ECLI:NL:RBROT:2024:8250

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
C/10/676171 / HA RK 24-276
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verwijdering van persoonsgegevens in het kader van de AVG en WMO met betrekking tot de belangen van een minderjarige

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 21 augustus 2024, wordt het verzoek van [verzoekster] om verwijdering van haar persoonsgegevens uit dossiers van Veilig Thuis afgewezen. [verzoekster] is de moeder van [naam dochter], geboren in 2018, en heeft sinds 2020 een conflict met de vader van [naam dochter]. Veilig Thuis heeft een dossier aangemaakt naar aanleiding van meldingen van [verzoekster], de vader en de politie, waarbij zorgen over de veiligheid van [naam dochter] zijn geuit. [verzoekster] verzoekt om verwijdering van haar gegevens, stellende dat deze in strijd met de AVG worden verwerkt. Veilig Thuis stelt echter dat de gegevens noodzakelijk zijn voor de bescherming van [naam dochter] en haar vader, en dat er een vermoeden van kindermishandeling bestaat. De rechtbank oordeelt dat het belang van [naam dochter] bij het bewaren van de gegevens zwaarder weegt dan het belang van [verzoekster] bij verwijdering. De rechtbank concludeert dat [verzoekster] niet ontvankelijk is in haar verzoek om de gegevens van [naam dochter] te verwijderen, omdat zij niet als wettelijk vertegenwoordiger optreedt. Het verzoek tot verwijdering van haar eigen persoonsgegevens wordt inhoudelijk beoordeeld, maar ook hier oordeelt de rechtbank dat Veilig Thuis de gegevens mag blijven verwerken. De rechtbank wijst het verzoek af en compenseert de proceskosten, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/676171 / HA RK 24-276
Beschikking van 21 augustus 2024
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te Rotterdam,
verzoekster,
gemachtigde mr. P.H.N. Keuning te Zoetermeer
en
de stichting
VEILIG THUIS ROTTERDAM RIJNMOND,
gevestigd te Rotterdam,
belanghebbende,
gemachtigde mr. M.B. Volp te Rotterdam,
Partijen worden hierna [verzoekster] en Veilig Thuis genoemd.

1.De zaak in het kort

1.1.
Naar aanleiding van meldingen van [verzoekster] , de vader van haar dochter [naam dochter] en de politie heeft Veilig Thuis een dossier van het gezin gemaakt. [verzoekster] verzoekt verwijdering van het dossier, althans van haar gegevens daarin, omdat Veilig Thuis de persoonsgegevens in strijd met de AVG zou verwerken. Veilig Thuis vindt dat de gegevens bewaard moeten blijven, omdat dat in het belang is van [naam dochter] en haar vader. De rechtbank is het met Veilig Thuis eens en wijst het verzoek af.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] is moeder van dochter [naam dochter] (2018). [verzoekster] en de vader van [naam dochter] zijn sinds 2020 uit elkaar. Sinds 2022 is er een omgangsregeling voor [naam dochter] afgesproken.
2.2.
Op 18 oktober 2022 heeft [verzoekster] een melding gedaan bij Veilig Thuis, omdat zij zich zorgen maakte over de veiligheid van [naam dochter] wanneer zij bij haar vader verbleef. Naar aanleiding van deze melding heeft Veilig Thuis één dossier voor het hele gezin aangemaakt. In totaal zijn er drie dossiers aangelegd over [naam dochter] en haar ouders.
2.3.
In de periode tussen oktober 2022 en september 2023 zijn er verschillende meldingen gemaakt bij Veilig Thuis door [verzoekster] , de vader van [naam dochter] en ook door de politie. Er zijn veel contactmoment geweest tussen Veilig Thuis en [verzoekster] en Veilig Thuis en de vader van [naam dochter] . Ook heeft Veilig Thuis in deze periode contact gehad met onder andere de scholen van [naam dochter] , het Centrum voor Jeugd en Gezondheid en het wijkteam.
2.4.
Op 12 december 2023 heeft Veilig Thuis een melding bij het Jeugdbeschermingsplein gedaan naar aanleiding waarvan op 23 januari 2024 werd besloten dat de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek moest gaan uitvoeren.
2.5.
Op 13 december 2023 heeft [verzoekster] Veilig Thuis verzocht om één van de dossiers volledig te verwijderen. Veilig Thuis heeft op 12 februari 2024 besloten dit verzoek af te wijzen en de gegevens uit het dossier niet te verwijderen.
