Beoordeling door de rechtbank
21. De rechtbank beoordeelt of de minister de aanvraag van eiseres tot het maken van een uitzondering op het bezoldigingsmaximum als bedoeld in de WNT en de Regeling voor [naam 5] heeft kunnen afwijzen. Ook beoordeelt de rechtbank of de minister het bezwaar dat ziet op het verzoek op grond van artikel 2.5 van de WNT terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
22. De rechtbank is van oordeel dat de minister het verzoek van eiseres heeft mogen afwijzen en dat zij het bezwaar dat ziet op het verzoek op grond van artikel 2.5 van de WNT terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
23. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Artikel 2.4, eerste lid, van de WNT
24. Op grond van artikel 2.4, eerste lid, van de WNT kan afgeweken worden van het geldende bezoldigingsmaximum.De WNT geeft geen criteria waarmee duidelijk wordt gemaakt in welke gevallen afgeweken kan worden. Uit de wetgeschiedenis blijkt dat het moet gaan om exceptionele gevallen die ten tijde van het maken van de wetgeving niet konden worden voorzien.Achtergrond van artikel 2.4 van de WNT is dat waar de WNT adequate bemensing op topniveau onmogelijk maakt, het mogelijk is om van het bezoldigingsmaximum af te wijken. Het moet dus gaan om een exceptionele situatie waardoor het niet mogelijk is om tot adequate bemensing van een functie te komen.
25. De minister hanteert bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een exceptionele situatie een gedragslijn. Op grond van deze gedragslijn kijkt de minister of aan een aantal ‘gezichtspunten’ uit de Regeling wordt voldaan. De minister komt op grond van deze gedragslijn in beginsel pas toe aan de vraag of van exceptionele situatie sprake is als I) een zorginstelling de maximale score van tien punten, dan wel negen punten bij een zorginstelling met een zeer complexe karakteristiek, op de complexiteitscriteria kennisintensiteit, aantal taken en aantal relevante financieringsbronnen behaalt en II) een zorginstelling een omzet heeft boven een bedrag van EUR 500 miljoen. Dat neemt evenwel niet weg, zo heeft de minister op de zitting toegelicht, dat ook als niet aan deze ‘gezichtspunten’ wordt voldaan, sprake kan zijn van een exceptionele situatie die een uitzondering op het bezoldigingsmaximum rechtvaardigt. Ook andersom geldt dat wanneer wel aan deze ‘gezichtspunten’ wordt voldaan dit niet zonder meer betekent dat sprake is van een exceptionele situatie die een uitzondering op het bezoldigingsmaximum rechtvaardigt. De minister heeft in dit verband benadrukt dat het bij de beoordeling van het verzoek tot het maken van een uitzondering gaat om alle omstandigheden van het geval, waaronder de vereisten van de functie en de specifieke kennis, deskundigheid, kenmerken en eigenschappen van de kandidaat alsmede het al dan niet zijn van medisch specialist.
26. De rechtbank stelt voorop dat de minister bij de beoordeling van een verzoek tot het maken van een uitzondering op de maximale bezoldigingsnorm als bedoeld in de WNT beoordelingsruimte toekomt. De rechtbank toetst of de minister geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van die beoordelingsruimte.
27. De minister moet bij de beoordeling van een uitzonderingsverzoek alle omstandigheden van het geval betrekken. Dat de minister daarbij ook kijkt naar de complexiteit en de omvang van de betreffende rechtspersoon of instelling en daarbij de ‘gezichtspunten’ uit de Regeling betrekt, kan de rechtbank volgen. In het algemeen kan er immers van uit worden gegaan dat voor grotere, complexere rechtspersonen of instellingen voor de bestuurder(s) een zwaarder functieprofiel vereist is dan voor kleinere, eenvoudigere rechtspersonen of instellingen. Dat de minister ook andere omstandigheden in zijn oordeel betrekt, kan de rechtbank ook volgen.
28. De rechtbank is van oordeel dat, nu het hier gaat om een uitzondering op de hoofdregel, degene die verzoekt om toepassing van die uitzondering argumenten naar voren moet brengen waarom in dit geval van de hoofdregel moet worden afgeweken. De bewijslast dat sprake is van een exceptionele situatie ligt bij eiseres.
29. Eiseres heeft naar voren gebracht dat zij een bijzonder karakter heeft, dat de arbeidsmarktomstandigheden exceptioneel zijn waardoor adequate bemensing onmogelijk is, dat er sprake is van een inkomstenterugval van [naam 5] . Daarnaast heeft zij gewezen op de bijzondere kwalificaties van [naam 5] .
30. De rechtbank volgt de minister is zijn stelling dat het bijzondere karakter van eiseres reeds is verdisconteerd in de Regeling. Dat eiseres een universitair ziekenhuis en daarmee een complexe organisatie is, rechtvaardigt op zichzelf geen uitzondering. Zou hier immers anders over gedacht worden, dan zou dat betekenen dat voor alle universitaire ziekenhuizen een uitzondering zou gelden. Artikel 2.4 van de WNT impliceert dat er geen categorale uitzonderingen worden gemaakt.
