Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- de beschikking van 11 april 2022;
- het bericht van het hof Den Haag van 19 juli 2022;
- het rapport van de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht van 10 mei 2023;
- het bericht van de man van 19 mei 2023;
- het bericht van de vrouw van 26 mei 2023;
- het bericht van de man met bijlagen van 21 december 2023;
- het bericht van de vrouw met bijlage van 22 december 2023.
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam03].
2.De beoordeling
Zoals aangegeven staat tussen partijen vast dat de man de verwekker is van de minderjarige. Ten aanzien van de aantoonbare interesse en betrokkenheid overweegt de rechtbank als volgt. Uit het verslag van de bijzondere curator blijkt dat de vrouw heeft aangegeven dat de man bij de geboorte aanwezig was. In de periode daarna heeft zij niet veel steun ervaren. De relatie is geëindigd in 2011, nog voor de eerste verjaardag van de minderjarige. De man heeft bij de bijzondere curator verklaard dat hij, tot het in 2012 tussen partijen misging, bij de dagelijkse zorg betrokken was. Tot ongeveer 2015 zag de man de minderjarige nog af en toe. De vrouw erkent dat de man in de beginjaren een rol speelde maar wel een geringe. In september 2014 heeft de man meerdere malen bij de basisschool van de minderjarige gestaan, aldus de vrouw. Bij brief van juli 2021 heeft de man (opnieuw) zijn wens tot contact met de minderjarige kenbaar gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat uit bovengenoemde omstandigheden moet worden afgeleid dat sprake is van family life tussen de man en de minderjarige en verklaart de man dan ook ontvankelijk in zijn verzoek tot omgang.