ECLI:NL:RBROT:2024:8207

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juli 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
10/124780-23 en 10/036327-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van tbs met voorwaarden aan verdachte wegens belaging en mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 juli 2024 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van belaging en mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is en heeft besloten om terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden op te leggen. De verdachte heeft zijn voormalige advocaat gedurende twee weken belaagd door haar herhaaldelijk te benaderen, ondanks dat zij geen contact met hem wilde. Daarnaast heeft hij een beveiligingsmedewerker mishandeld in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) waar hij gedetineerd was. De rechtbank heeft in haar vonnis de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft een geschiedenis van psychische problemen en is eerder veroordeeld. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging afgewezen, maar heeft wel een tbs-maatregel met voorwaarden opgelegd, die direct uitvoerbaar is. De rechtbank heeft benadrukt dat het aan de verdachte zelf is om zich aan de voorwaarden te houden en dat de tbs-maatregel kan worden verlengd indien nodig. De rechtbank heeft ook een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking opgelegd, ter bescherming van de veiligheid van anderen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/124780-23 en 10/036327-24 (gevoegde zaak)
Datum uitspraak: 26 juli 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1],
feitelijk verblijvende in [detentieadres],
raadsman mr. M. Broere, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 23 mei en 18 juli 2024.

2.Verloop van de procedure

Op 30 mei 2024 heeft de rechtbank in deze strafzaak een tussenvonnis gewezen waarin de ten laste gelegde feiten onder de parketnummers 10/124780-23 en 10/036327-24 wettig en overtuigend bewezen zijn verklaard. De overwegingen en conclusies van de rechtbank ten aanzien van het bewijs, de strafbaarheid van de feiten en de strafbaarheid van de verdachte worden in dit eindvonnis als herhaald en ingelast beschouwd. Het tussenvonnis is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank het onderzoek heropend om zich nader te laten informeren over mogelijkheden voor verdere behandeling van de verdachte in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden met een klinische start. Daartoe heeft de rechtbank in het tussenvonnis de officier van justitie opdracht gegeven tot het realiseren van een aanvullend onderzoek door de reclassering naar mogelijkheden om de verdachte aansluitend op zijn detentie op te nemen in een kliniek.
Op de zitting van 13 juni 2024 is, in afwachting van de op te maken aanvullende rapportage, de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst vanaf zijn opname op 18 juni 2024 in de FPK Rotterdam.
Het onderzoek op de terechtzitting is voortgezet op 18 juli 2024.
In aanvulling op hetgeen de rechtbank in het tussenvonnis heeft overwogen, overweegt zij thans het volgende.

