ECLI:NL:RBROT:2024:8383

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
FT RK 23-220
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de schuldsaneringsregeling na omzetting van faillissement

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van een faillissement en de toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker, een ondernemer die een vervoersbedrijf exploiteerde, had op 9 mei 2023 faillissement aangevraagd. Tijdens de zitting op 14 augustus 2024 werd de curator telefonisch gehoord, aangezien hij niet fysiek aanwezig kon zijn. De verzoeker heeft verklaard dat hij door omstandigheden niet eerder een WSNP-verzoek heeft kunnen indienen, waaronder het verkeerd gestuurd worden door de bode naar een andere zaal. De rechtbank heeft vastgesteld dat het faillissement niet op eigen aangifte is uitgesproken en dat er geen verificatievergadering heeft plaatsgevonden. Hierdoor is de verzoeker ontvankelijk in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling.

De rechtbank heeft de positieve adviezen van de curator in overweging genomen, die aangaf dat de verzoeker na een moeilijke start alle medewerking heeft verleend. De verzoeker is aangemeld bij Focus, een organisatie die hem zal begeleiden naar betaald werk. De rechtbank oordeelt dat de verzoeker in staat moet worden geacht om de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling na te komen, ondanks dat hij een aanzienlijke schuld aan de belastingdienst heeft. De rechtbank heeft de termijn van de schuldsaneringsregeling vastgesteld op 36 maanden, gezien de aard van de belastingschulden. De rechtbank heeft het faillissement opgeheven, het salaris van de curator vastgesteld en de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling bepaald op 21 augustus 2024, met een einddatum op 21 augustus 2027.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
toepassing schuldsaneringsregeling na faillissement
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 21 augustus 2024
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster,
curator: mr. M.L. Dost.

1.De procedure

Verzoeker heeft een verzoekschrift ingediend tot opheffing van zijn op 9 mei 2023 uitgesproken faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Verzoeker, de heer [persoon A] van het Expertise Team Financiën van de gemeente Rotterdam zijn gehoord ter terechtzitting van 14 augustus 2024. De curator heeft voor de zitting laten weten dat hij de zitting niet fysiek kon bijwonen en is telefonisch gehoord. Verzoeker heeft het Informatieblad Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) ontvangen en voor instemming ondertekend.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Standpunten

Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij, door omstandigheden die niet aan hem zijn toe te rekenen, niet eerder een verzoekschrift zoals bedoeld in artikel 284 Faillissementswet (hierna: Fw) heeft kunnen indienen. Verzoeker is op de eerste zitting waarop het verzoek tot faillietverklaring zou worden behandeld, verschenen, echter toen was de aanvrager er niet. Ook de tweede keer is verzoeker verschenen, echter, hij is door de bode naar de verkeerde zaal gestuurd, waardoor hij de behandeling van het verzoekschrift tot faillietverklaring heeft gemist.
Verzoeker heeft verklaard dat hij een vervoersbedrijf heeft geëxploiteerd. Er is geen administratie. Verzoeker leverde gegevens aan bij de boekhouder in de veronderstelling dat er aangiftes zouden worden gedaan. Verzoeker heeft voorts meegedeeld dat hij heel veel heeft gewerkt, waardoor hij weinig tijd over had om zijn administratieve zaken te regelen. De boetes bij het CJIB zijn ontstaan door het personeel. Verzoeker heeft echter ter zitting meegedeeld dat er waarschijnlijk ook nog twee boetes zijn ontstaan door zijn eigen toedoen, nu hij tweemaal met alcohol achter het stuur is aangehouden. In november 2022 is het rijbewijs van verzoeker ingenomen.
Verzoeker is ingeschreven bij een uitzendbureau. Verzoeker heeft tijdens het faillissement niet gesolliciteerd omdat hij zijn feitelijke werkzaamheden als chauffeur door het kwijtraken van zijn rijbewijs niet meer kan uitvoeren. Hij heeft een rijontzegging van twee jaar. Verzoeker is zich er van bewust dat hij zich maximaal dient in te spannen voor zijn schuldeisers. Hij is door de uitkerende instantie, de gemeente Rotterdam, aangemeld bij Focus. Focus zal verzoeker begeleiden met het vinden van werk. De heer [persoon A] heeft ter zitting meegedeeld dat het voor de gemeente niet acceptabel is dat verzoeker geen tegenprestatie verricht voor zijn bijstandsuitkering, om welke reden Focus is ingezet. Het ligt in de bedoeling verzoeker zo snel mogelijk naar een betaalde baan te begeleiden.
In zijn advies van 27 mei 2024 adviseert de curator positief over het omzettingsverzoek. Kort na het uitspreken van het faillissement liep het contact met verzoeker goed. Daarna lukte het niet meer om met verzoeker in contact te komen. Naar het idee van de curator had verzoeker het moeilijk met de faillissementssituatie. De curator heeft verzoeker een strenge brief gestuurd, waarna het contact is hersteld. Verzoeker heeft zich vanaf dat moment aan de wettelijke verplichtingen gehouden, volledige informatie verschaft en alle vragen van de curator beantwoord. De curator vermoedt dat de schuldsaneringsregeling een positief effect zal hebben op de gemoedstoestand van verzoeker. Voor wat betreft de administratie heeft de curator meegedeeld dat er over het jaar 2021 wel enige administratie is aangeleverd (grootboekrekeningen, openstaande debiteuren en crediteuren). Over het jaar 2022 en 2023 is er geen administratie ingeleverd. De curator acht de kans aanzienlijk dat verzoeker zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling zal nakomen.

