ECLI:NL:RBROT:2024:819

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
10816967 VV EXPL 23-588
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengerechtelijke ontbinding van huurovereenkomst en ontruiming woning na drugsvondst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 januari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonplus Schiedam en [gedaagde01]. De zaak betreft de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst van [gedaagde01] op basis van artikel 7:231 lid 2 BW, na de sluiting van de woning door de burgemeester wegens de vondst van een handelshoeveelheid harddrugs. Woonplus eist ontruiming van de woning en betaling van ontruimingskosten en schadevergoeding. De kantonrechter oordeelt dat Woonplus voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de huurovereenkomst is ontbonden en dat [gedaagde01] zonder recht of titel in de woning verblijft. De kantonrechter wijst de eis van Woonplus grotendeels toe en wijst de eis van [gedaagde01] in reconventie af. De ontruimingstermijn wordt vastgesteld op veertien dagen na opheffing van de burgemeesterssluiting. Tevens wordt [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan Woonplus gelijk aan de huurprijs voor de periode dat de woning niet ter beschikking staat. De proceskosten worden aan de zijde van Woonplus begroot op € 1.376,85.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10816967 VV EXPL 23-588
datum uitspraak: 31 januari 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonplus Schiedam,
vestigingsplaats: Schiedam,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. M. Dibbets,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. J.J.A. Bosch.
De partijen worden hierna ‘Woonplus’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 4 december 2023, met bijlagen;
  • de brief van 12 januari 2024 van mr. Dibbets, met bijlagen;
  • de eis in reconventie, met bijlagen;
  • de brief van 15 januari 2024 van mr. Bosch, met bijlagen.
1.2.
Op 17 januari 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig: [naam01] (leefbaarheidsregisseur) namens Woonplus, mr. Dibbets, [gedaagde01] , mr. Bosch, [naam02] van ASVZ en [naam03] van de reclassering.

2.De zaak in het kort

2.1.
De zaak gaat over de woning van [gedaagde01] aan de [adres01] in ( [postcode01] ) [plaats01] . [gedaagde01] huurt de woning van Woonplus sinds 2014. De burgemeester heeft de woning op 31 oktober 2023 gesloten voor negen maanden omdat een handelshoeveelheid harddrugs in de woning is gevonden en er aanwijzingen zijn dat drugs vanuit de woning zijn verkocht of verstrekt aan eindgebruikers. Woonplus eist dat [gedaagde01] wordt veroordeeld de woning te ontruimen en om aan haar te betalen de kosten van ontruiming en een schadevergoeding gelijk aan de huur voor elke maand dat [gedaagde01] de woning niet ter beschikking stelt van Woonplus. [gedaagde01] is het daar niet mee eens en wil dat de eis wordt afgewezen. [gedaagde01] eist in reconventie € 1.445,00 van Woonplus als vergoeding voor zijn proceskosten. De kantonrechter wijst de eis van Woonplus grotendeels toe en de eis van [gedaagde01] af.