3.Motivering op te leggen maatregelen

3.1.
Algemene overweging
De maatregelen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
3.2.
Feiten waarop de maatregelen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zijn voormalige advocaat gedurende een periode van twee weken belaagd. De aangeefster heeft enkele tientallen Whatsapp-berichten van de verdachte ontvangen waarin hij haar zijn liefde verklaarde. Ondanks dat de aangeefster de verdachte meermalen vertelde dat zij geen behoefte had aan contact met hem, heeft de verdachte de aangeefster op haar kantoor opgezocht. Ook na de komst van de politie en een stopgesprek is de verdachte de aangeefster blijven benaderen door stelselmatig berichten te sturen, te bellen en zich in of nabij het kantoor van de aangeefster te begeven. Ook heeft hij geprobeerd om via derden in contact met haar te komen. Door aldus te handelen heeft de verdachte stelselmatig een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. Dit soort feiten wordt door slachtoffers vaak als beangstigend en bedreigend ervaren, hetgeen ook blijkt uit de verklaringen van de aangeefster.
De verdachte heeft daarnaast een beveiligingsmedewerker mishandeld van het PPC waar hij gedetineerd was, door met zijn elleboog op het achterhoofd van de medewerker te slaan. Het slachtoffer was bezig met zijn dagelijkse werk, het begeleiden van gedetineerden die extra zorg nodig hebben, wat de impact van dit soort feiten extra groot maakt.
3.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 juni 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld.
Aanvullende rapportage en toelichting ter terechtzitting
De afdeling reclassering van GGZ Fivoor heeft op 12 juli 2024 een aanvullend rapport uitgebracht, ondertekend door reclasseringswerker [naam 1]. De reclassering komt – zakelijk weergegeven – tot de volgende bevindingen.
De reclassering ontving op 5 juli 2024 vanuit de FPK Rotterdam schriftelijk informatie over het behandelverloop van de verdachte vanaf zijn opname op 18 juni 2024. De verdachte is coöperatief naar stafleden, behandelaren en medepatiënten en er hebben zich geen incidenten voorgedaan. Het ziektebesef lijkt zeer beperkt. De verdachte vindt dat hij geen psychotische stoornis heeft en vindt niet dat hij zijn ex-advocaat belaagd heeft. Hij zegt wel dat hij nooit van plan is om nog contact met haar op te nemen. Psychotische symptomen zijn met name zichtbaar in de vorm van achterdocht richting eerdere hulpverleners, die volgens de verdachte hebben gelogen en het op hem gemunt hadden. Hierover langer pratend lijkt de verdachte te verzanden in zijn verhaal en is hij soms niet goed te volgen. Hoewel de verdachte momenteel samenwerkt met de behandelaars en ook zegt te willen meewerken aan psychotherapeutische behandeling, lijkt dit een moeilijk streven gezien het zeer beperkte ziekte-inzicht, de genoemde psychotische symptomen en de ontkenning van het delict, wat een behandeling van risicofactoren zeer bemoeilijkt. De behandelaars zijn op basis van eerdere ervaringen alert op ontregeling en risico’s op verbale en fysieke agressie na begrenzing in de behandeling en wanneer druk wordt gelegd op zaken waar de verdachte het niet mee eens is.
Gevraagd door de rechtbank naar het advies van de reclassering naar aanleiding van de bevindingen van de behandelaars in de FPK, heeft reclasseringswerker [naam 2] in een mailbericht van 17 juli 2024 aan de officier van justitie – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende opgemerkt:
In het advies van 26 april 2024 zag de reclassering een kleine ingang om gematigd positief te adviseren over oplegging van een maatregel tbs met voorwaarden. Grondslag hiervoor was de door de verdachte toegezegde behandelcompliance (opname en medicatie) en de mogelijk prille aanwezigheid van enig ziektebesef. In het rapport van 12 juli 2024 wordt beschreven hoe het behandelteam van de FPK zich pessimistisch uit ten aanzien van het behandelbereik. In contact met de reclassering heeft de verdachte te kennen gegeven dat hij geen medicatie nodig heeft, dat hij de huidige dosering van zijn antipsychotische medicatie te hoog vindt en dat hij naar zijn mening met ontslag kan om weer bij zijn vader in te trekken. Dit alles maakt dat de reclassering verwacht dat de verdachte, ondanks eerdere toezeggingen, zijn behandelmedewerking op enig moment zal intrekken en dat oplegging van een tbs-maatregel met voorwaarden daarmee niet uitvoerbaar zal zijn.
De deskundige [naam 2] heeft naar aanleiding van het behandelverloop in de FPK op de terechtzitting van 18 juli 2024 het standpunt herhaald dat de reclassering in tweede instantie, conform het PBC-advies, een tbs-maatregel met dwangverpleging noodzakelijk acht om de verdachte psychisch verder te stabiliseren en een duurzaam, gestructureerd resocialisatietraject vorm te kunnen geven. Ondersteuning door een crisismaatregel van een behandeling in een voorwaardelijk kader biedt hiertoe onvoldoende mogelijkheden.
3.4.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft, mede naar aanleiding van de bevindingen van de reclassering, opnieuw gevorderd dat aan de verdachte een tbs-maatregel met dwangverpleging wordt opgelegd. Omdat de duur van de dwangverpleging is gemaximeerd tot vier jaar, heeft de officier van justitie daarnaast de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht gevorderd.
3.5.
Standpunt verdediging
De verdediging ziet in het reclasseringsrapport geen aanleiding tot oplegging van een terbeschikkingstelling met dwangverpleging en handhaaft het eerdere (subsidiaire) pleidooi tot verdere behandeling van de verdachte in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden, met dadelijke uitvoerbaarheid van de daarbij te stellen voorwaarden. De verdachte heeft zich akkoord verklaard met het opgestelde behandelplan, dat op de terechtzitting van 18 juli 2024 door de verdediging aan de rechtbank is overgelegd.
