5.1.2.Beoordeling
Voor de beoordeling wordt uitgegaan van de volgende feiten en omstandigheden, welke de rechtbank op grond van de stukken en het onderzoek ter terechtzitting aannemelijk acht.
Aanleiding
Op 29 augustus 2023 zijn het slachtoffer en zijn vriendin [naam] onder invloed van alcohol en cocaïne al ruziënd voor de voordeur van de verdachte aan de [adres] beland. De verdachte hoorde deze ruzie en heeft een vuurwapen wat op zijn bank lag gepakt, in zijn broekzak gestopt en heeft vervolgens zijn voordeur geopend. Nadat hij kort contact had gemaakt met beiden, heeft de verdachte de voordeur weer dichtgedaan. Even later hoorde de verdachte opnieuw ruzie en hij heeft toen voor een tweede keer zijn voordeur geopend, nog steeds met het vuurwapen in zijn broekzak. De verdachte heeft op enig moment het vuurwapen éénmaal afgevuurd, waardoor het slachtoffer dodelijk is geraakt in zijn borst.
Ter plaatse aan de [adres] te Hoogvliet
Uit de processen-verbaal van de politie blijkt dat de verbalisanten op 29 augustus 2023 omstreeks 03:10 uur ter plaatse komen. Voor de woning aan de [adres] zien zij een man op zijn rug op de grond liggen met een schotwond in zijn borst. De voordeur van de woning aan de [adres] is op dat moment gesloten. Naast de linkerknie van het slachtoffer zien verbalisanten een rugtas liggen en direct rechts naast deze rugtas ligt een patroon op de grond. De verbalisanten hebben (na)bij het slachtoffer of in de gevonden rugtas geen (steek)wapens aangetroffen. De verbalisanten hebben even later vastgesteld dat niemand in de woning aan de [adres] aanwezig was.
Handelingen van de verdachte na het schietincident
De verdachte heeft verklaard dat hij, nadat hij het schot had gelost en had gezien dat hij de man had geraakt, zijn voordeur heeft dichtgedaan, zich heeft omgekleed en vervolgens over het lichaam van het slachtoffer heen naar buiten is gestapt. De verdachte heeft het appartementencomplex niet via de normale toegangsdeuren verlaten, maar is via de eerste verdieping via een plat dak naar beneden gesprongen. De verdachte is hierdoor buiten het zicht van de in het appartementencomplex aanwezige camera’s gebleven. De verdachte heeft vervolgens nog een plastictas met onder andere munitie uit zijn kelderbox gepakt en heeft deze weggegooid in een container nabij het appartementencomplex. Het vuurwapen heeft de verdachte meegenomen en heeft hij, zo heeft de verdachte verklaard, teruggegeven aan de eigenaar. Twee vrienden, getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , hebben de verdachte vervolgens met de auto opgehaald. Op diezelfde dag, 29 augustus 2023, omstreeks 13:45 uur is de verdachte aangehouden in een auto in het bijzijn van enkele vrienden.
Schotrestenonderzoek
Het NFI heeft aan de hand van de aangetroffen schotresten op de kleding van het slachtoffer geconcludeerd dat de resultaten van het schotrestenonderzoek veel waarschijnlijker zijn wanneer de schootsafstand tussen de 25 en 100 cm is geweest, dan wanneer deze kleiner is geweest dan 25 cm of groter dan 100 cm. Verder is forensisch onderzoek gedaan naar de schotrestdeeltjes op verschillende delen in en net buiten de woning van de verdachte. Op de jas en de tas in de hal van de woning van de verdachte en links en rechts op de muren aan de buitenzijde nabij de voordeur zijn de meeste schotresten aangetroffen. Volgens het NFI zijn de bevindingen van dit onderzoek even waarschijnlijk wanneer de schutter ten tijde van het schot zich in zijn woning tegen de woonkamerdeur bevond als wanneer de schutter zich ten tijde van het schot bij de voordeur en het wapen zich buiten de woning bevond.
Toxicologisch onderzoek
In het lichaam van het slachtoffer zijn verschillende stoffen aangetroffen, namelijk: ethanol (alcohol), cocaïne, omzettingsproducten en een antipsychotica. De effecten op het lichaam zijn afhankelijk van de mate van gewenning aan alcohol en stimulantia, aldus de deskundige.
Noodweerexces/Putatief noodweerexces?
De rechtbank stelt bij de vraag of de door de verdachte beschreven noodweersituatie aannemelijk is geworden voorop dat een verklaring in zijn algemeenheid aan geloofwaardigheid wint als deze vroeg in het opsporingsonderzoek wordt afgelegd. Daarnaast is van belang dat deze verklaring bevestiging vindt in overige stukken uit het dossier, zoals latere getuigenverklaringen van objectieve derden en/of in technische onderzoeksresultaten.
De verdachte heeft aanvankelijk een ontkennende verklaring afgelegd en heeft op
28 september 2023, dus bijna een maand na het schietincident, verklaard dat hij uit noodweer zou hebben gehandeld. Hij heeft toen het navolgende verklaard.
