ECLI:NL:RBROT:2024:8231

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
10.096050.24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van online handelsfraude en bedreiging met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 augustus 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan online handelsfraude en bedreiging. De verdachte, geboren in 1998, was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 10 december 2023 tot en met 12 maart 2024 een gewoonte heeft gemaakt van het verkopen van goederen via Facebook, zonder deze daadwerkelijk te leveren. Dit leidde tot financiële schade voor meerdere slachtoffers, die door de verdachte werden opgelicht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van slachtoffers. De bedreigingen waren gericht aan de slachtoffers en betroffen ernstige uitspraken die de slachtoffers in grote angst hebben gebracht. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld voor deze bedreigingen, die als strafbaar zijn aangemerkt. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering en psycholoog. De verdachte heeft psychische stoornissen, wat invloed heeft gehad op zijn gedrag. De rechtbank heeft besloten dat de verdachte onder toezicht van de reclassering moet blijven en dat hij behandeld moet worden voor zijn psychische problemen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.096050.24
Datum uitspraak: 29 augustus 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting [naam PI] ,
raadsman mr. E.J. Eijsberg, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 augustus 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.H. Balk heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling bij Forensisch FACT Fivoor, begeleid wonen, een drugsverbod en een contactverbod met alle aangevers.

4.Vrijspraak

Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

5.Waardering van het bewijs

Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde

Standpunt van de verdediging
Voor bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde online handelsfraude moet sprake zijn geweest van het maken van een beroep of gewoonte van het frauduleus handelen. Daarvan is in de zaak tegen de verdachte geen sprake. De verdachte heeft in een relatief korte periode voor een relatief gering bedrag en ten koste van slechts vier personen handelsfraude gepleegd. Dit kan niet worden gekwalificeerd als ‘het maken van een beroep of gewoonte van’, zodat vrijspraak dient te volgen van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting en de onderliggende dossierstukken overweegt de rechtbank als volgt.
Wat betreft de frauduleuze handelingen die de verdachte pleegde ten koste van de aangeefster [slachtoffer 1] geldt dat deze plaatsvonden buiten de ten laste gelegde periode. Immers, uit de aangifte van [slachtoffer 1] blijkt dat zij in de periode van 29 november tot en met
4 december 2023 geldbedragen aan de verdachte overmaakte voor door de verdachte aan haar te leveren goederen. De ten laste gelegde periode betreft echter 10 december 2023 tot en met 12 maart 2024. Reeds hierom zal de verdachte van het plegen van online handelsfraude jegens [slachtoffer 1] worden vrijgesproken.
Dit is anders wat betreft de fraude jegens de aangevers [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] .
Ter terechtzitting heeft de verdachte bekend dat hij deze aangevers online heeft opgelicht door hen voor bij hem bestelde goederen te laten betalen; goederen die hij bij voorbaat niet van plan was aan hen te leveren. Onder de naam [valse naam] bood de verdachte via Facebook verschillende goederen te koop aan. De drie hiervoor genoemde aangevers werden door de verdachte in de periode van 19 februari tot en met 12 maart 2024, kort opeenvolgend, online opgelicht.
Online handelsfraude kenmerkt zich door het meermalen verrichten van strafwaardig, gelijksoortig gedrag. Bewezenverklaring van online handelsfraude, zoals onder 1 subsidiair ten laste gelegd en strafbaar gesteld in artikel 326e van het Wetboek van Strafrecht, vereist dat sprake is van ofwel het maken van een beroep dan wel het maken van een gewoonte van het te koop aanbieden van een goed of het aanbieden van een dienst.