2.6.
Op 5 juni 2024 heeft de rechtbank een ondertoezichtstelling afgegeven voor [naam dochter] voor de duur van 6 maanden.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoekster] verzoekt de rechtbank (samengevat) primair om Veilig Thuis te bevelen om alle persoonsgegevens uit twee dossiers te verwijderen, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag met een maximum van € 100.000,00. Subsidiair verzoekt [verzoekster] dat Veilig Thuis wordt bevolen om specifiek haar persoonsgegevens uit de twee dossiers te verwijderen, op straffe van dezelfde dwangsom.
3.2.
[verzoekster] legt aan haar verzoek het volgende ten grondslag. Op grond van artikel 17 AVG juncto artikel 5.3.5. Wmo dient Veilig Thuis alle persoonsgegevens te verwijderen. Veilig Thuis heeft aangegeven dat zij de gegevens uit de dossiers niet wil verwijderen, omdat er een vermoeden bestaat dat [naam dochter] het slachtoffer is van kindermishandeling als gevolg van een strijd tussen haar ouders. Volgens [verzoekster] is er al ruim een jaar geen sprake meer van een strijd tussen haar en de vader van [naam dochter] . Daarnaast is van huiselijk geweld geen sprake. Volgens [verzoekster] gebruikt Veilig Thuis onjuiste informatie uit eerdere onderzoeken om huidige meldingen aan te vullen. Daarnaast heeft Veilig Thuis geen belang om de persoonsgegevens te bewaren.
3.3.
Veilig Thuis concludeert dat de verzoeken van [verzoekster] moeten worden afgewezen. Het verwijderen van alle gegevens kan [verzoekster] niet verzoeken, omdat Veilig Thuis werkt met gezinsdossiers en ook de gegevens van de vader van [naam dochter] en [naam dochter] in het dossier zijn opgenomen. Daarnaast valt de situatie van [verzoekster] volgens Veilig Thuis onder een uitzondering in de AVG op de plicht om gegevens te verwijderen, namelijk dat het redelijkerwijs aannemelijk is dat bewaring van de gegevens van aanmerkelijk belang is voor een ander dan de verzoeker van de verwijdering van de gegevens. In deze situatie is het bewaren van de gegevens van belang voor [naam dochter] en haar vader. [naam dochter] moet de mogelijkheid hebben om op latere leeftijd haar dossier in te zien. Het is verder van belang dat de gegevens bewaard worden voor de beoordeling van eventuele toekomstige meldingen. Bovendien heeft Veilig Thuis van de Raad voor de Kinderbescherming begrepen dat er nieuwe zorgsignalen zijn.

4.De beoordeling

Niet ontvankelijk in het verzoek tot verwijderen van de gegevens van [naam dochter] en de vader van [naam dochter]

4.1.
Volgens Veilig Thuis moet een verzoek tot wissen van persoonsgegevens van [naam dochter] op grond van artikel 1:253i BW door beide wettelijke vertegenwoordigers worden gedaan. [verzoekster] stelt daarentegen dat uit artikel 5.3.5 lid 4 Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) volgt dat het verzoek tot wissen van persoonsgegevens ook door één wettelijk vertegenwoordiger gedaan kan worden. [verzoekster] heeft ter zitting verklaard dat zij geen toestemming heeft van de vader van [naam dochter] . Hij weet wel van deze procedure af, maar heeft zich er niet over uitgelaten.
4.2.
De eerste vraag die beantwoord moet worden is of [verzoekster] het verzoek ook als wettelijk vertegenwoordiger van [naam dochter] heeft ingediend. De rechtbank vindt van niet.
[verzoekster] heeft in haar verzoekschrift niet aangegeven dat zij ook als wettelijk vertegenwoordiger optreedt. Zij heeft dit standpunt pas ingenomen tijdens de zitting. Formeel is [verzoekster] te laat en dan ook niet-ontvankelijk in haar verzoek om als wettelijk vertegenwoordiger van [naam dochter] te vragen om de gegevens van [naam dochter] te verwijderen.
4.3.