3.6.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen de terbeschikkingstelling van de verdachte eisen. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van het onder het parketnummer 10/124780-23 bewezen verklaarde feit (belaging) en het gevaar voor herhaling, zoals geschetst in de hiervoor en in het tussenvonnis besproken gedragskundige rapportage. Bij de verdachte bestond blijkens de inhoud van bovenstaande rapporten tijdens het begaan van dit feit een ziekelijke stoornis. Belaging is een misdrijf als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht waarvoor een tbs-maatregel kan worden opgelegd.
Ten aanzien van het door de officier van justitie gevorderde bevel tot dwangverpleging overweegt de rechtbank het volgende. De verdachte is sinds ruim dertig jaar bekend binnen de (civiele) psychiatrie en is in die tijd meermalen ernstig psychotisch ontregeld, wat hem bij herhaling ook in contact bracht met justitie. In periodes dat de verdachte de voorgeschreven depotmedicatie gebruikt, functioneert hij redelijk en zijn de risico’s beheersbaar. De rechtbank deelt de zorgen van de PBC-rapporteurs en de reclassering over het feit dat de verdachte, ondanks het gebruik van medicatie, al langere tijd (floride) psychotisch is, daarbij ook manisch kan ontregelen en in het verleden niet duurzaam gemotiveerd bleek om mee te werken aan een behandeling. Hiermee samenhangende bedenkingen ten aanzien van een behandeling in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden zijn in de beschikbare rapporten en ook op de terechtzitting van 23 mei 2024 uitgebreid besproken. De rechtbank stelt vast dat de voorlopige bevindingen van de behandelaars na opname van de verdachte in de FPK en de conclusies in het reclasseringsadvies naar aanleiding hiervan, feitelijk in het verlengde liggen van hetgeen eerder naar voren is gebracht. De vaststelling dat de verdachte vanuit zijn psychische problematiek steeds opnieuw gemotiveerd moet worden om te blijven meewerken aan de behandeling werd reeds benoemd in het PBC-rapport en werd ook herkend door reclasseringswerker [naam 1] die op de genoemde zitting als deskundige is gehoord. Daarbij is ook besproken dat het te voeren medicatiebeleid bij een behandeling in een voorwaardelijk kader zo nodig ondersteund zou kunnen worden door een zorgmachtiging.
Tegenover de benoemde zorgen staat dat de verdachte op dit moment is opgenomen in een beveiligde kliniek met forensische expertise (FPK Rotterdam) en daar, ondanks zijn bedenkingen, vooralsnog meewerkt aan de behandeling en in contact is met zijn behandelaars. Een bevel tot dwangverpleging zou, gelet op de actuele wachtlijstproblemen binnen de tbs-sector, naar verwachting tot gevolg hebben dat de verdachte wordt teruggeplaatst naar een PPC en daar – na een periode van al ruim dertien maanden voorlopige hechtenis – als passant nog ongeveer een jaar zal moeten wachten voordat hij kan worden opgenomen in een tbs-kliniek. Een dergelijk scenario acht de rechtbank niet wenselijk en ook niet in verhouding tot de ernst van de bewezen feiten en tot het actuele recidiverisico. Ook voor het verdere resocialisatietraject van de verdachte moet een dergelijk behandelverloop op dit moment als niet doelmatig worden aangemerkt. Nu de verdachte pas korte tijd in de FPK is opgenomen, daarbij geen sprake is geweest van incidenten en de verdachte ook op de terechtzitting van 18 juli 2024 heeft herhaald dat hij bereid is om zich aan voorwaarden te houden om een gedwongen opname in een tbs-kliniek te voorkomen, zal de rechtbank de vordering tot dwangverpleging afwijzen en, in lijn met het eerste reclasseringsadvies van 26 april 2024, aan de verdachte een tbs-maatregel opleggen onder de in dat rapport geadviseerde voorwaarden. De rechtbank benadrukt daarbij dat het nu aan de verdachte zelf is om zich te houden aan de gestelde voorwaarden, zijn medicatie te blijven gebruiken en te laten zien dat een bevel tot verpleging bij zijn behandeling en verdere resocialisatie niet (alsnog) noodzakelijk is.
Oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling met voorwaarden geldt wettelijk voor een periode van twee jaar en kan op vordering van het openbaar ministerie daarna telkens met één of met twee jaar worden verlengd tot een periode van maximaal negen jaar. De bewezen belaging is echter geen misdrijf dat gericht is tegen, of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen zoals bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De onder het parketnummer 10/036327-24 bewezen mishandeling is wettelijk geen strafbaar feit waarvoor oplegging van een tbs-maatregel mogelijk is. Dit betekent dat in geval de rechtbank op enig moment alsnog een bevel tot verpleging zou geven, de duur van de dwangverpleging is gemaximeerd tot vier jaar.
Hoewel de bewezen belaging strafrechtelijk niet wordt aangemerkt als een geweldsdelict, bestaat op basis hiervan wel de redelijke vrees voor de lichamelijke integriteit van personen. Verder kwam de verdachte in het verleden meermalen in aanraking met justitie vanwege brandstichting en wordt hij thans tevens veroordeeld ter zake van mishandeling. Door de rapporteurs van het Pieter Baan Centrum wordt in geval van een manisch psychotische ontregeling van de verdachte een gerede kans gezien op escalerend (seksueel) agressief gedrag. Omdat op grond van het voorgaande toch ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de op te leggen tbs-maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht
Nu de duur van de op te leggen tbs-maatregel is gemaximeerd, acht de rechtbank – gelet op het chronische karakter van de bij de verdachte vastgestelde psychische problematiek – daarnaast het opleggen van een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht noodzakelijk ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen.

