Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling bij Forensisch FACT Fivoor, begeleid wonen, een drugsverbod en een contactverbod met alle aangevers.
4.Vrijspraak
5.Waardering van het bewijs
Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde
6.Strafbaarheid feiten
een gewoonte maken van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige levering zich van de betaling van die goederen te verzekeren;
bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat, meermalen gepleegd
7.Strafbaarheid verdachte
8.Motivering straf
9.Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Bijlagen
12.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden;
1 (één) maandniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaren;
algemene voorwaardedat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
bijzondere voorwaarden:
benadeelde partij [slachtoffer 2], te betalen een bedrag van
€ 77,95 (zegge: zevenenzeventig euro en vijfennegentig eurocent)aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
€ 77,95 (zegge: zevenenzeventig euro en vijfennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 77,95 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
1 (één) dag;de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
benadeelde partij [slachtoffer 4] ,te betalen een bedrag van
€ 420,- (zegge: vierhonderdtwintig euro) aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
€ 420,- (zegge: vierhonderdtwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 420,- niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
8 (acht) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
slachtoffer [slachtoffer 3]te betalen
€ 87,95 (zegge: zevenentachtig euro en vijfennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 87,95 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
1 (één) dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.