ECLI:NL:RBROT:2024:8268

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
C/10/668350 / HA ZA 23-967
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident inzake arbitrage en forumkeuze in geschil tussen terminal operator en buitenlandse rechtspersoon

Op 22 augustus 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondeling vonnis uitgesproken in een bevoegdheidsincident tussen Matrans Rotterdam Terminal B.V. en China United Lines Ltd. Matrans, eiseres in de hoofdzaak, vorderde betaling van een schadevergoeding van € 238.851,86 van CUL, die volgens Matrans toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van een duurovereenkomst. CUL, gedaagde in de hoofdzaak, stelde dat de rechtbank zich onbevoegd moest verklaren, omdat partijen op basis van de VRTO-voorwaarden arbitrage waren overeengekomen. De rechtbank moest beoordelen of de uitzondering van lid 3 van artikel 8 van de VRTO-voorwaarden van toepassing was, die stelt dat voor de inning van geldvorderingen afstand van arbitrage kan worden gedaan.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat partijen het erover eens waren dat de VRTO-voorwaarden van toepassing zijn. De rechter concludeerde dat het geschil niet eenvoudig was en dat de deskundigheid van arbiters nodig was voor de beoordeling van de vordering van Matrans. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd en wees de vordering van CUL tot onbevoegdverklaring toe. Matrans werd veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 8.018,00. De uitspraak is mondeling gedaan en de schriftelijke uitwerking is op 2 september 2024 afgegeven.

Uitspraak

proces-verbaal en vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/668350 / HA ZA 23-967
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak op grond van artikel 29a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, gedaan ter zitting op 22 augustus 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MATRANS ROTTERDAM TERMINAL B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M. van Tuijl te Rotterdam,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
CHINA UNITED LINES LTD,
gevestigd te Shanghai, China,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. M. Verhagen te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Matrans en CUL genoemd worden.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ingevolge de oproepingsbrief van deze rechtbank van 4 juni 2024.
Tegenwoordig zijn mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan, rechter, en mr. J.F. de Heer, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen
  • mr. Z. Poortvliet te Rotterdam, advocaat van Matrans
  • mr. M. Louws te Rotterdam, advocaat van Matrans
  • mr. M. Verhagen, voornoemd.
De heer [persoon A] ,
[functie]voor CUL, neemt deel aan de zitting via een
Teams-verbinding.
De rechter gaat over tot de mondelinge behandeling.

1.De processtukken

De rechter stelt in overleg met de raadslieden vast dat de navolgende stukken deel uitmaken van het procesdossier:
  • de dagvaarding, met producties;
  • correspondentie over de betekening van de dagvaarding;
  • de incidentele conclusie houdende de exceptie van onbevoegdheid tevens conclusie van antwoord;
  • de conclusie van antwoord in het incident houdende de exceptie van onbevoegdheid;
  • de brieven van de rechtbank van 4 juni 2024 waarmee partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het bevoegdheidsincident;
  • de op verzoek van de behandelend rechter door CUL nagezonden Algemene voorwaarden van de Vereniging van Rotterdamse Terminal Operators (VRTO).

2.De vordering en het verweer

De rechter vat in haar introductie de vordering van Matrans en het verweer van CUL als volgt voor partijen samen.
Matrans vordert in de hoofdzaak dat de rechtbank CUL bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad veroordeelt tot betaling aan Matrans van € 238.851,86 met wettelijke rente daarover vanaf de dag van de dagvaarding, plus € 2.969,26 aan buitengerechtelijke kosten en proceskosten met rente en nakosten.
Het gaat hier om schadevergoeding die Matrans vordert op de grond dat CUL toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van een tussen partijen in 2021 gesloten duurovereenkomst door die zonder opzegtermijn en zonder vergoeding voor gedane investeringen op te zeggen.
Matrans is van mening dat zij via de VRTO-voorwaarden, de Algemene Voorwaarden van Rotterdamse Terminal Operators, UNUM-arbitrage is overeengekomen maar ook dat zij voor de inning van geldvorderingen daar afstand van mag doen en dat daarom in deze zaak de rechtbank Rotterdam exclusief bevoegd op grond van artikel 8 lid 3 van de VRTO-voorwaarden.
CUL vordert in het incident dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart en Matrans in de proceskosten veroordeelt bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad. CUL stelt dat partijen op grond van artikel 8 van de VRTO-voorwaarden arbitrage zijn overeengekomen en dat het uitzonderingsgeval van lid 3 van artikel 8 hier niet opgaat, zodat de rechtbank niet bevoegd is.
Matrans concludeert tot afwijzing van de vordering tot onbevoegdverklaring, met veroordeling van CUL in de kosten van het incident bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
De rechter zegt dat partijen het er dus over eens lijken dat de VRTO voorwaarden gelden en dat het geschil valt binnen de reikwijdte van artikel 8 lid 2 van de VRTO-voorwaarden, zodat in beginsel arbiters bevoegd zijn, en dat het geschil erom gaat of de uitzondering van lid 3 zich voordoet. Partijen bevestigen dit.