3.De beoordeling

3.1.
De eis van Woonplus wordt toegewezen omdat voldoende aannemelijk is dat in een gewone procedure zal worden geoordeeld dat de huurovereenkomst is ontbonden en dat [gedaagde01] zonder recht of titel in de woning in gebruik heeft. Woonplus was in de gegeven omstandigheden op grond van de wet (artikel 7:231 lid 2 BW) bevoegd de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden nadat de woning op last van de burgemeester feitelijk was gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet (artikel 7:231 lid 2 BW). Dat het besluit van de burgemeester niet onherroepelijk is, staat de bevoegdheid tot buitengerechtelijke ontbinding niet in de weg (zie o.a. hof Den Haag 1 mei 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:823). Woonplus heeft naar voorlopig oordeel van de kantonrechter in de gegeven omstandigheden geen misbruik gemaakt van die bevoegdheid of in strijd met de redelijkheid en billijkheid die bevoegdheid uitgeoefend. De geëiste maatregel van ontruiming van de woning is dan ook niet disproportioneel. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit oordeel komt.
Aanwezigheid lachgas, drugs en stroomstootwapen en handel vanuit de woning
3.2.
Uit de brief van de burgemeester van 26 oktober 2023 met het besluit tot sluiten van de woning (productie 4 van Woonplus) en de bestuurlijke rapportage van de politie (productie 10 van Woonplus) waarop het besluit is gebaseerd, blijkt dat in de woning 2 cilinders met lachgas, een stroomstootwapen en diverse soorten harddrugs en softdrugs zijn gevonden.
3.3.
Hoewel [gedaagde01] stelt dat de cilinders leeg waren, blijkt uit de bestuurlijke rapportage van de politie dat de cilinders wel degelijk lachgas bevatten. De aanwezigheid van een illegaal stroomstootwapen wordt niet betwist, maar [gedaagde01] geeft aan dat het wapen defect was en dat hij dacht dat het een zaklamp was. Wat de gevonden verdovende middelen betreft, stelt [gedaagde01] dat het aangetroffen gripzakje met wit kristallijn materiaal (p. 4 sub 7 in de brief van de burgemeester van 26 oktober 2023; “
1,6 gram, Indicatieve test van monster: Positief voor 3CMC”) niet van hem is maar van een vriend. Daarnaast geeft [gedaagde01] - terecht - aan dat is geconstateerd dat het sealzakje met de sticker “2FMA5” (p. 3 sub 2 van voornoemde brief) geen drugs bevat. [gedaagde01] stelt verder in de stukken dat de aangetroffen cannabis anderhalf jaar oud is en daarom niet meer geestverruimend en ook niet strafbaar is en dat deze bovendien is vermengd met mest om rozenstekjes en narcissenbollen mee te kweken. Dat laatste blijkt niet uit de bestuurlijke rapportage van de politie. Overigens heeft [gedaagde01] tijdens de zitting een ander standpunt over de cannabis in genomen dan in de stukken, namelijk dat hij één bakje onvermengde cannabis had voor eigen gebruik. Uit de lijst met gevonden middelen blijkt dat het laagste gewicht van de drie aangetroffen bakjes cannabis 102,7 gram cannabis bevat, wat nog steeds aanzienlijk méér is dan de grenswaarde van 5 gram voor eigen gebruik. Kortom, ook als [gedaagde01] volledig zou worden gevolgd in zijn verweer dan nog is nog steeds in zijn woning een handelshoeveelheid softdrugs en een handelshoeveelheid harddrugs gevonden (te weten meer dan 50 gram harddrugs terwijl 0,5 gram harddrugs de grenswaarde is voor eigen gebruik).
3.4.
Uit het besluit van de burgemeester en de bestuurlijke rapportage van de politie (bijlagen 4 en 10 van Woonplus) komt daarnaast naar voren dat er aanwijzingen zijn dat er in en vanuit de woning werd gehandeld in drugs. [gedaagde01] betwist dat en stelt dat hij de klanten niet in de woning ontving, maar dat zij alleen beneden aanbelden, waarna hij naar beneden kwam en met de klanten meeging naar een plantsoentje in de buurt van de woning om de deal te sluiten. Nog los van de omstandigheid dat ook deze gang van zaken tot mogelijke drugsoverlast leidt, zijn er geen aanknopingspunten die het verhaal van [gedaagde01] staven.
Spoedeisend belang en belangen van Woonplus en [gedaagde01]
3.5.
Het spoedeisend belang van Woonplus als bedoeld in artikel 254 Rv vloeit voort uit de aard van de zaak: het gaat om onrechtmatig gebruik van een woning, omdat de huurovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden.
3.6.