Om ontvankelijk zijn als wettelijk vertegenwoordiger van [naam dochter] is daarnaast van belang dat moet komen vast te staan dat de vader van [naam dochter] geen bezwaar heeft tegen het verzoek dat [verzoekster] namens [naam dochter] zou doen. Zowel [verzoekster] als de vader van [naam dochter] zijn belast met het ouderlijk gezag over [naam dochter] . Op grond van artikel 1:253i BW zijn beide ouders die het gezamenlijk gezag uitoefenen afzonderlijk van elkaar bevoegd om hun minderjarige kind in een gerechtelijke procedure te vertegenwoordigen, mits de andere ouder daar geen bezwaar tegen heeft. [verzoekster] heeft tijdens de zitting wel gezegd dat de vader van [naam dochter] geen bezwaar zou hebben, maar dat vindt de rechtbank te kort door de bocht. De belangen van de vader van [naam dochter] zouden daarmee buiten spel kunnen worden gezet. Hij is immers geen procespartij en heeft niet op deze stelling van [verzoekster] kunnen reageren. Zou [verzoekster] vanaf haar verzoekschrift duidelijk hebben gemaakt dat zij ook optrad als wettelijk vertegenwoordiger van [naam dochter] , dan zou de vader van [naam dochter] als belanghebbende bij de procedure betrokken zijn. De rechtbank weegt om die reden de formaliteit zwaar mee.
4.4.
Het standpunt van [verzoekster] dat uit artikel 5.3.5. lid 4 Wmo volgt dat het verzoek ook namens één wettelijk vertegenwoordiger kan worden gedaan volgt de rechtbank niet. De tekst van artikel 5.3.5. lid 4 Wmo gaat uit van “een wettelijk vertegenwoordiger”. Uit de memorie van toelichting (TK 33 841, nr. 3) volgt echter dat hiermee geen verruiming ten opzichte van de vereisten van artikel 1:253i BW is beoogd.
4.5.
[verzoekster] kan ook niet namens de vader van [naam dochter] verwijdering van (o.a. zijn) persoonsgegevens verzoeken. [verzoekster] heeft ter zitting aangegeven dat zij geen toestemming heeft van de vader van [naam dochter] om namens hem op te treden. Dat zij door hem gevolmachtigd is om (mede) namens hem een verzoek in te dienen tot verwijdering van (onder andere) zijn persoonsgegevens, is niet gebleken. Daarom kan [verzoekster] geen verwijdering van de gegevens van de vader van [naam dochter] verzoeken, maar slechts van haar eigen gegevens.
[verzoekster] is ontvankelijk in haar verzoek tot verwijderen van haar persoonsgegevens
4.6.
[verzoekster] is ontvankelijk in haar verzoek waar het verzoek ziet op het verwijderen van haar eigen persoonsgegevens, omdat het verzoekschrift op 25 maart 2024, en dus binnen zes weken na de afwijzing van Veilig Thuis van 12 februari 2024, is ingediend. Het verzoek wordt daarom inhoudelijk beoordeeld.
Veilig Thuis mag de persoonsgegevens verwerken
4.7.
Veilig Thuis is bevoegd om de persoonsgegevens van [verzoekster] te verwerken. Op grond van artikel 5.1.6 Wmo is Veilig Thuis bevoegd om persoonsgegevens, waaronder gegevens over gezondheid en huiselijk geweld of kindermishandeling, te verwerken van personen die betrokken zijn bij huiselijk geweld of kindermishandeling, indien uit een melding redelijkerwijs een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling kan worden afgeleid en de verwerking noodzakelijk is voor de uitoefening van de taken van Veilig Thuis. De taken van Veilig Thuis staan beschreven in artikel 4.1.1 lid 2 Wmo en bestaan onder andere uit het fungeren als meldpunt voor gevallen of vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling en het onderzoeken of hier daadwerkelijk sprake van is als hier een melding van wordt gedaan.
4.8.
De definitie van ‘kindermishandeling’ is volgens artikel 1.1.1 lid 1 Wmo en artikel 1.1 Jeugdwet:
“Elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel”
4.9.
Veilig Thuis moet de gegevens die zij krachtens de Wmo onder zich heeft gedurende twintig jaar bewaren, of zoveel langer als redelijkerwijs nodig is om haar taken uit te voeren.
4.10.