Voor het bestanddeel ‘gewoonte’ is vereist het meermalen verrichten van gelijksoortige feiten, aldus de Memorie van Toelichting omtrent dit bestanddeel. Onder gewoonte pleegt te worden verstaan een pluraliteit van feiten die niet slechts toevallig op elkaar volgen, maar onderling in zeker verband staan en wel (objectief) wat de aard van de feiten betreft, en (subjectief) wat de psychische gerichtheid van de dader aangaat: de neiging om telkens weer zo’n feit te begaan. Dit kan aan de orde zijn als bij verschillende gelegenheden goederen of diensten worden aangeboden op een website. Dit kan ook aan de orde zijn als bij verschillende gelegenheden gebruik wordt gemaakt van een website om goederen of diensten aan te bieden. Niet uitgesloten is dat in het geval van een enkele website, met behulp waarvan gedurende korte tijd een groot aantal afzonderlijke transacties tot verkoop wordt aangegaan, sprake is van het meermalen verrichten van soortgelijke feiten, te weten het aanbieden van goederen of diensten zonder de intentie tot leveren. [1]
Gelet op het hiervoor overwogene is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich ten aanzien van de aangevers [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 subsidiair ten laste gelegde door, niet zozeer als beroep maar wel in de zin van ‘het maken van een gewoonte’, in korte tijd een reeks aan goederen online te verkopen zonder deze te leveren.
Het verweer wordt verworpen.
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen, behalve het navolgende, zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde zij opgemerkt dat deze bedreiging, hoewel het dit een bedreiging jegens de dochter van de aangever [slachtoffer 2] betrof, gericht was aan de aangever [slachtoffer 2] en de omstandigheid dat niet de aangever maar zijn dochter het beoogde slachtoffer was, aan bewezenverklaring van het tenlastegelegde geenszins in de weg staat. Niet vereist is dat het misdrijf waarmee wordt gedreigd, gericht is tegen de bedreigde persoon zelf. [2]
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezenverklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1 subsidiair.
hij in de periode van 10 december 2023 tot en met 12 maart 2024 te
Valkenburg, gemeente Katwijk en Rotterdam en Odijk, althans in Nederland
een gewoonte heeft gemaakt van het door middel van een
geautomatiseerd werk verkopen van goederen,
met het oogmerk om zonder volledige levering zich van de betaling
van die goederen te verzekeren door
in de periode van 10 december 2023 tot en met 12 maart 2024 te
Valkenburg, gemeente Katwijk en Odijk en Rotterdam, althans in Nederland op een Facebookaccount
een advertentie voor meerdere goederen voor een geldbedrag te plaatsen, waarna door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] die goederen werden afgenomen.
2.
hij in de periode van 10 december tot en met 31 december 2023 te
Tollebeek, gemeente Noordoostpolder, [slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Tis niet zo moeilijk om aan
een wapen te komen kapitein [naam 1] . Kanker [naam 2] . Je gaat zien. Ik ga je salon, alles
wat je hebt overhoop halen. Ik ga je hele kanker leven tot de grond gelijk maken
en ik wil niet beginnen met dreigementen etc hoef alleen maar in me vingers te
knippen en je auto gaat de lucht in" en daarbij een foto van een wapen heeft
getoond;
3.
hij op 12 maart 2024 te Valkenburg, gemeente Katwijk,
[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht ,
door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik heb je adres en ik
weet op welke school ze zit, je ziet me als oplichtertje maar je hebt geen idee wat
voor connecties ik heb, wacht maar als je dochtertje ineens eindigt in een kofferbak
dan moet je niet bij mij aankloppen.".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. subsidiair.

