ECLI:NL:RBROT:2024:8239

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
11198357 VV EXPL 24-343
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming huurwoning na afloop tijdelijke huurovereenkomst met belangenafweging voor minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 augustus 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen STICHTING HEF WONEN en een gedaagde, die zonder recht of titel in de huurwoning verblijft. De tijdelijke huurovereenkomst tussen Hef Wonen en de gedaagde liep van 9 mei 2023 tot 9 mei 2024. Hef Wonen heeft de gedaagde tijdig geïnformeerd over het aflopen van het huurcontract en heeft ontruiming gevorderd, omdat de gedaagde, samen met haar twee minderjarige kinderen, nog steeds in de woning verblijft. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen ruimte is voor een belangenafweging die de gedaagde in de woning zou kunnen laten blijven, aangezien zij geen recht meer heeft om daar te wonen. De rechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op één maand na de uitspraak, om de gedaagde de gelegenheid te geven vervangende woonruimte te vinden, mede in het licht van artikel 3 lid 1 IVRK, dat de belangen van minderjarige kinderen beschermt. De proceskosten zijn toegewezen aan Hef Wonen, die in het gelijk is gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11198357 VV EXPL 24-343
datum uitspraak: 29 augustus 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
STICHTING HEF WONEN,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. K.A.M. Jaspers,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. C.C.J.L. Huurman-Ip Vai Ching.
Partijen worden hierna Hef Wonen en [gedaagde] genoemd.

1.Waar gaat de zaak over?

1.1.
Hef Wonen heeft de woning aan het adres [adres] ( [postcode] ) in Rotterdam voor bepaalde tijd aan [gedaagde] verhuurd en meer specifiek voor de periode van 9 mei 2023 tot 9 mei 2024. Hef Wonen heeft [gedaagde] in brieven van 2 april 2024 en 9 april 2024 laten weten dat het huurcontract voor de woning op 9 mei 2024 afloopt en dat Hef Wonen er geen huurcontract voor onbepaalde tijd van wil maken. [gedaagde] woont op dit moment nog in de woning, samen met haar twee minderjarige kinderen. Verder veroorzaakt [gedaagde] , volgens Hef Wonen, voortdurend, geluidsoverlast aan omwonenden en verwaarloost [gedaagde] de voor- en achtertuin van de woning. Vanwege dit alles vordert Hef Wonen in deze zaak kort gezegd dat [gedaagde] de woning binnen drie dagen na betekening van dit vonnis moet ontruimen. [gedaagde] is het daar niet mee eens, omdat een veroordeling om de woning te moeten ontruimen betekent dat zij met haar minderjarige kinderen op straat komt te staan. Een belangenafweging moet daarom – mede op grond van artikel 3 IVRK – in haar voordeel uitvallen. Als [gedaagde] toch wordt veroordeeld om de woning te ontruimen, verzoekt [gedaagde] om haar een langere ontruimingstermijn te gunnen. De kantonrechter veroordeelt [gedaagde] om de woning binnen één maand na vandaag te ontruimen. Dit wordt hierna uitgelegd.

2.De procedure

2.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 13 juli 2024, met bijlagen 1 tot en met 18;
  • de e-mail van 13 augustus 2024 van Hef Wonen, met bijlagen 19 tot en met 21;
  • de e-mail van 14 augustus 2024 van [gedaagde] , met bijlagen 1 en 2;
  • de mondelinge behandeling op 15 augustus 2024.

3.De beoordeling

[gedaagde] moet de woning ontruimen
3.1.
De kantonrechter veroordeelt [gedaagde] om de woning te ontruimen. Het is tussen partijen namelijk niet in geschil dat [gedaagde] op dit moment zonder recht of titel in de woning woont. De tijdelijke huurovereenkomst tussen partijen liep tot 9 mei 2024 en Hef Wonen heeft het einde van die huurovereenkomst op tijd aangezegd tegen [gedaagde] (artikel 7:271 lid 2 BW). In zo’n situatie is er geen ruimte om op grond van een belangenafweging, al dan niet mede op grond van artikel 3 lid 1 IVRK, te oordelen dat [gedaagde] in de woning mag blijven wonen. Een belangenafweging kan er namelijk niet toe leiden dat [gedaagde] , die op dit moment geen recht meer heeft om in de woning te wonen, een nieuw recht krijgt om in de woning te wonen. Het is dan ook voldoende aannemelijk dat de rechter in een bodemprocedure [gedaagde] ook tot ontruiming van de woning veroordeelt. Hef Wonen heeft er, mede in het licht van de door (de kinderen van) [gedaagde] veroorzaakte en in deze zaak aannemelijk geworden geluidsoverlast, voldoende spoedeisend belang bij dat [gedaagde] de woning vooruitlopend op het oordeel van de rechter in een bodemprocedure alvast ontruimt.
De ontruimingstermijn wordt gesteld op één maand na vandaag
3.2.
De kantonrechter stelt de ontruimingstermijn vast op één maand na vandaag. Het belang van Hef Wonen om de woning op een (zeer korte) termijn van drie dagen na betekening van dit vonnis al te kunnen ontruimen, weegt namelijk minder zwaar dan het belang van [gedaagde] (en, in het kader van artikel 3 lid 1 IVRK, haar kinderen) om de gelegenheid te hebben om vervangende woonruimte te vinden. Omdat [gedaagde] begin april 2024 al wist dat haar tijdelijke huurovereenkomst op 9 mei 2024 zou eindigen, is de kantonrechter van oordeel dat met een ontruimingstermijn van één maand na vandaag voldoende tijd aan [gedaagde] is en wordt gegund om – met de hulp van haar begeleiding/hulpverlening – vervangende woonruimte voor haarzelf en haar kinderen te vinden.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.3.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Hef Wonen op € 136,72 aan dagvaardingskosten, € 130,00 aan griffierecht, € 543,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 944,72. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen op de wijze zoals hierna vermeld.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
3.4.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Hef Wonen dat vordert en [gedaagde] daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen één maand na vandaag de woning aan het adres [adres] ( [postcode] ) in Rotterdam te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en de woning met alle sleutels ter beschikking van Hef Wonen te stellen;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Hef Wonen worden begroot op € 944,72 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken.
38671