In deze zaak heeft de huurder, [persoon A], een kort geding aangespannen tegen de verhuurder, [persoon B], omdat hij geen toegang meer had tot zijn woning. De verhuurder had zonder toestemming de sloten vervangen en de spullen van de huurder aan de kant van de weg gezet. De huurder vorderde onmiddellijke toegang tot de woning en de afgifte van zijn spullen, alsook een voorschot op schadevergoeding. De verhuurder vorderde in reconventie ontruiming van de woning en betaling van huurachterstand. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 maart 2024 werd duidelijk dat de huurder al enige tijd geen toegang had tot zijn woning en geen vaste verblijfplaats had. De kantonrechter oordeelde dat de verhuurder ten onrechte de toegang tot de woning had ontzegd en dat er geen executoriale titel was voor ontruiming. De vordering van de huurder tot toegang tot de woning werd toegewezen, terwijl de vordering van de verhuurder in reconventie werd afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan de huurder, omdat de verhuurder grotendeels ongelijk kreeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.