3.De ter zitting gegeven toelichtingen

Het standpunt van Matrans
Mr. Verhagen legt spreekaantekeningen over en voert het woord aan de hand van deze spreekaantekeningen. Deze spreekaantekeningen maken deel uit van het procesdossier.
In aanvulling op de spreekaantekeningen van mr. Verhagen wordt namens Matrans, voor zover van belang, het volgende verklaard:
Artikel 8 lid 2 zou een dode letter worden als je voor elk geschil waarin een geldvordering een rol speelt je kunt beroepen op lid 3 van artikel 8.
Als je geen geschil hebt over het bestaan van de vordering, moet je de vordering alleen nog maar “innen” en alleen daarvoor is lid 3 van artikel 8 bedoeld. Het woord “inning” in lid 3 impliceert dus dat over het bestaan van de vordering geen verschil van mening bestaat. Er staat in deze voorwaarden niet dat de vordering onbetwist moet zijn zoals als ik mij goed herinner in de Fenex-condities staat, maar de bedoeling is natuurlijk niet dat een complex geschil over het al dan niet bestaan van de vordering bij arbiters wordt weggetrokken.
Het standpunt van CUL
Namens CUL worden geen spreekaantekeningen overgelegd. De advocaten van CUL, eerst mr. Poortvliet, overlegging van spreekaantekeningen.
Namens CUL wordt, voor zover van belang, het volgende verklaard:
Het klopt dat CUL de partij is die als gebruiker van deze branchevoorwaarden moet worden beschouwd, op haar verzoek is op deze basis gecontracteerd. Er is inderdaad niet over de inhoud ervan onderhandeld.
Wij zien “inning” van geldvordering als iets breders. Er is geen sprake van een dode letter. Als je een geschil hebt over de uitvoering van de overeenkomst, bijvoorbeeld dat de stuwadoor een fout heeft gemaakt, dan kom je wél uit bij lid 2 van artikel 8, maar daar gaat het in deze zaak niet om. Wij innen in deze zaak een geldvordering, namelijk een vordering tot betaling van schadevergoeding. Inning is het opeisen van een geldvordering.
Als u ons voorhoudt dat in het verleden over de voorganger van de VRTO, de Rotterdamse Stuwadoorscondities, is geoordeeld dat arbiters om hun deskundigheid zijn ingeschakeld zodat alleen eenvoudige geschillen onder de uitzondering moeten vallen, dan zeg ik dat ik niet inzie waarom in dit geschil arbiters bijzondere deskundigheid zouden moeten toepassen die uw rechtbank niet heeft.

4.Het verdere verloop van de zitting

De rechter deelt partijen mee dat deze zaak zich naar haar oordeel leent voor het uitspreken van een mondeling vonnis. Partijen maken daar geen bezwaar tegen.
De rechter schorst de zitting ongeveer tien minuten om zich te beraden.
De rechter deelt na hervatting mee dat mondeling vonnis zal worden gewezen en dat dit in het proces-verbaal zal worden vastgelegd.
Vervolgens wijst de rechter mondeling vonnis onder toelichting van de gronden van de beslissing, zoals hierna weergegeven.