Daarbij is op grond van artikel 4.1.1 lid 1 Wmo voldoende dat sprake is van een
vermoedenvan huiselijk geweld of kindermishandeling. In dit geval acht de rechtbank voldoende aangetoond dat sprake is (geweest) van een vermoeden van kindermishandeling, gezien de vele meldingen die [verzoekster] , de vader van [naam dochter] en de politie bij Veilig Thuis hebben gedaan. Uit deze meldingen blijkt dat er sprake is van een strijd tussen de ouders. Het vermoeden van Veilig Thuis dat [naam dochter] door deze positie psychische schade heeft ondervonden of nog steeds ondervindt is voldoende grondslag voor Veilig Thuis om uit te gaan van een vermoeden van kindermishandeling. In dat kader wijst de rechtbank naar de inhoud van de melding van [verzoekster] bij Veilig Thuis van 18 oktober 2022 (in dossier 143955, pagina 4-8 bij productie 1 van het verweerschrift). Daarmee voldoet Veilig Thuis aan de eisen uit de Wmo voor het verwerken van de persoonsgegevens van [verzoekster] , [naam dochter] en de vader van [naam dochter] .
Veilig Thuis hoeft de gegevens van [verzoekster] niet te verwijderen
4.11.
Op grond van artikel 17 AVG heeft een betrokkene het recht om een verwerkingsverantwoordelijke te verzoeken om diens persoonsgegevens te verwijderen. Het wettelijk kader hiervan voor Veilig Thuis is geregeld in de Wmo. Het verzoek van [verzoekster] moet daarom aan de hand van de Wmo worden beoordeeld. Uit artikel 5.3.5 lid 2 Wmo volgt dat een verwerkingsverantwoordelijke, zoals Veilig Thuis, persoonsgegevens op verzoek van een betrokkene vernietigt, tenzij redelijkerwijs aannemelijk is dat de bewaring van de gegevens van aanmerkelijk belang is voor een ander dan de verzoeker, of als de wet zich tegen vernietiging verzet. De vraag is dus of daar in het geval van [verzoekster] sprake van is.
4.12.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Veilig Thuis voldoende aangetoond dat het bewaren van de persoonsgegevens uit het gezinsdossier van aanmerkelijk belang is voor een ander dan [verzoekster] , namelijk voor [naam dochter] en haar vader. Er zijn sinds oktober 2022 vele meldingen gedaan van zorgen over de veiligheid van [naam dochter] , zowel door [verzoekster] zelf als door de vader van [naam dochter] en de politie. Van deze meldingen heeft Veilig Thuis uitgebreide verslagen overgelegd. Uit deze verslagen blijkt dat er in ieder geval van oktober 2022 tot en met december 2023 sprake was van een strijd tussen de ouders waar [naam dochter] slachtoffer van is geweest. Op zitting is gebleken dat er op 5 juni 2024 een ondertoezichtstelling is afgegeven voor [naam dochter] voor de duur van zes maanden. Veilig Thuis heeft bovendien gesteld dat er nieuwe zorgsignalen zijn ontvangen van de Raad voor de Kinderbescherming. Dit heeft [verzoekster] niet weersproken.
4.13.
Het verweer van [verzoekster] dat de dossiers verwijderd kunnen worden, omdat de huidige situatie tussen haar en de vader van [naam dochter] is verbeterd verwerpt de rechtbank. Twee maanden geleden is [naam dochter] onder toezicht is gesteld en [verzoekster] heeft op de zitting zelf aangegeven dat het parallel ouderschap met de vader van [naam dochter] nog steeds niet naar behoren loopt. Volgens [verzoekster] ligt dat aan de vader, omdat hij niet meewerkt. Al zou het juist zijn wat [verzoekster] stelt over de vader van [naam dochter] die niet wil meewerken aan goedlopend parallel ouderschap, dan nog maakt dat niet dat de situatie van [naam dochter] tussen twee strijdende ouders inmiddels tot het verleden behoort. Sterker nog, het bevestigt dat de ouders van [naam dochter] nog steeds niet samen op één lijn zitten. Bovendien is het niet alleen van belang of er op dit moment geen sprake is van een goede samenwerking tussen beide ouders. Gelet op de ernst van de problemen in het zeer recente verleden is het belangrijk om voor de toekomst nog inzage te hebben in de meldingen die er zijn gedaan en de contacten die er zijn geweest met Veilig Thuis.
4.14.
