de kinderen zelfs bij deze strijd. Het eindgesprek van de hulpverlening van Enver (Zoeklicht) moet nog plaatsvinden. Wellicht dat daar meer duidelijkheid over de zorgen naar voren komt.
5.3.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van [voornaam minderjarige 1] is dat zij bij de moeder verblijft. Een machtiging tot uithuisplaatsing is noodzakelijk gelet op de wisselende houding van de vader en zorgt voor de benodigde rust en duidelijkheid voor [voornaam minderjarige 1] . De rechtbank acht de verzochte periode voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 8 april 2025, echter te lang, mede gelet op het feit dat [voornaam minderjarige 1] al langere tijd niet bij de moeder heeft verbleven. De rechtbank zal de machtiging daarom verlenen voor de duur van zes maanden en de beslissing op het verzoek voor het overige pro forma aanhouden, zodat vinger aan de pols kan worden gehouden.
5.4.
De GI wordt verzocht om twee weken vóór de hierna vermelde pro forma datum een briefrapportage (met afschrift aan de belanghebbenden en de advocaten) te overleggen over de dan actuele stand van zaken en aan te geven of het verzoek voor het overig verzochte wordt gehandhaafd.
Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/678589:
5.5.
De vader heeft de rechtbank eerder, te weten op 3 april 2024, verzocht een bijzondere curator te benoemen voor de kinderen. Bij beschikking van 8 april 2024 heeft de kinderrechter dit verzoek afgewezen. Slechts twee weken na deze uitspraak heeft de vader opnieuw een verzoek ingediend om een bijzondere curator te benoemen. De rechtbank stelt voorop dat het in strijd is met de goede procesorde om een dergelijk verzoek nogmaals inhoudelijk te behandelen, tenzij de vader nieuwe/gewijzigde feiten en omstandigheden aandraagt die de inhoudelijke behandeling van het nieuwe verzoek rechtvaardigen. De rechtbank constateert dat de vader heeft nagelaten dergelijke feiten en omstandigheden aan te dragen. De vader legt aan zijn nieuwe verzoek in feite dezelfde redenen ten grondslag als aan het eerder door hem gedane verzoek. De rechtbank verklaart de vader daarom niet-ontvankelijk in zijn verzoek.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] bij de moeder met gezag met ingang van 10 juni 2024 tot 10 december 2024;
6.2.
verklaart de beschikking tot dusver uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot benoeming van een bijzondere curator;
en alvorens verder te beslissen:
6.4.
houdt de beslissing voor het overige verzochte aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 november 2024 pro forma;
6.5.
bepaalt dat de GI, de belanghebbenden en hun advocaten op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
6.6.
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde pro forma datum de rechtbank (met afschrift aan de belanghebbenden, mr. S. Ben Ahmed en mr. A. Apistola) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2024 door mr. A.J. van Dijk, voorzitter tevens kinderrechter, en mrs. A. Pöll en A. Buizer, kinderrechters, in aanwezigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier, en op schrift gesteld op 1 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.