een gewoonte maken van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige levering zich van de betaling van die goederen te verzekeren;

2.

bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat, meermalen gepleegd

en
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
3.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewoonte maken van online handelsfraude door via Facebook goederen te koop aan te bieden, die hij – na ontvangst van de betaling door de slachtoffers – niet leverde. De verdachte heeft kennelijk enkel met het oog op persoonlijk gewin gehandeld en heeft door zijn handelen misbruik gemaakt van het door de slachtoffers in hem gestelde vertrouwen. Door de handelswijze van verdachte zijn meerdere personen financieel benadeeld. Daarnaast wordt door dit soort feiten ook het algemene vertrouwen dat het publiek in online handel heeft, aangetast.
De verdachte heeft zich bovendien schuldig gemaakt aan het, ook weer online, op grove en intimiderende wijze bedreigen van klanten die contact met hem opnamen nadat zij zich realiseerden dat zij de door hun bestelde goederen niet geleverd kregen. Hij ging daar ook langere tijd mee door en gebruikte bij zijn bedreiging veel persoonlijke gegevens van zijn slachtoffers. Het is goed voorstelbaar dat zij dit als zeer bedreigend moeten hebben ervaren.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 juli 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor onder meer een soortgelijk strafbaar feit.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 1 juli 2024. Dit rapport houdt, voor zover hier van belang en kort weergeven, het volgende in.
Bij een veroordeling wordt geadviseerd een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. De reclassering adviseert, voor zover hier van belang, de volgende bijzondere voorwaarden:
• meldplicht bij reclassering;
• ambulante behandeling;
• begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
• drugs- en alcoholverbod;
• contactverbod.
Psycholoog [persoon A] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 augustus 2024. Dit rapport houdt, voor zover hier van belang en kort weergegeven, het volgende in.
De verdachte is lijdende aan psychische stoornissen in de vorm van een posttraumatische
stressstoornis, een aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis, overwegend onoplettend
beeld (ADD) en een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en
narcistisch-afhankelijke trekken. Ook ten tijde van het plegen van de (thans bewezenverklaarde) feiten was de verdachte lijdende aan voornoemde psychische stoornissen. Deze stoornissen beïnvloedden verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het plegen van deze feiten in aanzienlijke mate. Verdachtes meervoudige pathologie heeft substantieel doorgewerkt in het thans bewezenverklaarde en geadviseerd wordt hem deze feiten in verminderde mate toe te rekenen.
Met betrekking tot de kans op recidive heeft verdachtes meervoudige pathologie een structureel karakter en zal dit hem ook in de toekomst ernstig belemmeren in zijn vermogen om zijn leven zelfstandig te structureren en qua wonen, werk en financiën te stabiliseren. Dat betekent dat, indien de verdachte zonder enige vorm van begeleiding en/of behandeling terugkeert in de samenleving, hij niet beschikt over woonruimte en betaald werk, noch over een (financieel) steunend sociaal netwerk. Met die stand van zaken is de kans dat hij op zeer korte termijn in financiële problemen zal komen net zo groot als de kans dat hij die financiële problemen zal proberen op te lossen door antisociale keuzes te maken die vergelijkbaar zijn met het thans bewezenverklaarde, zowel waar het gaat om het oplichten van mensen als om het bedreigen van mensen die verhaal komen halen.
Op basis van voorgaande overwegingen wordt geconcludeerd dat, indien de verdachte zonder enige vorm van begeleiding en/of behandeling terugkeert in de maatschappij, de kans op vergelijkbare delicten als thans ten laste gelegd reeds op de korte termijn hoog is.
Om de kans op recidive te verkleinen, is het van belang dat de verdachte begeleid en behandeld wordt. Het zwaartepunt van de behandeling dient te liggen bij (medicamenteuze) behandeling van de PTSS en ADD, waarna er ook ruimte ontstaat voor behandeling van de
persoonlijkheidspathologie, in de verwachting dat, wanneer verdachtes angstgevoeligheid
verminderd is en de trauma-gerelateerde symptomen verbleekt zijn, ook de
verslavingsgevoeligheid bewerkt kan worden. Daarnaast behoeft het belang van praktische
begeleiding en coaching op het vlak van wonen, werk, dagbesteding en financiën geen
betoog. Een dergelijke behandeling kan plaatsvinden bij Fivoor AC Rotterdam. De woonbegeleiding zou gerealiseerd kunnen worden door middel van plaatsing in een Forensische RIBW. Deze begeleiding en behandeling wordt geadviseerd in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf, in combinatie met toezicht van de reclassering. Een dergelijke begeleiding en behandeling in dit juridisch kader biedt voldoende mogelijkheden om hem effectief te behandelen en voldoende waarborgen voor de maatschappelijke veiligheid.
In aanvulling op het reclasseringsrapport van 1 juli 2024 en in reactie op het hiervoor besproken rapport van de psycholoog heeft de reclassering per e-mail van 14 augustus 2024 medegedeeld dat de huidige stand van zaken rondom de verdachte niet opnieuw wordt onderzocht, maar dat op basis van de overwegingen en conclusies van de psycholoog
reclasseringstoezicht met de eerder genoemde bijzondere voorwaarden mogelijk is.
Nu de conclusies van de psycholoog gedragen worden door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de thans bewezenverklaarde feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee de ten laste gelegde feiten haar in verminderde mate toegerekend worden.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu zowel de psycholoog voornoemd als de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

