ECLI:NL:RBROT:2024:8218

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
10/317424-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld op de openbare weg door minderjarige in vereniging gepleegd met overschrijding van redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 augustus 2024 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005, die beschuldigd werd van diefstal met geweld op de openbare weg, gepleegd in vereniging. De verdachte heeft op 25 november 2022 te Rotterdam, op de Zuiderparkpromenade-Oost, de tas van een aangeefster, [slachtoffer 1], weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster heeft getackeld, waardoor zij ten val kwam, en dat hij vervolgens de tas heeft weggenomen. Medeverdachten hebben de aangeefster geschopt en getrapt om te voorkomen dat zij haar tas terug kon pakken. De rechtbank heeft de verdachte wettig en overtuigend schuldig bevonden aan diefstal met geweld, maar heeft de verdachte vrijgesproken van openlijke geweldpleging en bedreiging, omdat deze feiten niet wettig en overtuigend bewezen konden worden.

De rechtbank heeft ook de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure vastgesteld, aangezien de verdachte op 19 december 2022 in verzekering was gesteld en de uitspraak meer dan 19 maanden later volgde. Dit leidde tot een vermindering van de op te leggen straf. De rechtbank heeft de verdachte een taakstraf opgelegd van 36 uren, zonder voorwaardelijk strafdeel, en heeft de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering gebracht op de werkstraf. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder is veroordeeld en dat er zorgen zijn over zijn schoolgang en dagbesteding.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/317424-22
Datum uitspraak: 8 augustus 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. W.M. Shreki, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 8 augustus 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde (straatroof) met partiële vrijspraak van het bestanddeel “tezamen en in vereniging”;
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde (openlijke geweldpleging) en van het onder 3 ten laste gelegde (bedreiging);
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uren, met aftrek van voorarrest, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie, waarvan 24 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van een jaar met daarbij als bijzondere voorwaarden dat de verdachte onderwijs volgt, dagbesteding heeft, inzicht geeft in zijn sociale netwerk en meewerkt met de begeleiding van de jeugdreclassering;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feiten 2 en 3
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde (openlijke geweldpleging) en het onder 3 ten laste gelegde (bedreiging) niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde (straatroof) bestanddeel “tezamen en in vereniging”.
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde (straatroof), omdat geen sprake is van een oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het bestanddeel “tezamen en in vereniging”.
4.2.2.
Beoordeling
Op basis van het dossier en de bekennende verklaring van de verdachte is vast komen te staan dat hij degene is geweest die op 25 november 2022 de tas van aangeefster [slachtoffer 1] heeft weggenomen. De verdachte heeft de aangeefster getackeld, waardoor zij ten val kwam. Vervolgens heeft hij aan de tas van aangeefster [slachtoffer 1] getrokken en is hij hiermee weggerend. De medeverdachten hebben de aangeefster vervolgens geschopt en getrapt. Dit alles om kennelijk te voorkomen dat aangeefster [slachtoffer 1] haar tas kon terugpakken. De verklaring van aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] worden nagenoeg volledig ondersteund door het proces-verbaal met de beschrijving van een door de verdachte gemaakt filmpje, dat de politie later heeft aangetroffen op de telefoon van een van de medeverdachten.
De rechtbank stelt vast dat de hiervoor beschreven gedragingen van de (mede)verdachte(n) naar hun uiterlijke verschijningsvorm waren gericht op een gezamenlijk ondernomen diefstal met geweld. Op grond hiervan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen de tas van aangeefster [slachtoffer 1] heeft weggenomen, dat daarbij geweld is gebruikt en dat daarmee de diefstal gemakkelijk is gemaakt en de vlucht mogelijk is gemaakt. De verklaring van de verdachte dat het wegnemen van de tas van aangeefster [slachtoffer 1] een (slechte) grap was, vindt geen steun in het procesdossier. De verdachte heeft de tas nadien niet teruggegeven en ook niet op enig moment kenbaar gemaakt dat het wegnemen van de tas als grap bedoeld was. De hiervoor beschreven geweldshandelingen passen daar ook niet bij. Dit heeft tot gevolg dat het verweer van de verdediging wordt verworpen.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 25 november 2022 te Rotterdam, op de openbare weg, te weten: de Zuiderparkpromenade-Oost, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas, (winkel FOUR Amsterdam),toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer 1] gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers van vermeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededaders
- aan de tas van die [slachtoffer 1] hebben getrokken en
- die [slachtoffer 1] hebben getackeld, waardoor die [slachtoffer 1] op de grond viel en
- terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag die [slachtoffer 1] op
hetbeen en het lichaam hebben geschopt en getrapt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
feit 1:
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De toen zeventienjarige verdachte heeft zich op 25 november 2022 schuldig gemaakt aan diefstal met geweld in vereniging gepleegd op de openbare weg. Daarbij is het slachtoffer van haar tas beroofd. De verdachte heeft het slachtoffer getackeld, waardoor zij ten val kwam en hij met de tas kon wegrennen. De medeverdachten hebben het slachtoffer, terwijl zij op de grond lag, geschopt en getrapt. Met het handelen van de verdachte is voor het slachtoffer een bijzonder dreigende situatie gecreëerd op een voor het publiek toegankelijke plaats en is tevens inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 juli 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna te noemen: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 16 januari 2024.