4.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 37a, 38, 38a, 38z, 57, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

5.Bijlagen

Het tussenvonnis in de bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder de parketnummers 10/124780-23 en 10/036327-24 ten laste gelegde feiten, zoals in het tussenvonnis omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de in het tussenvonnis vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij de navolgende
voorwaarden betreffende het gedragvan de ter beschikking gestelde:
de ter beschikking gestelde zal zich niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de ter beschikking gestelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de ter beschikking gestelde zal zich melden bij GGZ Fivoor, afdeling reclassering (hierna: de reclassering), zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de ter beschikking gestelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen:
- de ter beschikking gestelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de ter beschikking gestelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- de ter beschikking gestelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
- de ter beschikking gestelde werkt mee aan huisbezoeken;
- de ter beschikking gestelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- de veroordeelde zal zich niet op een ander adres vestigen zonder toestemming van de reclassering;
- de ter beschikking gestelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de ter beschikking gestelde, als dat van belang is voor het toezicht;
de ter beschikking gestelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam 3], zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
de ter beschikking gestelde zal zich niet bevinden binnen een straal van 500 meter van het advocatenkantoor op het adres [adres 2], zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
de ter beschikking gestelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen (drugs), onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de ter beschikking gestelde wordt gecontroleerd;
de ter beschikking gestelde zal zich onthouden van het gebruik van alcohol, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urine- en ademonderzoek (blaastest). De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de ter beschikking gestelde wordt gecontroleerd;
de ter beschikking gestelde zal zich voor behandeling van zijn problematiek klinisch laten opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek van de ter beschikking gestelde valt hieronder het innemen van medicijnen (depot), zolang de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de ter beschikking gestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
de ter beschikking gestelde zal zich – na de klinische behandeling – onder ambulante behandeling stellen van het Ambulant Centrum van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek van de ter beschikking gestelde valt hieronder het innemen van medicijnen (depot), zolang de zorgverlener dat nodig vindt;
als de reclassering dat nodig vindt en de ter beschikking gestelde daarmee instemt, kan hij voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of een soortgelijke instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de ter beschikking gestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
de ter beschikking gestelde zal verblijven, mits geïndiceerd, in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering en zal zich houden aan de huisregels, het dagprogramma en de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling in overleg met de reclassering worden opgesteld. Een begeleide woonvorm zal – na het afronden van een klinische behandeling – niet worden ingezet, indien verblijf bij zijn vader als een passende en veilige woonplek voor de ter beschikking gestelde wordt gezien;
de ter beschikking gestelde zal deelnemen aan dagbesteding bij Platform 0102 in Rotterdam. De dagbesteding zorgt voor dagstructuur en draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
de ter beschikking gestelde zal, mits geïndiceerd, ondersteuning op het gebied van zijn financiën vanuit de materiële Juridische dienstverlening (MJD) van Fivoor accepteren;
de ter beschikking gestelde zal niet zonder toestemming van de reclassering naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaan;
geeft aan GGZ Fivoor, afdeling reclassering, opdracht de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt de
dadelijke uitvoerbaarheidvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
heft op de voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M.L. van Mulbregt, voorzitter,
en mr. drs. K.Th. van Barneveld en mr. G.B. Plomp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.C.M.A. Bals, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 26 juli 2024.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.