5.De gronden van de beslissing

5.1.
De incidentele vordering van CUL zal worden toegewezen.
5.2.
Partijen zijn het erover eens dat de VRTO-voorwaarden van toepassing zijn.
5.3.
Artikel 8 van de VRTO-voorwaarden in de 2009-versie, die in deze zaak van belang is, luidt als volgt:
“Artikel 8 - Toepasselijk recht en geschillenbeslechting
(…)
8.2
Alle geschillen onder of in verband met genoemde rechtsbetrekkingen worden onderworpen aan arbitrage te Rotterdam overeenkomstig het TAMARA Arbitrage Reglement. (…)
8.3
De Terminal Operator is gerechtigd om voor de inning van geldvorderingen afstand te doen van arbitrage, in welk geval de bevoegde rechter te Rotterdam bij uitsluiting bevoegd zal zijn.
5.4.
Partijen verschillen van mening of Matrans zich voor de bevoegdheid van deze rechtbank terecht beroept op artikel 8 lid 3 van de VRTO-voorwaarden. Dat geschil betreft de uitleg van de zinsnede “
inning van geldvorderingen” in die bepaling.
5.5.
De VRTO-voorwaarden zijn een voorbeeld van algemene voorwaarden die gehanteerd plegen te worden in een branche. Een objectieve uitleg ligt dus voor de hand. Gebleken is dat partijen over de tekst van de VRTO-voorwaarden niet hebben onderhandeld. Voor de uitleg van de VRTO-voorwaarden is de rechtbank dus aangewezen op de bewoordingen van die algemene voorwaarden. Dat er van de VRTO-voorwaarden een toelichting bestaat is niet gesteld of gebleken.
5.6.
Een algemeen uitgangspunt bij de beoordeling van een overeengekomen arbitraal beding - of forumkeuzebeding - is dat partijen bewust de keuze hebben gemaakt dat eventuele geschillen door arbiters - of het gekozen gerecht - zullen worden beoordeeld. Beoordeling door het gekozen gremium is dus de bedoeling, de hoofdregel. Daarop wijzen ook de bewoordingen van het in lid 2 van artikel 8 van de VRTO-voorwaarden opgenomen arbitraal beding.
Een uitzondering daarop is, ook als die wordt voorzien, normaal gesproken voor hoogstens een kleine of specifieke categorie geschillen omdat anders doel en strekking van de hoofdregel wordt doorkruist. Zo is in de min of meer vergelijkbare Fenex-condities bijvoorbeeld een uitzondering geschapen voor onbetwiste geldvorderingen.
5.7.
In de ter zitting besproken uitspraak in kort geding van de President van deze rechtbank (03 november 1987, ECLI:NL:RBROT:1987:AJ2214) is over de voorloper van de VRTO geoordeeld:
“Op grond van art. 13, vierde lid Stuwadoors Condities is de stuwadoor gerechtigd in bepaalde gevallen, met name voor het innen van geldvorderingen, afstand te doen van het bij dit art. 13 bepaalde; in zodanig geval zullen de te Rotterdam gevestigde burgerrechtelijke instanties bevoegd zijn.
De hier voor vermelde uitzondering van art. 13, vierde lid, ziet slechts op geschillen welke van dien aard zijn dat de, het instituut van arbitrage kenmerkende, specifieke deskundigheid van arbiters voor de beslechting van die geschillen niet vereist is, zoals in eenvoudige gevallen van de incasso van geldvorderingen.
Niet gesteld kan worden dat het geschil tussen pp. als zijnde van zodanige aard kan worden gekwalificeerd, nu het immers de aansprakelijkheid voor schade als gevolg van bepaalde stuwadoorswerkzaamheden betreft.”
Ook die uitspraak duidt erop dat de uitzondering van lid 3 is bedoeld voor de beslechting van eenvoudige geschillen waarvoor de deskundigheid van arbiters niet nodig is.
5.8.
Het hier voorliggende geschil tussen partijen betreft geen eenvoudig te beslissen kwestie. Het geschil gaat namelijk onder meer over de kwalificatie van de door partijen gesloten overeenkomst en de eventuele verplichting van CUL om schade te betalen wegens de al dan niet onregelmatige opzegging door haar van die overeenkomst, mede gelet op een zeer aanzienlijke investering. Weliswaar vordert Matrans in deze zaak schadevergoeding en is dus sprake van een geldvordering, maar dat neemt dus niet weg dat het onlogisch is om die complexe vordering weg te houden van de in artikel 8 lid 2 VRTO-voorwaarden aangewezen arbiters. Steun daarvoor biedt ook de woordkeus “inning van geldvorderingen” in dat forumkeuzebeding. Die bewoordingen impliceren inderdaad dat de uitzondering vooral is bedoeld voor geldvorderingen die kunnen worden toegewezen zonder veel of zeer uitgebreid debat.
5.9.
De rechtbank is dus onbevoegd kennis te nemen van de vordering van Matrans. Zij zal de vordering van CUL tot onbevoegdverklaring toewijzen.
5.10.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Matrans in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van CUL worden tot aan deze uitspraak (zonder toekenning van punten voor de conclusie van antwoord in de hoofdzaak die tegelijk met het incident is ingediend) begroot op:
griffierecht € 6.617,00
salaris advocaat € 1.228,00 (2 punten in liquidatietarief II)
nasalaris € 173,00 +
Totaal € 8.018,00.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
verklaart zich onbevoegd;
6.2.
veroordeelt Matrans in de proceskosten ten bedrage van € 8.018,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Matrans niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Matrans € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
6.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

7.Het slot van de zitting

Na het uitspreken van het mondeling vonnis sluit de rechter de comparitie.
Waarvan proces-verbaal.
N.B. Het vonnis is mondeling uitgesproken op 22 augustus 2024.
De schriftelijke uitwerking in dit proces-verbaal wordt afgegeven op
2 september 2024.
De dag waarop de mondelinge uitspraak wordt gedaan geldt als dag van uitspraak en is bepalend voor de aanvang van de rechtsmiddelentermijn.