3.De beoordeling

Alvorens tot inhoudelijke behandeling van het verzoekschrift over te gaan, dient de vraag te worden beantwoord of verzoeker een beroep op artikel 15b, eerste lid Fw toekomt. De voorwaarde die de wet daarbij stelt is dat redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de gefailleerde wegens hem toe te rekenen omstandigheden binnen de termijn als bedoeld in artikel 3, eerste lid, Fw geen WSNP-verzoek heeft ingediend of dat het faillissement is uitgesproken op eigen aangifte van de schuldenaar. Daarnaast stelt de wet als voorwaarde dat geen verificatievergadering is gehouden, noch dat de rechter-commissaris een beschikking als bedoeld in artikel 137a, eerste lid, Fw heeft gegeven.
De rechtbank stelt vast dat het faillissement niet op eigen aangifte van verzoeker is uitgesproken. Voorts stelt de rechtbank vast dat geen verificatievergadering is gehouden, noch dat de rechter-commissaris een beschikking als bedoeld in artikel 137a, eerste lid, Fw heeft gegeven. Tot slot stelt de rechtbank vast dat verzoeker, voordat hij failliet werd verklaard, geen WSNP-verzoek heeft ingediend.
Gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting oordeelt de rechtbank dat in dit geval redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat verzoeker wegens hem toe te rekenen omstandigheden binnen de termijn als bedoeld in artikel 3, eerste lid, Fw, geen WSNP-verzoek heeft ingediend. Verzoeker heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij niet in staat was daadwerkelijk (tijdig) een WSNP-verzoek in te dienen, omdat hij door de bode naar een verkeerde zaal was gestuurd en hierdoor niet nogmaals door de rechtbank kon worden geïnformeerd omtrent de mogelijkheden van de WSNP.
De curator heeft vastgesteld dat een akkoord binnen het faillissement niet tot de mogelijkheden behoort.
Verzoeker is daarom ontvankelijk in zijn verzoek.
Toelating tot de WSNP
De curator adviseert positief ten aanzien van het omzettingsverzoek. Verzoeker heeft na een stroeve beginperiode gedurende het faillissement alle medewerking verleend. Verzoeker heeft niet gesolliciteerd, maar is door de uitkerende instantie aangemeld bij Focus. Focus zal verzoeker begeleiden bij het vinden van betaald werk. Voorts heeft verzoeker ter zitting verklaard dat hij zelfstandig in staat is de verplichtingen na te komen en heeft hiertoe het Informatieblad WSNP ondertekend. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verzoeker in staat moet worden geacht om de verplichtingen, voortvloeiend uit de schuldsaneringsregeling, voldoende na te kunnen komen.
Het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest. De goede trouw is een maatstaf waaraan een verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin verzoeker kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoeker voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren.
Verzoeker heeft een schuld aan de belastingdienst van circa € 178.954,68 aan de belastingdienst, ontstaan in de periode laatste kwartaal 2020 tot en met datum faillissement. Het is evident dat de schuld aan de belastingdienst niet te goeder trouw is ontstaan. Verzoeker heeft immers verklaard dat er geen administratie beschikbaar is en er geen belastingaangiften zijn gedaan. Ook de boetes die verzoeker heeft gekregen in verband met de aanhouding door de politie omdat hij met alcohol achter het stuur heeft gereden zijn niet te goeder trouw.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verzoeker zich niet maximaal heeft ingespannen ten behoeve van zijn schuldeisers. Hij heeft tijdens de faillissementsperiode immers niet gesolliciteerd naar een betaalde dienstbetrekking teneinde een inkomen te genereren boven bijstandsniveau, teneinde (mogelijk) een gedeelte van zijn inkomen boven het VTLB aan de boedel te voldoen.
De rechtbank stelt evenwel vast dat er sprake is van een wending ten goede. Verzoeker heeft zijn werkzaamheden als zelfstandig ondernemer gestaakt. Daarnaast is verzoeker door de uitkerende instantie aangemeld bij Focus, die verzoeker zal begeleiden naar betaald werk. Verzoeker heeft tevens hulp gezocht bij het Expertiseteam Financiën van de gemeente Rotterdam om administratief en financieel orde op zaken te stellen.
Duur WSNP
De rechtbank is – gelet op het bovenstaande – van oordeel dat verzoeker wel kan worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, maar met dien verstande dat de termijn van de schuldsaneringsregeling (met toepassing van art. 349 a lid 1 Fw) wordt bepaald op
36 maanden. Van verzoeker wordt, gelet op de aard van de belastingschulden een langduriger inspanning gevraagd om tot sanering van de schulden te komen.
De rechtbank zal het verzoek daarom toewijzen en het salaris van de curator en de verschotten vaststellen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- heft het faillissement van verzoeker op;
- stelt het salaris van de curator definitief vast op € 6.904,97 (exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting) en brengt dit bedrag ten laste van schuldenaar;
- stelt de verschotten vast op € 276,20 (exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting) en brengt dit bedrag ten laste van schuldenaar;
- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoekster] ,
geboren op [geboortedatum] -1983 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
[postcode] [woonplaats] ,
aldaar voorheen h.o.d.n. [bedrijf A] ;
- stelt de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast op 21 augustus 2024 en
de einddatum op 21 augustus 2027;
- benoemt in de schuldsaneringsregeling van schuldenares tot rechter-commissaris
mr. B.A. Cnossen;
- en stelt aan tot bewindvoerder mr. P.H.L. Adam,
postadres: Postbus 7441,
3284 ZG Zuid-Beijerland;
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/37e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan schuldenares gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2024.