9.Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen

Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer 2] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van in totaal € 1.037,95 aan materiële schade, bestaande uit € 960,- voor vier door hem als zzp’er niet gewerkte dagen en € 77,95 in verband met de online handelsfraude.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van het gevorderde bedrag in verband met de online handelsfraude en tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in het overig gevorderde.
Oordeel van de rechtbank
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding – voor zover dit het bedrag betreft dat ziet op de online handelsfraude – de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering ten aanzien van het bedrag van € 77,95 worden toegewezen.
De benadeelde partij zal in de het overig gevorderde niet-ontvankelijk worden verklaard, nu dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 21 februari 2024.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer 4] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van in totaal € 445,- aan materiële schade, bestaande uit € 420,- in verband met de online handelsfraude en € 25,- aan telefoonkosten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van het gevorderde bedrag in verband met de online handelsfraude en tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in het overig gevorderde.
Oordeel van de rechtbank
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding – voor zover dit het bedrag betreft dat ziet op de online handelsfraude – de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt zal de vordering ten aanzien van het bedrag van € 420,- worden toegewezen.
De benadeelde partij zal in de het overig gevorderde niet-ontvankelijk worden verklaard, nu dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 22 januari 2024.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Slachtoffer [slachtoffer 3]
Ook aan het slachtoffer [slachtoffer 3] is door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Gelet op het onderzoek ter terechtzitting en de onderliggende dossierstukken betreft dit een bedrag van € 87,95.
De rechtbank zal aan de verdachte, zoals ook gevorderd door de officier van justitie, ambtshalve de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen ten bedrage van € 87,95, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 28 februari 2024.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 285 en 326e van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
1 (één) maandniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als
algemene voorwaardedat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
stelt als
bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met de slachtoffers [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] na heden en gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
2. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
3. de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd onthouden van het gebruik van verdovende middelen, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek;
4. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Forensisch FACT Fivoor voor zijn problematiek, zolang de reclassering dit noodzakelijk vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
5. de veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra dit kan en het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang geeft voor de behandeling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de
benadeelde partij [slachtoffer 2], te betalen een bedrag van
€ 77,95 (zegge: zevenenzeventig euro en vijfennegentig eurocent)aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 2] te betalen
€ 77,95 (zegge: zevenenzeventig euro en vijfennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 77,95 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
1 (één) dag;de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de
benadeelde partij [slachtoffer 4] ,te betalen een bedrag van
€ 420,- (zegge: vierhonderdtwintig euro) aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer 4] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 4] te betalen
€ 420,- (zegge: vierhonderdtwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 420,- niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
8 (acht) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van het
slachtoffer [slachtoffer 3]te betalen
€ 87,95 (zegge: zevenentachtig euro en vijfennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 87,95 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
1 (één) dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Groen, voorzitter en mrs. J.C. Tijink en
D. van Putten, rechters, in tegenwoordigheid van R. Meulendijk, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 29 augustus 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 10 december 2023 tot en met 12 maart 2024 te
Valkenburg, gemeente Katwijk en/of Odijk en/of Valkenburg, gemeente Katwijk
en/of Rotterdam, althans in Nederland
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] heeft bewogen
tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen
van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,
te weten:
- één of meer geldbedrag(en), althans enig geldbedrag, door zich via een
Facebookaccount voor te doen als een bonafide verkoper van meerdere goederen
en/of
- om zonder volledige levering zich en/of een ander van de betaling van die
goederen te verzekeren waarna door [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
en/of [slachtoffer 1] die/dat goed(eren) werd(en) afgenomen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 10 december 2023 tot en met 12 maart 2024 te
Valkenburg, gemeente Katwijk en/of Rotterdam en/of Odijk en/of Tollebeek,
gemeente Noordoostpolder,althans in Nederland
een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het door middel van een
geautomatiseerd werk verkopen van goederen en/of het verlenen van diensten
tegen betaling,
met het oogmerk om zonder volledige levering zich en/of een ander van de betaling
van die goederen of diensten te verzekeren
door
in of omstreeks de periode van 10 december 2023 tot en met 12 maart 2024 te
Valkenburg, gemeente Katwijk en/of Odijk en/of Tollebeek, gemeente
Noordoostpolder en/of Rotterdam, althans in Nederland op een Facebookaccount
een advertentie voor meerdere goederen voor een geldbedrag, althans enig
geldbedrag te plaatsen, waarna door [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
en/of [slachtoffer 1] die/dat goed(eren) werd(en) afgenomen.
2
hij in of omstreeks de periode van 10 december tot en met 31 december 2023 te
Tollebeek, gemeente Noordoostpolder, [slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Tis niet zo moeilijk om aan
een wapen te komen kapitein [naam 1] . Kanker [naam 2] . Je gaat zien. Ik ga je salon, alles
wat je hebt overhoop halen. Ik ga je hele kanker leven tot de grond gelijk maken
en/of ik wil niet beginnen met dreigementen ect hoef alleen maar in me vingers te
knippen en je auto gaat de lucht in" en/of daarbij een foto van een wapen heeft
getoond, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op of omstreeks de periode van 12 maart 2024 te Valkenburg, gemeente Katwijk,
althans in Nederland
[slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik heb je adres en ik
weet op welke school ze zit, je ziet me als oplichtertje maar je hebt geen idee wat
voor connecties ik heb, wacht maar als je dochtertje ineens eindigt in een kofferbak
dan moet je niet bij mij aankloppen.", althans woorden van gelijke dreigende aard
of strekking.

Voetnoten

1.
2.HR 25 januari 2011,