ECLI:NL:RBROT:2024:8550

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juni 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
C/10/679792 / JE RK 24-1072 en C/10/679931 / JE RK 24-1079
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor het verkrijgen van een Nederlands reisdocument en verzoek tot vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing in jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 juni 2024 een beschikking gegeven in een jeugdzorgzaak met betrekking tot de minderjarigen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering heeft vervangende toestemming gevraagd voor het verkrijgen van een Nederlands reisdocument voor beide minderjarigen, omdat de moeder niet meewerkte aan de aanvraag van ID-kaarten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder, ondanks meerdere verzoeken, niet heeft meegewerkt aan het verkrijgen van de ID-kaarten, wat noodzakelijk is voor praktische zaken en een voorgenomen vakantie naar Italië. De vader heeft wel toestemming gegeven voor de aanvraag van nieuwe ID-kaarten. De rechtbank heeft het verzoek van de GI toegewezen en vervangende toestemming verleend voor de aanvraag van de reisdocumenten.

Daarnaast heeft de moeder verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de GI, die betrekking heeft op de omgangsregeling met de kinderen, vervallen te verklaren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de schriftelijke aanwijzing zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de belangen van de kinderen, die bescherming nodig hebben tegen geweld, zwaarder wegen dan het belang van de moeder om zonder toezicht omgang te hebben met haar kinderen. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder afgewezen en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaaknummers: C/10/679792 / JE RK 24-1072 en C/10/679931 / JE RK 24-1079
datum uitspraak: 10 juni 2024
Beschikking van de meervoudige kamer over vervangende toestemming voor het verkrijgen van een Nederlands reisdocument en een verzoek tot vervallen verklaren schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de GI,
en de zaak van
[naam moeder] ,
hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. R.W. de Gruijl, kantoorhoudende te Rotterdam,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2011 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2015 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
[naam vader],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats] .
De rechtbank merkt voor zover het niet het eigen verzoekschrift betreft als belanghebbenden aan: de moeder en de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 21 mei 2024, ontvangen op 22 mei 2024;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de moeder van 21 mei 2024, ontvangen op 22 mei 2024;
  • het verweerschrift van de GI met bijlagen van 6 juni 2024, ontvangen op 7 juni 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 10 juni 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- namens de moeder, mr. N. Schuerman, waarnemend voor mr. R.W. de Gruijl;
- twee vertegenwoordigers van de GI, [persoon A] en [persoon B] .
1.3.
De rechtbank constateert dat de moeder, hoewel zij daartoe juist is opgeroepen, niet ter zitting is verschenen.
1.4.
De rechtbank heeft [voornaam minderjarige 1] naar haar mening gevraagd. [voornaam minderjarige 1] heeft hierover een brief gestuurd, maar zij heeft in die brief aangegeven niet te willen dat de inhoud daarvan wordt gedeeld met anderen. Deze brief maakt daarom geen deel uit van het procesdossier.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
2.2.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verblijven in een gezinshuis.
2.3.
De rechtbank heeft bij beschikking van 5 maart 2024 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengd tot 22 februari 2025.
2.4.
De rechtbank heeft bij diezelfde beschikking van 5 maart 2024 een machtiging verleend [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 5 maart 2024 tot 22 februari 2025.
2.5.
De GI heeft op 7 mei 2024 aan de moeder een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Hierin is het volgende opgenomen:
“De gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming &
Jeugdreclassering stelt de volgende regeling vast:
  • Om de zondag bij de kerk, voor de duur van de kerkdienst (van 11.00 tot 17.00 uur)
  • De tweede en vierde donderdag van de maand bij het gezinshuis voor het avondeten (van 17.00 tot 19.00 uur)
  • Voor [voornaam minderjarige 2] : tweede en vierde donderdag voorafgaand aan het avondeten (van 15.45 tot 17.00 uur), onder begeleiding.
De regeling duurt voort zolang er geen aanpassingen worden gedaan. Als er aanpassingen
worden gedaan n.a.v. de evaluaties (welke één keer in de 3-4 maanden plaatsvinden) zullen
de jeugdbeschermers een nieuw document opstellen.”

