ECLI:NL:RBROT:2024:831

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
C/10/669690 / FA RK 23-8781
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van voogdij over ongeboren vrucht in het kader van minderjarigheid

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 31 januari 2024, is de voogdij over een ongeboren baby besproken. De zaak betreft [naam01], een minderjarige die zwanger is en onder toezicht staat van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (WSS). De rechtbank heeft vastgesteld dat er een gezagsvacuüm zal ontstaan bij de geboorte van de baby, aangezien zowel [naam01] als de vader minderjarig zijn en derhalve niet in staat zijn om het ouderlijk gezag uit te oefenen. De raad voor de kinderbescherming heeft verzocht om de WSS als voogd aan te stellen, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de baby is dat de WSS, die al betrokken is bij de zorg voor [naam01], de voogdij op zich neemt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de WSS is gelast om de geboorteakte van de baby aan de rechtbank te sturen zodra deze geboren is. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer : C/10/669690 / FA RK 23-8781
Beschikking van 31 januari 2024 over de voogdij
in de zaak van:
de raad voor de kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, hierna: de raad,
gevestigd te Eindhoven.
In deze zaak zijn belanghebbenden:
[naam01],hierna: [naam01]
wonende te [woonplaats01]
en
[naam02],hierna: oma,
wonende te [woonplaats02].
Als informant is aangemerkt:
[naam03]
,hierna: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de raad, ingekomen op 30 november 2023;
  • de schriftelijke bereidverklaring van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering van 4 december 2023.
1.2.
De mondeling behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 3 januari 2024. Daarbij zijn verschenen:
  • de raad vertegenwoordigd door [naam04];
  • de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de WSS), vertegenwoordigd door [naam05] en [naam06];
  • de vader met zijn moeder.
Oma is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen. Zij heeft op 23 december 2023 schriftelijk laten weten dat zij niet in staat is aanwezig te zijn.
1.3.
[naam01] is gelet op haar leeftijd in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
2. De vaststaande feiten
2.1.
[naam01] is geboren op [geboortedatum01] 2008 te [geboorteplaats01]. Zij is zwanger en de uitgerekende datum is [datum01].
2.2.
De vader, geboren op [geboortedatum02] 2006, is de verwekker van de ongeboren vrucht.
2.3.
De ongeboren vrucht is niet erkend.
2.4.
Bij beschikking van deze rechtbank van 3 november 2023 is [naam01] onder toezicht gesteld van de WSS tot 3 november 2024. Daarbij is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor [naam01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten een opvang voor tienermoeders en jonge zwangere meiden bij Timon met ingang tot 3 november 2024.
2.5.
[naam01] verblijft bij de Stichting Timon te Rotterdam.
2.6.
De WSS, gevestigd te Amsterdam, heeft zich schriftelijk bereid verklaard de voogdij op zich te nemen.

