ECLI:NL:RBROT:2024:8217

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
10/144760-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie door een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 augustus 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2006, die beschuldigd werd van het medeplegen van een poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen en het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De verdachte had samen met een medeverdachte op 17 april 2024 in Antwerpen, België, een explosief voorbereid en dit voor de deur van een woning geplaatst. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn gedragingen een begin van uitvoering had gemaakt van het voorgenomen misdrijf, ondanks het feit dat hij het explosief niet heeft aangestoken. De verdediging voerde aan dat er geen sprake was van een voltooide poging, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een deels voorwaardelijke jeugddetentie op van 70 dagen, waarvan 41 dagen voorwaardelijk, en een onvoorwaardelijke werkstraf van 30 uren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact die dergelijke daden hebben op de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/144760-24
Datum uitspraak: 22 augustus 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2006,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. T. Sönmez, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 8 augustus 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 70 dagen met aftrek
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna te noemen: JBRR) tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 2 primair
Het onder 2 primair ten laste gelegde is door de verdachte bekend en er is geen verweer gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair ten laste gelegde. Er was nog geen sprake van een begin van uitvoering, zodat niet kan worden gesproken van een voltooide poging tot het teweegbrengen van een ontploffing.
4.2.2.
Beoordeling
Vooropgesteld wordt dat voor een strafbare poging een begin van uitvoering is vereist. Dit is het geval indien de gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf. Een belangrijke beoordelingsfactor daarbij is hoe dicht de vastgestelde gedragingen bij de voltooiing van het voorgenomen misdrijf lagen (bijvoorbeeld in tijd en/of plaats) en hoe concreet deze daarop waren gericht.
Op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte en de medeverdachte op aanwijzing van een ander met de auto naar Antwerpen zijn gereden om daar tegen vergoeding een explosief tot ontploffing te brengen. Ter plaatse aangekomen heeft de medeverdachte de auto geparkeerd en is de verdachte uitgestapt. Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte met de plastic tas met daarin het explosief naar de woningen aan de [straatnaam] toeloopt. De verdachte stopt voor de woningen op nummer [huisnummer B] / [huisnummer A] , haalt het explosief uit de plastic tas, laat de plastic tas vallen, plaatst het explosief voor de voordeur en houdt een zaklamp van mogelijk zijn mobiele telefoon bij het explosief of de voordeur. Op het moment dat een bewoner van de woning op nummer [huisnummer B] naar buiten komt, pakt de verdachte het explosief op, pakt het plastic tasje op en rent weg. Direct nadat de verdachte wegrent, is te zien dat de bewoner uit het portiek komt lopen. Naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn deze gedragingen erop gericht om het explosief tot ontploffing te brengen. De verdachte was zeer dicht bij het voltooien daarvan. Het enige dat daaraan nog in de weg stond, was het aansteken van het explosief dat door de verdachte al voor de voordeur was geplaatst. Deze gedragingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zeer duidelijk gericht op het tot ontploffing laten brengen van het explosief. Daarmee acht de rechtbank een begin van uitvoering aanwezig van het plan om een ontploffing teweeg te brengen bij de panden gelegen aan de [straatnaam] op nummer [huisnummer B] / [huisnummer A] . Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij, op 17 april 2024, te Antwerpen, te België,
tezamen en in vereniging met een ander,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om
opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen en/of brand te stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten een pand gelegen aan de [straatnaam] [huisnummer A] / [huisnummer B] en/of in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de bewoners en/of aanwezigen van/in dat pand, te duchten was
- in een voertuig (personenauto) vanuit Nederland naar Antwerpen is afgereisd en
- vervolgens door de straat van deze panden (te weten de [straatnaam] ) heeft gereden, teneinde dit te verkennen en
- daarbij de volgende voorwerpen voorhanden heeft gehad:
* één mobiele telefoon en
* een tas met een explosief (als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 7º van de Wet wapens en munitie), althans drie stuks Super Cobra 6 (vuurwerk) vast gemaakt aan, drie flessen brandbare vloeistof (vuurwerk brandstof combinatie) en* een aansteker en
-
dezetas met explosief voor de deur van dit pand heeft gebracht en vervolgens voor dit pand heeft geplaats
t, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 17 april 2024 te Antwerpen, te België ,
tezamen en in vereniging met een anderen,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 7º van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, namelijk een vuurwerkbom (vuurwerkbrandstofcombinatie) ((drie) (aan elkaar vastgemaakte cobra('s) met drie flessen brandbare vloeistof (wasbenzine)), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1 primair
: medeplegen van een poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
feit 2 primair
: medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 7º.
5.1.
Strafbaarheid
5.1.1.
Standpunt verdediging
Mocht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen achten, dan stelt de verdediging zich op het (subsidiaire) standpunt dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat sprake is van vrijwillige terugtred. Het terugtreden van de verdachte was niet het gevolg van een van buitenaf komende omstandigheid.