3.De verzoeken

Het verzoek met zaaknummer C/10/679792:
3.1.
De GI verzoekt op grond van artikel 36 lid 1 Paspoortwet vervangende toestemming te verlenen voor het verkrijgen van een Nederlands reisdocument ten behoeve van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
Het verzoek met zaaknummer C/10/679931:
3.2.
De moeder verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. De schriftelijke aanwijzing d.d. 7 mei 2024 vervallen te verklaren;
2. Een omgangsregeling vast te stellen waarbij de minderjarigen ieder weekend bij de moeder verblijven van zaterdag 10:00 uur tot maandag naar school;
3. Dan wel een zodanige omgangsregeling vast te stellen als Uw Rechtbank in goede justitie zal vermenen behoren vast te stellen.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter zitting haar verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. De GI heeft meerdere pogingen gedaan om de ID-kaarten van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verkrijgen van de moeder om die over te dragen aan het gezinshuis. Dat is niet gelukt. Deze ID-kaarten zijn wel nodig bij het gezinshuis om praktische zaken te kunnen regelen en om op zomervakantie te gaan naar Italië. De vader geeft wel toestemming voor het aanvragen van nieuwe ID-kaarten, maar de moeder niet. De moeder komt telkens met nieuwe argumenten om de ID-kaarten niet af te geven, dan wel om geen toestemming te geven om nieuwe aan te vragen. Ten aanzien van het verzoek van de moeder over het vervallen verklaren van de schriftelijke aanwijzing voert de GI verweer en verwijst zij voor de inhoud daarvan naar het ingediende verweerschrift.
4.2.
Namens de moeder is ter zitting haar verzoek gehandhaafd. De moeder betwist dat er sprake is geweest van een incident bij de omgang. Een uitgebreide zorgregeling is in het belang van de kinderen. Namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. De moeder wil de ID-kaarten niet afgeven en wil geen toestemming geven om nieuwe aan te vragen, omdat zij moeite heeft met wat er vervolgens mee kan worden gedaan. Zo heeft de moeder zorgen over de vakantie van het gezinshuis naar Italië. Daarnaast zijn de huidige ID-kaarten kwijt geraakt. De moeder kan ze niet meer vinden.
4.3.
De vader is het eens met het verzoek van de GI. [voornaam minderjarige 1] heeft een toonplicht, dus het is belangrijk dat zij haar ID-kaart heeft. Ook moeten de kinderen gewoon met de gezinshuisouders op vakantie kunnen. De vader staat achter de plaatsing van de kinderen in het gezinshuis. Het gaat daar beter met ze vindt hij. De vader heeft nu minimaal contact met de kinderen, waar hij voorheen geen contact had. De vader kan zich ook vinden in de schriftelijke aanwijzing van de GI.

