In deze zaak heeft verzoekster, die in faillissement verkeert, een verzoek ingediend tot opheffing van haar faillissement en gelijktijdig de toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank Rotterdam heeft op 21 augustus 2024 uitspraak gedaan. De curator heeft negatief geadviseerd over het verzoek, omdat verzoekster haar inlichtingenplicht niet naar behoren nakomt. Er ontbreken belangrijke financiële documenten, zoals salarisspecificaties en bankafschriften, en verzoekster heeft geen informatie verstrekt over haar vorderingen bij het UWV en de belastingdienst. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster sinds 1 juli 2021 in dienst is van haar eigen B.V., maar dat de salarisbetalingen onregelmatig zijn en niet overeenkomen met de salarisspecificaties. De curator heeft ook aangegeven dat verzoekster niet te goeder trouw is geweest bij het ontstaan van haar schulden, waaronder een aanzienlijke schuld aan de belastingdienst en een vordering van het UWV in het kader van de NOW-regeling.
De rechtbank heeft beoordeeld of verzoekster voldoet aan de voorwaarden voor toelating tot de schuldsaneringsregeling. Het is vastgesteld dat verzoekster niet tijdig een verzoek tot toelating heeft ingediend, maar dat dit niet aan haar kan worden toegerekend. Echter, de rechtbank oordeelt dat verzoekster onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij te goeder trouw is geweest bij het ontstaan van haar schulden. Bovendien is er gegronde vrees dat zij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren zal nakomen. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot opheffing van het faillissement en de toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.