5.1.2.
Beoordeling
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging. Gelet op hetgeen onder 4.2.2. is overwogen, is sprake van een voltooide poging tot het teweegbrengen van een ontploffing. Dat de verdachte het explosief niet heeft aangestoken komt niet doordat hij tot inkeer was gekomen, maar door de toevallige omstandigheid dat hij het geluid van de deurklink hoorde. Dit blijkt uit niet alleen uit het feit dat de bewoner van nummer [huisnummer B] vrijwel direct hierna daadwerkelijk de voordeur openende, maar ook uit de verklaring van de medeverdachte die aangeeft dat de verdachte nadat hij terug naar de auto was gerend, vertelde een deurklink te hebben gehoord en op dat moment dacht dat hij geen mensenlevens in gevaar wilde brengen. Als de verdachte niet was gestoord in zijn handelingen, wijst niets erop dat hij de bom niet tot ontploffing had gebracht.
5.1.3.
Conclusie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De toen zeventienjarige verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot het teweegbrengen van een ontploffing. De verdachte en de medeverdachte zijn in de avond van 17 april 2024 in de nabijheid van de woningen aan de [straatnaam] [huisnummer B] / [huisnummer A] aangetroffen. De verdachte is degene geweest die in de straat heeft gelopen met een plastic tas met daarin een zelfgemaakt explosief van drie Super Cobra’s 6 en drie flessen met wasbenzine, deze voor de voordeur van de panden aan de [straatnaam] heeft geplaatst en er vervolgens mee is weggerend. Daarmee heeft de verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan overtreding van de Wet wapens en munitie. De verdachte en de medeverdachte hadden een flinke ontploffing teweeg kunnen brengen, die veel schade zou hebben veroorzaakt. Dergelijke explosies zijn bedreigend en beangstigend voor de bewoners van de desbetreffende woningen en de omwonenden. Ook leiden dit soort explosies, mede gezien de grote hoeveelheid aanslagen die de afgelopen tijd in Nederland en België hebben plaatsgevonden, tot veel onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De verdachte en medeverdachten zouden voor het veroorzaken van een ontploffing gezamenlijk een bedrag van ongeveer € 1.500,- krijgen. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij enkel heeft gedacht aan zijn eigen financiële gewin en niet heeft nagedacht over de mogelijk verstrekkende gevolgen van zijn handelen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 juli 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna te noemen: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 juli 2024. Daarin staat onder andere dat als blijkt dat het aandeel van de verdachte groter is dan hij heeft doen voorkomen, er grote zorgen bestaan over de gewetensontwikkeling van de verdachte, omdat hij in staat is om langdurig de waarheid niet te vertellen. Ook zijn de sociale contacten, het milieu waarin de verdachte zich bevindt en zijn agressie reden tot zorg. De Raad ziet echter ook dat de verdachte zijn leven op het gebied van schoolgang en invulling van vrijetijdsbesteding zeer goed op orde heeft. Om erop toe te zien dat het huidige functioneren van de verdachte aanhoudt, acht de Raad een voorwaardelijke jeugddetentie als stok achter deur passend. Gelet op de aanwezige beschermende factoren en de leeftijd van de verdachte kan de Raad zich indenken dat de begeleidingsduur van de jeugdreclassering wordt ingekort naar een jaar.
De Raad adviseert om de verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarden dat de verdachte onderwijs volgt volgens rooster, een zinvolle invulling geeft aan zijn vrijetijdsbesteding, zich houdt aan een contactverbod met de buurjongen en zich houdt aan een avondklok, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht, meewerkt aan hulpverlening dan wel aan een uitgebreide delictanalyse en zich houdt aan een meldplicht.
JBRRheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 augustus 2024. Daarin staat onder andere dat het sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis goed met de verdachte gaat. Er worden geen risicofactoren gezien. De verdachte houdt zich goed aan de afspraken met de jeugdreclassering, werkt goed mee en brengt de jeugdreclassering op de hoogte van ontwikkelingen of veranderingen. Toezicht en begeleiding van de jeugdreclassering heeft, gelet op het voorgaande, geen meerwaarde.
JBRR adviseert om de verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met aftrek van het voorarrest met daarbij de algemene voorwaarde. Daarnaast adviseert JBRR om aan de verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen.
Als tijdens de strafzitting blijkt dat begeleiding van de jeugdreclassering van meerwaarde is, dan adviseert JBRR als bijzondere voorwaarden dat de verdachte meewerkt aan begeleiding van de jeugdreclassering, naar school gaat volgens rooster, een positieve vrijetijdsbesteding heeft in de vorm van werk en/of sport en zich houdt aan een contactverbod met de medeverdachte.