5.De beoordeling

Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/679792:
5.1.
Op grond van artikel 36, eerste lid, van de Paspoortwet kan bij de aanvraag ten behoeve van een minderjarige die onder toezicht is gesteld en jonger is dan zestien jaar, indien één of beide personen die het gezag over de minderjarige uitoefenen, weigeren een verklaring van toestemming als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de Paspoortwet, af te geven, in plaats van die verklaring een verklaring van toestemming van de bevoegde rechter worden overgelegd. Blijkens het tweede lid van eerstgenoemd artikel kan een verklaring van toestemming worden afgegeven op verzoek van een GI als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet. De kinderrechter geeft een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voortkomt.
5.2.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zijn op 11 maart 2024 in het gezinshuis geplaatst. Sindsdien heeft de GI meermaals tevergeefs getracht om de ID-kaarten van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] , die de moeder in haar bezit heeft, dan wel als laatste in haar bezit had, van de moeder te verkrijgen en aan het gezinshuis over te dragen. De moeder geeft enerzijds aan dat de ID-kaarten kwijt zijn en anderzijds blijkt dat de weigerachtige houding van de moeder voortkomt uit haar onvrede en zorgen over de plaatsing van de kinderen in het gezinshuis. De moeder werkt ook niet mee aan de aanvraag van nieuwe ID-kaarten, ondanks diverse pogingen daartoe. De vader geeft hiervoor wel zijn toestemming.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat het voor het regelen van praktische zaken, en voor de voorgenomen vakantie naar Italië, noodzakelijk is dat het gezinshuis beschikt over ID-kaarten van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Nu is gebleken dat de moeder niet meewerkt aan het aanvragen van dergelijke documenten, wijst de rechtbank het verzoek van de GI toe en verleent vervangende toestemming voor de aanvraag van Nederlandse reisdocumenten voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/679931:
5.4.
Op verzoek van een met het gezag belaste ouder kan de kinderrechter een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren (artikel 1:264 van het Burgerlijk Wetboek). Een schriftelijke aanwijzing moet worden beschouwd als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. In dat kader moet de kinderrechter beoordelen of het besluit zorgvuldig tot stand is gekomen, of de relevante belangen kenbaar zijn afgewogen en of het besluit deugdelijk is gemotiveerd.
5.5.
De rechtbank overweegt het volgende. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zijn op 11 maart 2024 uit huis geplaatst vanwege ernstige zorgen, onder andere over de opvoedvaardigheden van beide ouders en de individuele problematiek van de kinderen. Deze beslissing is genomen naar aanleiding van onderzoek door het Kennis- en servicecentrum voor diagnostiek (KSCD). Na de uithuisplaatsing van de kinderen heeft de GI, in overleg met de moeder, getracht een omgangsregeling tot stand te brengen. De GI heeft daarbij rekening gehouden met de (on)mogelijkheden van de moeder en hetgeen eerder door het KSCD is geadviseerd. Zoals blijkt uit de beschikking van deze rechtbank van 5 maart 2024 was het doel om – op termijn – de kinderen ieder weekend bij de moeder te laten verblijven. In het weekend van 30 maart 2024 heeft er echter tijdens een contactmoment een incident plaatsgevonden waarbij de moeder [voornaam minderjarige 1] zou hebben beetgepakt, geduwd, geslagen en aan haar haren getrokken zou hebben. Hiervan is door de meerderjarige broer en zus van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] een melding gedaan bij VeiligThuis. De moeder betwist dit incident. De rechtbank heeft echter geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de melding bij Veilig Thuis, temeer niet nu de jeugdbeschermer na de melding [voornaam minderjarige 1] heeft gezien en beschrijft dat zij blauwe plekken op haar arm had. Dat de moeder het incident ontkent en de zorgen bagatelliseert past bij de problematiek van de moeder. Uit het KSCD onderzoek volgde immers dat de moeder moeite heeft met het reguleren van haar emoties en dat de moeder onvoldoende inziet wat daarvan de gevolgen zijn voor de kinderen. Gelet op de kwetsbaarheid van de kinderen, hetgeen zij hebben meegemaakt en hun kindeigenproblematiek, vindt de rechtbank het begrijpelijk en terecht dat de GI hierop de omgang tussen de moeder en de kinderen aanpast en beperkt. Het belang van kinderen om beschermd te worden tegen geweld prevaleert boven het belang van de moeder om haar kinderen (zonder toezicht) te zien. De GI heeft dit vervolgens mondeling aan de moeder uitgelegd en heeft aan haar een vooraankondiging van de schriftelijke aanwijzing gestuurd. De moeder heeft daarop per e-mail gereageerd en heeft met de jeugdbeschermer gesproken. De GI heeft vervolgens - rekening houdend met de agenda van de moeder - de dagen vastgesteld dat er (onder toezicht) omgang zal plaatsvinden tussen de moeder en de kinderen en heeft dit vastgelegd in een schriftelijke aanwijzing.
5.6.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het besluit van de GI zorgvuldig tot stand is gekomen, de relevante belangen kenbaar zijn afgewogen en het besluit deugdelijk is gemotiveerd. Het verzoek van de moeder tot vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing betreffende de omgangsregeling zal derhalve worden afgewezen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, vervangende toestemming ten behoeve van de aanvraag van een Nederlands reisdocument voor de minderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2011 in [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2015 in [geboorteplaats] ;
6.2.
bepaalt dat deze vervangende toestemming strekt tot vervanging van de vereiste toestemming van de moeder;
6.3.
verklaart deze beschikking tot dusver uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het verzoek van de moeder af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2024 door mr. A.J. van Dijk, voorzitter tevens kinderrechter en mrs. A.L. Pöll en A. Wolthuis, kinderrechters, in aanwezigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier, en op schrift gesteld op 21 juni 2024.