Dat [gedaagde01] , die een lichte verstandelijke beperking heeft, kwetsbaar is en naar de vrees van ASVZ en de reclassering in een zwakke(re) positie komt te verkeren en zijn baan zal verliezen als hij de woning moet ontruimen, maakt niet dat Woonplus geen gebruik had mogen maken van de bevoegdheid om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. Dat er volgens [gedaagde01] geen kans is op recidive en dat er geen sprake is geweest van drugsoverlast voor de buurt maakt dat ook niet anders. [gedaagde01] heeft een aanzienlijke handelshoeveelheid drugs in zijn woning voorhanden gehad en uit de stukken blijkt dat er aanwijzingen zijn dat er sprake is van drugshandel vanuit de woning. Dat zijn ernstige feiten. Het laten passeren van de overtreding of het opleggen van een minder vergaande maatregel in de vorm van een gedragsaanwijzing zou afbreuk doen aan het door Woonplus gevoerde zerotolerancebeleid. Het belang van [gedaagde01] bij behoud van de woning is evident, maar Woonplus heeft een zwaarwegend belang om hard op te treden tegen druggerelateerde activiteiten in haar woningen door gebruik te maken van de wettelijke bevoegdheid de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. De geëiste maatregel van ontruiming is niet disproportioneel.
3.7.
De argumenten van [gedaagde01] dat het besluit van de burgemeester onzorgvuldig is voorbereid en dat het sluiten van de woning disproportioneel is, zijn niet aan de orde in deze procedure. De kantonrechter kan namelijk geen oordeel geven over die bestuursrechtelijke aangelegenheden en moet in beginsel uitgaan van de geldigheid van het besluit. Bovendien heeft de bestuursrechter de door [gedaagde01] geëiste voorlopige voorziening afgewezen. De kantonrechter hoeft ook niet – anders dan [gedaagde01] stelt – een onherroepelijk besluit en/of een onherroepelijke strafrechtelijke uitspraak af te wachten (zie o.a. hof Den Haag 21 november 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:3462). Als er goede kansen zijn dat het besluit zal worden vernietigd, kan dat wel worden meegewogen in de beoordeling, maar dat er in dit geval goede kansen zijn, is onvoldoende aannemelijk.
3.8.
De ontruimingstermijn wordt gesteld op veertien dagen na opheffing van de burgemeesterssluiting. Er is geen aanleiding om [gedaagde01] te veroordelen in de kosten gemoeid met de ontruiming – hoewel die kosten wel voor zijn rekening komen – omdat nu niet kan worden aangenomen dat die kosten daadwerkelijk worden gemaakt en de omvang ervan.
Schadevergoeding
3.9.
De nevenvordering wordt toegewezen. [gedaagde01] moet na het einde van de huur een vergoeding gelijk aan de huur (€ 626,15 per maand) betalen aan Woonplus voor de tijd dat Woonplus de woning mist (artikel 7:225 BW). De vergoeding wordt toegewezen vanaf 1 december 2023, aangezien de huur is geëindigd ná 1 november 2023.
in reconventie
3.10.
De eis van [gedaagde01] wordt afgewezen, omdat er geen redenen zijn om Woonplus in de daadwerkelijke proceskosten van [gedaagde01] te veroordelen. [gedaagde01] krijgt namelijk in conventie ongelijk en er is geen sprake van misbruik van procesrecht door Woonplus.
in conventie en in reconventie
Proceskosten
3.11.
[gedaagde01] moet de proceskosten betalen, omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Woonplus op € 129,85 aan dagvaardingskosten, € 322,00 aan griffierecht, € 793,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 132,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 1.376,85. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.12.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
4.1.
veroordeelt [gedaagde01] om de woning aan de [adres01] in ( [postcode01] ) [plaats01] met al hetgeen van hem is en ieder die bij hem verblijft te ontruimen en te verlaten en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Woonplus te stellen, uiterlijk veertien dagen na opheffing van de burgemeesterssluiting;
4.2.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Woonplus te betalen € 626,15 per maand met ingang van 1 december 2023 tot aan de datum van ontruiming;
in reconventie
4.3.
wijst de eis af;
in conventie en in reconventie
4.4.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van Woonplus worden begroot op € 1.376,85;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en in het openbaar uitgesproken.
34286