Nadat hij voor de tweede keer de voordeur had geopend, hing het slachtoffer dreigend boven [naam] . Op enig moment is het slachtoffer agressief richting hem geworden, heeft het slachtoffer hem bedreigd en geprobeerd te slaan. Om het slachtoffer af te schrikken heeft de verdachte het vuurwapen uit zijn broekzak gehaald, aan het slachtoffer getoond en voor zijn benen doorgeladen. Het slachtoffer was hiervan niet onder de indruk en bleef zich agressief gedragen. Toen de verdachte zijn voordeur dicht wilde doen, heeft het slachtoffer zijn voet tussen de deur gezet waardoor deze opensloeg. Vervolgens is het slachtoffer naar de verdachte toe gesprongen. De verdachte heeft verklaard dat hij op dat moment vanuit zijn heup met zijn ogen dicht een schot heeft gelost met het vuurwapen.
[naam] heeft verklaard dat de verdachte, nadat hij voor de tweede keer zijn voordeur had geopend, het slachtoffer meteen heeft neergeschoten. Het slachtoffer heeft volgens haar niks gedaan om de verdachte te “triggeren” om te schieten. Uit het dossier blijkt dat [naam] ten tijde van het schietincident onder invloed was van alcohol en cocaïne en dat zij zich – ook later – niet precies kan herinneren wat er is gebeurd. De rechtbank concludeert dat de verklaring van [naam] in elk geval niet kan bijdragen aan het aannemelijk maken van het door de verdachte geschetste noodweerscenario.
Op 7 september 2023 heeft getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) bij de politie een verklaring afgelegd. Hij heeft toen verklaard niets te weten over de schietpartij. Vervolgens hebben de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) meermaals contact met de verdachte. Zo blijkt uit tapgesprekken dat op 8 september 2023 onder andere het volgende wordt gezegd: “(…) gewoon alles van hun kant, van mijn kant hoef je niks te zeggen (…) dus eh, ja, we gaan ook voor eh, voor eh nood (…) en geen geen lompe dingen gaan zeggen, gewoon”. Op 2 oktober 2023 bezoeken [getuige 1] en [getuige 2] de verdachte in de Penitentiaire Inrichting in Dordrecht. Uit de OVC-gesprekken blijkt dat de drie mannen opnieuw praten over de zaak en over de verklaringen die zij zullen gaan afleggen. Er wordt onder andere meerdere keren gezegd dat “je” en “wij” dat ook moeten zeggen. Zo zegt één van de drie mannen: “Ik wou die deur dichtdoen, hij zet zijn voet ertussen, de deur gaat heel (onverstaanbaar) dat is het.”, waarop een ander zegt: “Dat moeten wij ook zeggen.” en “Je hebt haar meerdere keren gewoon echt gewaarschuwd.” waarop een ander weer zegt: “(…) Dat moet je er ook gewoon bij vertellen he”. Nadat de verdachte de hiervoor aangehaalde verklaring op 28 september 2023 heeft afgelegd, verklaren de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] op 22 oktober 2023 respectievelijk 28 maart 2024 dat zij het schietincident en de aanleiding daartoe hebben gehoord via de headsets van de Playstation waarop zij op dat moment met de verdachte in contact stonden. Deze verklaringen bevestigen (grotendeels) de verklaring van de verdachte. Gelet op voornoemde contacten tussen de getuigen en de verdachte kan de rechtbank niet langer vaststellen in hoeverre de verklaringen van deze getuigen berusten op hun eigen waarnemingen en herinneringen en in hoeverre deze (deels) berusten op invullingen door de achteraf gevoerde gesprekken met de verdachte. De verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] kunnen gelet op het voorgaande niet overtuigend bijdragen aan het aannemelijk maken van het door de verdachte geschetste noodweerscenario.
Ook de objectieve gegevens, zoals de plek waar het lichaam van het slachtoffer en de huls zijn aangetroffen, steunen de verdachte niet in zijn verklaring. Op grond van al het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een situatie waarin de verdachte zichzelf of [naam] diende te verdedigen tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het slachtoffer. Daarmee is geen sprake van een noodweersituatie. Omdat de verdachte niet heeft gehandeld uit noodweer kan zich ook niet de situatie voordoen dat verdachte te ver is gegaan in die verdediging. Het beroep op noodweerexces kan dus niet slagen. Het beroep op putatief noodweerexces kan evenmin slagen, omdat ook op basis van het voorstaande niet aannemelijk is geworden dat verdachte daadwerkelijk, maar achteraf ten onrechte, in de veronderstelling heeft verkeerd dat sprake was van een dreigend gevaar van een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding. Voor zover de raadsvrouw heeft betoogd dat de verdediging van de verdachte ook zag op de ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding tegen [naam] , volgt de rechtbank haar niet. De verdachte heeft immers uitdrukkelijk ter zitting verklaard dat hij tijdens de ruzie tussen het slachtoffer en [naam] niet bang was. Zijn angst ontstond naar eigen zeggen toen het slachtoffer zich naar hem toe richtte en in de opening/gang van zijn woning stond.