Veilig Thuis heeft ook gesteld dat het van belang is om de gegevens te bewaren om een eventuele toekomstige melding te kunnen beoordelen. Bij de beoordeling van een melding is de geschiedenis van eerdere meldingen van belang, net als het kunnen vaststellen van een herhalend gedragspatroon. [verzoekster] betwist dat bewaring van de gegevens nodig is om een eventuele nieuwe melding te kunnen beoordelen, maar onderbouwd dit niet. De rechtbank is het niet met [verzoekster] eens. Een eventuele toekomstige melding bij Veilig Thuis kan een reden zijn voor het doen van onderzoek naar de veiligheid van [naam dochter] of voor het bieden van professionele hulp. Zonder het volledige dossier is het voor Veilig Thuis en de betrokken instanties, zoals het Jeugdbeschermingsplein en de Raad voor de Kinderbescherming, moeilijker om de juiste acties te bepalen. Zoals Veilig Thuis heeft aangegeven, is het kunnen vaststellen van een herhaaldelijk gedragspatroon hierbij van belang. Hierbij speelt het ook een rol dat sinds de eerste melding bij Veilig Thuis over de veiligheid van [naam dochter] slechts twee jaar is verstreken.
4.15.
[verzoekster] heeft ook aangevoerd dat de enige relevante melding die is gedaan uit 2020 is en dat zij geen vernietiging vraagt van het dossier waar deze (door haar gedane) melding bij hoort. De overige meldingen zijn van de vader van [naam dochter] en die zijn allemaal ten onrechte gedaan. [verzoekster] heeft ter onderbouwing van haar stelling dat meldingen niet kloppen verwezen naar een rectificatiemail van de school van [naam dochter] . Ook heeft zij gesteld dat de politie twee meldingen heeft gerectificeerd. De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
4.16.
Als het al zo zou zijn dat de meldingen van de vader van [naam dochter] ten onrechte zijn gedaan en onwaarheden bevatten, maakt dat niet dat het dossier verwijderd moeten worden. Zoals Veilig Thuis zelf aangaf tijdens de zitting, is het haar taak om alle meldingen in het dossier op te nemen. Als de meldingen volgens een betrokkene zoals [verzoekster] onwaarheden bevatten, dan zal Veilig Thuis de zienswijze opnemen in het dossier. Uit de door Veilig Thuis overgelegde dossiers blijkt ook dat dit zo door Veilig Thuis is gedaan. Wat betreft de rectificatiemail van school heeft Veilig Thuis ter zitting toegezegd de mail te onderzoeken. [verzoekster] heeft haar stelling dat de politie twee meldingen heeft gerectificeerd, niet onderbouwd. Veilig Thuis stelt dat zij niets heeft ontvangen van de politie, terwijl dat wel gebruikelijk is. Gelet hierop kan deze stelling geen gewicht in de schaal leggen. Als [verzoekster] het niet eens is met de manier waarop Veilig Thuis haar rectificatieverzoeken uiteindelijk in de dossiers heeft verwerkt, dan kan zij daarvoor een aparte procedure opstarten.
Subsidiaire verzoek wordt afgewezen
4.17.
Op de zitting heeft [verzoekster] haar subsidiaire verzoek nader toegelicht. Zij beoogt met dit verzoek haar persoonsgegevens te laten vervangen door ‘X’, zodat haar gegevens niet meer in de twee dossiers zijn opgenomen.
4.18.
De rechtbank wijst het subsidiaire verzoek van [verzoekster] af. Veilig Thuis heeft, onbetwist door [verzoekster] , gesteld dat het dossier nog steeds naar haar te herleiden is wanneer haar naam wordt vervangen door ‘X’. Hierop heeft [verzoekster] ter zitting aangegeven dat haar belang een puur emotioneel belang is. Naar oordeel van de rechtbank weegt dit belang niet zwaar genoeg om Veilig Thuis te verplichten om maatregelen te nemen die veel tijd en energie kosten, maar niet het gewenste resultaat opleveren.
Ten overvloede
4.19.
Stel nu dat [verzoekster] (met instemming van de vader van [naam dochter] ) zou verzoeken om de gegevens van [naam dochter] te verwijderen, dan geldt dat die afweging op dit moment ook zou leiden tot een afwijzing van dat verzoek. Gelet op het arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 13 januari 2022 (ECLI:NL:GHSHR:2022:80) dient de rechtbank namelijk ook in dat geval het aanmerkelijk belang van [naam dochter] bij het bewaard blijven van de gegevens mee te wegen. Zoals in rechtsoverweging 4.12 tot en met 4.17 aangegeven weegt het belang van [naam dochter] om deze gegevens te bewaren op dit moment zwaarder dan het belang van [naam dochter] bij vernietiging van deze gegevens.
Proceskosten
4.20.
Geen van partijen heeft een proceskostenveroordeling gevorderd. Daarom compenseert de rechtbank de proceskosten, in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek af,
5.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Wijsman-van Veen en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2024.
3727/2990