31. Voor wat betreft de uitzonderlijke arbeidsmarktomstandigheden die maken dat adequate bemensing onmogelijk is zonder uitzondering op het bezoldigingsmaximum, heeft de minister gesteld dat de arbeidsmarktomstandigheden niet zodanig waren dat adequate bemensing onmogelijk is gebleken. De minister legt daaraan mede ten grondslag dat [naam 5] bereid was zijn functie te accepteren tegen betaling van een salaris dat gelijk is aan het bezoldigingsmaximum, ondanks dat dit voor hem een inkomstenterugval inhield. In zijn aanstellingsbrief is weliswaar bepaald dat een uitzondering op het bezoldigingsmaximum zal worden aangevraagd, maar daarbij is uitdrukkelijk vermeld dat dit geen garanties biedt. De rechtbank volgt de minister in deze redenering. De minister heeft daaraan de conclusie mogen verbinden dat adequate bemensing niet onmogelijk is gebleken.
32. Eiseres heeft ook gewezen op de bijzondere kwalificaties van [naam 5] . Met de minister is de rechtbank evenwel van oordeel dat de genoemde kwaliteiten niet dusdanig exceptioneel zijn dat dit tot een uitzondering op het bezoldigingsmaximum zou moeten leiden. Van iedere bestuurder op het niveau van [naam 5] mogen immers bijzondere kwalificaties worden verwacht.
33. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiseres met de door haar aangevoerde argumenten, op zichzelf maar ook in onderlinge samenhang bezien, niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een exceptionele situatie die een uitzondering op het bezoldigingsmaximum rechtvaardigt.
34. Het bestreden besluit is naar het oordeel van de rechtbank niet in strijd met het discriminatieverbod, het gelijkheidsbeginsel of het verbod op willekeur. De rechtbank begrijpt de stellingen van eiseres in dit verband zo dat zij meent dat door de afwijzing van het uitzonderingsverzoek [naam 5] anders wordt behandeld dan andere topfunctionarissen waarvoor het uitzonderingsverzoek wél is toegewezen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister voldoende toegelicht waarom geen sprake is van gelijke gevallen. Daarbij heeft de minister duidelijk gemaakt dan, anders dan dat eiseres kennelijk meent, het zijn van medisch specialist als zodanig niet maakt dat een uitzonderingsverzoek wordt toegewezen. Gelijk het niet zijn van medisch specialist niet maakt dat een uitzonderingsverzoek wordt afgewezen. Het is één van de criteria die wordt meegewogen en waarbij de inkomensterugval een rol speelt. Het beroep op het discriminatieverbod, het gelijkheidsbeginsel of het verbod op willekeur kan daarom niet slagen.
35. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de minister op goede gronden heeft besloten de afwijzing van het uitzonderingsverzoek op grond van artikel 2.4 van de WNT te handhaven. Het bestreden besluit is, gelet op het voorgaande, dan ook voldoende gemotiveerd.
36. Op grond van artikel 2.5 van de WNT is het mogelijk af te wijken van het
bezoldigingsmaximumvoor één of meer functies van topfunctionarissen bij een rechtspersoon of instelling als bijzondere arbeidsmarktomstandigheden een hoger bedrag rechtvaardigen. In geschil is of een besluit op grond van dit artikel al dan niet aan te merken is als een algemeen verbindend voorschrift. In dat geval staat tegen de afwijzing van een verzoek van eiseres op grond van artikel 2.5 van de WNT geen bezwaar of beroep open.
37. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt heeft
gesteld dat een ministeriële regeling als bedoeld in artikel 2.5 van de WNT een algemeen verbindend voorschrift is. . In het systeem van deze bepaling zou de verzochte ministeriële regeling voor een groep van topfunctionarissen in dienst van eiseres een maximale bezoldiging vaststellen die hoger ligt dan de maximale bezoldiging als bedoeld in artikel 2.3 van de WNT. Wanneer er wisselingen in de Raad van Bestuur plaatsvinden, zou de verzochte ministeriële regeling zich richten tot een anders samengestelde groep dan ten tijde van het verzoek. Dat maakt dat het hier gaat om een "open groep". De ministeriële regeling houdt dus een zelfstandige normstelling in en niet, zoals eiseres stelt, een concretisering van een zelfstandige norm. Deze naar buiten werkende en voor eenieder bindende ministeriële regeling leent zich bovendien voor herhaalde, concrete toepassing.
38. De door eiseres gemaakte vergelijking met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij het ging om een het verzoek om bij ministeriële regeling te worden aangewezen als hulpverleningsdienst die voorrangssignalen mag gebruiken, gaat niet op. In dat geval ging het immers om het aanwijzen van een categorie hulpverleningsdiensten die, naast de bij algemeen verbindend voorschrift aangewezen diensten, gebruik mogen maken van voorrangssignalen. Daarmee wordt het toepassingsbereik van de in het algemeen verbindend voorschrift gegeven besloten norm nader naar object bepaald. De beslissing dat een bepaalde hulpdienst daar niet toe behoort, treft alleen die hulpdienst en houdt geen zelfstandige norm in en wijzigt ook niet de bestaande norm. In dit geval gaat het – zoals hiervoor overwogen – echter wel om een zelfstandige norm en de wijziging van een bestaande norm.
39. Omdat tegen de weigering een algemeen verbindend voorschrift vast te stellen geen
bezwaar openstaat, heeft de minister het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard. Gelet hierop behoeft wat eiseres inhoudelijk over de uitzondering van artikel 2.5 van de WNT naar voren heeft gebracht geen bespreking.