3.De beoordeling

3.1.
Voogdij
3.1.1.
De raad verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, de WSS, na de geboorte van het nu nog ongeboren kind (hierna: de baby), te benoemen tot voogdes vanaf het moment dat hij geboren is. De raad baseert het verzoek op artikel 1:253q lid 2 jo lid 4 BW en artikel 1:246 BW.
3.1.2.
De rechtbank beoordeelt het verzoek van de raad niet aan de hand van de in 3.1.1. genoemde artikelen, omdat deze betrekking hebben op de situatie dat onbevoegdheid optreedt bij een ouder die al het gezag over een minderjarige uitoefent. Die situatie doet zich hier niet voor.
De rechtbank zal het verzoek beoordelen op grond van artikel 1:295 BW in verbinding met artikel 1:299 BW. Op grond van die artikelen benoemt de rechtbank een voogd over alle minderjarigen, die niet onder ouderlijk gezag staan en geen wettige voogd hebben.
De rechtbank benoemt de voogd op verzoek van bloed- of aanverwanten van de minderjarige, de raad voor de kinderbescherming, schuldeisers of andere belanghebbenden, of ambtshalve, behoudens de gevallen genoemd in artikel 1:282a BW waar het gaat om beëindiging van de gezamenlijke voogdij bij rechterlijke beslissing of van rechtswege.
3.1.3.
De rechtbank constateert dat er vanaf het moment van de geboorte van de baby sprake zal zijn van een gezagsvacuüm. De raad heeft bij de mondelinge behandeling zijn verzoek gehandhaafd.
3.1.4.
De baby is nog niet geboren, maar artikel 1:2 BW bepaalt onder meer dat een kind als geboren wordt aangemerkt, zo dikwijls zijn belang dit vordert. De rechtbank is van oordeel dat gezien de raadsrapportage en de mondelinge toelichting de situatie rondom de baby meebrengt dat er ten aanzien van het onderhavige verzoek wordt beslist. De baby wordt daarom, juridisch, als reeds geboren aangemerkt.
3.1.5.
Op grond van de inhoud van het verzoekschrift en de mondelinge toelichting moet van het volgende worden uitgegaan. [naam01] is zelf nog minderjarig en daarom op grond van artikel 1:246 BW niet bevoegd om het ouderlijk gezag over de baby uit te oefenen.
3.1.6.
De rechtbank acht het in het belang van de baby dat de WSS tot voogdes wordt benoemd en zal het verzoek van de raad toewijzen. [naam01] en de vader kunnen zelf het gezag niet uitoefenen omdat zij minderjarig zijn. Uit het raadsrapport volgt dat oma te kennen heeft gegeven dat er geen mensen in hun netwerk zijn die een goede optie zijn om de voogdij op zich te nemen. Oma denkt dat het goed is dat de voogdij aan de WSS wordt opgedragen omdat zij al betrokken zijn bij het gezin. De raad is van mening dat oma zelf ook geen optie is om tot voogd te worden benoemd. Zij is overbelast door de zorgen rondom [naam01] in combinatie met haar eigen lichamelijke problemen. Ook de moeder van de vader is wat de raad betreft geen optie omdat de relatie tussen [naam01] en de vader nog pril is en de baby zal opgroeien bij [naam01]. De rechtbank sluit zich aan bij deze raadsadviezen en concludeert dat er in het netwerk van de baby, in ieder geval op dit moment, geen geschikte voogd gevonden kan worden. De rechtbank oordeelt dat het, onder deze omstandigheden en gelet op de kwetsbare positie waarin [naam01] en de baby zich bevinden, in het belang van de baby is dat een onafhankelijke voogd benoemd wordt. De WSS is al betrokken bij [naam01] en is een logische partij om de voogdij over de baby aan op te dragen. De WSS heeft zich daartoe ook bereid verklaard. Zij zullen, zo blijkt uit het raadsrapport, de plaatsing van [naam01] bij Stichting Timon coördineren en kunnen waar nodig andere hulpverlening inzetten. De rechtbank heeft tijdens het gesprek met [naam01] begrepen dat zij daar in ieder geval tot haar 18de jaar kan blijven en ondersteund wordt op weg naar zelfstandigheid, ook als moeder. De vader heeft geen bezwaar gemaakt tegen benoeming van de WSS als voogd over de baby.
3.1.7.
Met [naam01] is besproken dat zij, na de geboorte van de baby, de geboorte akte aan de WSS zal geven. De WSS zal de geboorte akte vervolgens aan de rechtbank toesturen.
3.2.
Proceskosten
3.2.1.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
benoemt de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam tot voogdes over de ongeboren baby waarvan [naam01] op dit moment zwanger is, waarbij de voogdij zal ingaan op het moment van de geboorte;
4.2.
gelast de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering om de geboorteakte van de baby waarvan [naam01] op dit moment zwanger is zo spoedig mogelijk aan de rechtbank te sturen waarna de griffier zorg zal dragen dat aantekening wordt gemaakt van de onder 4.1. gegeven beslissing in het in artikel 1:244 BW genoemde openbare gezagsregister;
4.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.L. Raphael, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van A.D. Lavieren, griffier, op 31 januari 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.