De Raad adviseert om aan de verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarden dat de verdachte onderwijs volgt of dagbesteding heeft, inzicht geeft in zijn sociale netwerk en meewerkt aan noodzakelijk geachte hulpverlening/behandeling (zoals Academy Knaap of een soortgelijke instelling). Daarbij adviseert de Raad om Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis opdracht te geven om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Op 8 augustus 2024 heeft de Raad een e-mailbericht aan de officier van justitie gestuurd, dat aan het dossier is toegevoegd, met een aanvulling op het eerder gegeven advies. Daarin staat onder andere dat de verdachte al een zeer lange periode in een schorsing van de voorlopige hechtenis loopt en in die periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. De Raad deelt de zorgen van de jeugdreclassering over de schoolgang en dagbesteding van de verdachte. Gelet op deze zorgen zou het passend zijn als de jeugdreclassering langer bij de verdachte betrokken is. Daarbij merkt de Raad op dat het niet wenselijk is (geweest) dat sinds maart 2024, terwijl de zorgen over de verdachte toenemen, geen vaste contactpersoon bij hem betrokken is. Anders dan eerder geadviseerd, ziet de Raad meerwaarde in wijziging van de uitvoerende gecertificeerde naar het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering. De regio-overstijgende aanpak lijkt goed aan te sluiten bij de situatie van de verdachte. Gezien het tijdsverloop acht de Raad een onvoorwaardelijke werkstraf niet meer passend. De Raad handhaaft wel het advies ten aanzien van de voorwaardelijke werkstraf met bijzondere voorwaarden.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Noordheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 augustus 2024. Daarin staat onder andere dat sinds maart 2024 geen vast contactpersoon bij de verdachte betrokken is en dat het contact tussen de verdachte en Academy Knaap vaak moeizaam verloopt. Ook zou de verdachte drie dagen in de week stage volgen bij Academy Knaap, maar is hij hiermee gestopt omdat hij in juni te horen heeft gekregen dat hij vanwege te veel ongeoorloofd verzuim niet verder mocht met zijn opleiding zakelijke dienstverlening. De verdachte wil graag een opleiding in de zorg gaan volgen, maar vraagt zich af of hij na een veroordeling een VOG krijgt. Daarnaast zou hij veertien uur per week dagbesteding volgen bij Academy Knaap. Omdat de verdachte dacht dat dit in de vakantie niet hoeft, is hij al twee maanden niet aanwezig geweest.
Jeugdbescherming Noord staat achter het advies van de Raad (van 16 januari 2024) en acht als bijzondere voorwaarden van belang dat de verdachte onderwijs volgt of dagbesteding heeft, inzicht geeft in zijn sociale netwerk en meewerkt aan noodzakelijk geachte hulpverlening/behandeling (zoals Academy Knaap of een soortgelijke instelling).
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de berechting van een jeugdstrafzaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 19 december 2022 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen.
Tussen 19 december 2022 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim 19 maanden. In de onderhavige zaak is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van ruim 3 maanden. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.
Gezien de ernst van het feit en gelet op het voorgaande, zal de rechtbank een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van de hierna te noemen duur opleggen. Bij bepaling van de duur van de werkstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Ook houdt de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf er rekening mee dat zij tot een zwaardere kwalificatie van het feit dan de officier van justitie en de verdediging komt, dat in beginsel leidt tot een hogere strafmaat. In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij – in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis – al een lange periode onder toezicht staat van de jeugdreclassering. De indruk bestaat dat de kans op herhaling van het plegen van nieuwe strafbare feiten bij de verdachte nagenoeg niet aanwezig is. Gelet op de termijnoverschrijding en al het voorgaande zal de rechtbank de verdachte een werkstraf van 36 uren opleggen. Anders dan door de officier van justitie gevorderd, ziet de rechtbank geen meerwaarde om daarnaast ook een voorwaardelijk strafdeel op te leggen, omdat dit gelet op de verstreken tijd en het feit dat de verdachte sindsdien niet meer in aanraking is gekomen met justitie geen strafdoel meer dient.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 2 (openlijke geweldpleging) en onder 3 (bedreiging) ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit (diefstal met geweld), zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een werkstraf voor de duur van
36 (zesendertig) uren, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
0 (nul) urente verrichten werkstraf resteren;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. J. van de Klashorst en C.C. Peterse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Batenburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 augustus 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 25 november 2022 te Rotterdam, op de openbare weg, te weten: de Zuiderparkpromenade-Oost, in elk geval op of aan de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas, (winkel FOUR Amsterdam), inhoudende een jas, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van vermeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- aan de tas van die [slachtoffer 1] heeft/hebben getrokken en/of
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben getackeld, waardoor die [slachtoffer 1] op de grond viel en/of
- (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) die [slachtoffer 1] op/tegen een/de be(e)n(en) en/of
het lichaam heeft/hebben geschopt en/of getrapt;
2
hij op of omstreeks 25 november 2022 te Rotterdam, op de openbare weg, te weten: de Zuiderparkpromenade-Oost, in elk geval op of aan de openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal,
- slaan en/of stompen op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] en/of
- schoppen en/of trappen tegen de rug, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] en/of
- onderuit trappen van die [slachtoffer 2] ;
3
hij op of omstreeks 16 december 2022 te Rotterdam [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] via WhatsApp een foto te sturen van een vuurwapen, althans van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en daarbij de tekst toe te voegen, dat ze met een pistool zouden komen op de dag van de rechtszaak, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.