Op de zitting is als deskundige gehoord [persoon A] , jeugdbeschermer bij JBRR. Zij heeft verklaard verrast te zijn door de uiteindelijk bekennende verklaring van de verdachte ter zitting en vindt het zorgelijk dat de verdachte twee à drie maanden heeft gelogen over dat wat hij gedaan heeft en dat hij daar geen moeite mee leek te hebben. JBRR wenst het eerder gegeven advies te wijzigen in die zin dat het toch zinvol wordt geacht de verdachte gedurende een jaar te monitoren en daarbij als bijzondere voorwaarden te adviseren dat de verdachte zich houdt aan een contactverbod met de medeverdachte, meewerkt aan begeleiding van de jeugdreclassering, naar school gaat volgens rooster, meewerkt aan ambulante behandeling bij De Waag of Fivoor om te leren omgaan met sociale mediagebruik en met druk van vrienden en een positieve vrijetijdsbesteding heeft.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat hij zich tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis zeer goed aan de voorwaarden heeft gehouden en dat hij zijn leven goed op orde heeft. De rechtbank zal, gelet op de adviezen van de Raad en JBRR, waaruit blijkt dat zij begeleiding van de jeugdreclassering en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Net als de officier van justitie vindt de rechtbank dat een deel van de geadviseerde voorwaarden voldoende is. Dit strafdeel dient er tevens toe om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Het onvoorwaardelijk deel van de jeugddetentie zal gelijk zijn aan de duur van het voorarrest, omdat de rechtbank, net als de officier van justitie en de verdediging, een onvoorwaardelijke jeugddetentie die de duur van het voorarrest overstijgt gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte niet passend acht.
Daarnaast zal de rechtbank gezien de ernst van de feiten ook een werkstraf van de hierna te noemen duur opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 157 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 70 (zeventig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie
groot 41 (eenenveertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op een jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zolang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zal meewerken aan behandeling (delictanalyse en een vaardigheidstraining gericht op sociale mediagebruik), zoals bij een forensisch ambulante instelling De Waag, indien en zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
van rechtswege zijn de volgende voorwaarden verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak
en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een werkstraf voor de duur van
30 (dertig) uren,waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de
werkstrafniet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 15 (vijftien) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. J. van de Klashorst en C.C. Peterse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Batenburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 augustus 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij, op of omstreeks 17 april 2024, te Antwerpen, te België en/of Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
opzettelijk
een ontploffing teweeg te brengen en/of brand te stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten een pand gelegen aan de [straatnaam] [huisnummer A] / [huisnummer B] en/of voor de in dat pand aanwezige inboedel en/of voor (de inboedel van) de aangrenzende pand(en)in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de bewoner(s) en/of aanwezige(n) van/in dat pand en/of (een) omstander(s) en/of (een) passant(en) van dit pand, in elk geval levensgevaar en/of voor zwaar lichamelijk letsel voor voor een ander of anderen, te duchten was
- in een voertuig (personenauto) vanuit Nederland naar Antwerpen is afgereisd en/of
- ( vervolgens) door de straat van dit/deze panden (te weten de [straatnaam] ) heeft gereden, teneinde dit te verkennen en/of
- ( daarbij) de volgende voorwerpen voorhanden heeft gehad:
* meerdere althans één mobiele telefoon(s) en/of
* een tas(je) met een explosief (als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 7º van de Wet wapens en munitie), althans drie stuks Super Cobra 6 (vuurwerk) vast gemaakt aan, althans bij, drie flessen brandbare vloeistof (vuurwerk brandstof combinatie) en/of
* een aansteker en/of
- dit tas(je) met dit explosief, althans die vuurwerk brandstof combinatie, in ieder geval dat vuurwerk en/of die brandbare en/of brandversnellende stoffen voor de deur van dit pand heeft gebracht en/of (vervolgens) voor dit pand heeft geplaats, althans getracht heeft te plaatsen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 17 april 2024, te Antwerpen, te België en/of Nederland,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het teweeg brengen
van een explosie en/of brandstichting (artikel 157 Wetboek van Strafrecht),
opzettelijk,
- een voertuig (personenauto) en/of
- een explosief (als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 7º van de Wet wapens en munitie), althans drie stuks Super Cobra 6 (vuurwerk) vast gemaakt aan, althans bij drie fles(sen) brandbare vloeistof (wasbenzine en/of
- een aansteker en/of
- meerdere althans één mobiele telefoon(s), in elk geval voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen, bestemd tot het, begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd of voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 17 april 2024 te Antwerpen, te België en/of Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 7º van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, namelijk een vuurwerkbom (vuurwerkbrandstofcombinatie) ((drie) (aan elkaar vastgemaakte cobra('s) met drie flessen brandbare vloeistof (wasbenzine)), voorhanden heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 april 2024 te Antwerpen, te België en/of Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk,
professioneel vuurwerk, te weten drie stuks Super Cobra 6, bestemd voor particulier gebruik heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.