ECLI:NL:RBROT:2024:8189

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
10-158115-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van bijna € 50.000,- en vrijspraak voor MDMA en Geneesmiddelenwet overtredingen

Op 8 augustus 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen, het uitvoeren van MDMA en het handelen in strijd met de Geneesmiddelenwet. De verdachte werd op 10 mei 2024 aangehouden op de A16, waar de politie in zijn voertuig een verborgen ruimte ontdekte met daarin contant geld en vermoedelijke verdovende middelen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 11 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten 1 en 2, en sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen met betrekking tot MDMA en de Geneesmiddelenwet. De rechtbank concludeerde echter dat de verdachte wel schuldig was aan witwassen van een bedrag van € 49.720,-, dat hij had verworven terwijl hij wist dat het afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op en verklaarde het contante geld verbeurd. De uitspraak benadrukt het belang van sluitend bewijs in strafzaken en de noodzaak om de herkomst van grote contante bedragen te verifiëren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-158115-24
Datum uitspraak: 8 augustus 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
niet ingeschreven in de basisregistratie personen in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsvrouw mr. F. el Makhtari, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 augustus 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 8 augustus 2024 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.J. Kruit heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte voor de feiten 1 en 3 tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden, met aftrek van voorarrest en voor feit 2 tot een hechtenis voor de duur van één maand;
  • verbeurdverklaring van de voorwerpen 1, 2 en 3 (in totaal € 59.820,- ) op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
Op 10 mei 2024 reed de verdachte in een personenauto met een Frans kenteken op de autosnelweg A16. Vanwege een ANPR-hit werd het voertuig gevolgd door de politie. Nadat de verdachte het voertuig had geparkeerd in Spijkenisse zagen verbalisanten dat er twee mannen met tassen op een steekkar kwamen aangelopen, waarna de verdachte samen met één van hen twee tassen vanaf de steekkar in zijn voertuig legde. Bij de controle van het voertuig werd door de politie een (professionele) verborgen ruimte in de kofferbak aangetroffen met daarin twee zakken gevuld met witkleurige kristallen. Onder de achterbank van het voertuig werd een tas aangetroffen die openstond en gevuld was met een grote hoeveelheid briefgeld, in totaal € 49.720,-. Bij nader onderzoek aan het voertuig is er nog een bedrag van € 6.000,- in de verborgen ruimte daarvan gevonden. Ook heeft de politie nog een bedrag van € 4.100,- aangetroffen.
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De verdachte is vanuit Frankrijk naar Nederland gereden met een tas gevuld met ongeveer
€ 50.000,- aan contant geld. De verklaring van de verdachte, dat hij enkel het geld zou afgeven, is niet geloofwaardig. Op het moment dat de verdachte werd aangehouden lag het geld nog in de auto en had de verdachte net een zak met MDMA in zijn auto geplaatst. De verdachte en medeverdachten stonden op het punt meer MDMA in te laden. Ook de ketamine op de steekkar zou ingeladen en meegenomen worden. Gelet hierop kunnen het eerste en tweede feit wettig en overtuigend worden bewezen.
Bij de verdachte zijn verschillende geldbedragen aangetroffen, in totaal € 59.820,-. De herkomst van dit geld is niet bekend. De grote hoeveelheid aan contanten en de wijze van vervoeren, namelijk via een verborgen ruimte in de auto, leiden tot een vermoeden van witwassen. Verdachte heeft geen verklaring gegeven over de herkomst van het geld. Hij wist overigens wel dat het niet legaal was een dergelijke som geld te vervoeren. Op basis van deze omstandigheden kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat de herkomst van het geld illegaal is. De verdachte heeft dit ook geweten. Het derde feit kan daarom wettig en overtuigend worden bewezen.
4.1.2.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank van het witwassen tot een bedrag van – naar de rechtbank begrijpt – € 49.720,-, het totaalbedrag uit de tas die zich in de auto bevond. Van het witwassen van het overige in beslag genomen geld moet de verdachte worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
4.1.3.
Beoordeling
Feit 1
De rechtbank volgt het standpunt van de verdediging dat het onvoldoende duidelijk is waar de ten laste gelegde hoeveelheid MDMA is aangetroffen en of deze hoeveelheid is te relateren aan de gegevens in het NFI-rapport betreffende MDMA. Er ontbreken foto’s en duidelijke beschrijvingen van de vindplaats(en) in het dossier en bepaalde goednummers komen meerdere keren voor met daaraan verschillende SIN-nummers gekoppeld. Hierdoor is de ‘
chain of evidence’niet sluitend en kan de rechtbank niet vaststellen dat de onderzochte hoeveelheid afkomstig is uit de auto van de verdachte, wat te meer klemt omdat er, zo volgt uit het dossier, tegelijkertijd in de nabijgelegen woning van een medeverdachte veel afzonderlijke hoeveelheden van vermoedelijk verdovende middelen in beslag zijn genomen. De verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Feit 2
De verdachte zal ook worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde, waarmee de verdachte wordt verweten dat hij heeft gehandeld in strijd met de Geneesmiddelenwet.
Op 10 mei 2024 heeft de politie onder meer 37,5 kilogram poeder onder de medeverdachte in beslag genomen. De monsters van dit poeder zijn niet onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) zodat niet met de vereiste zekerheid kan worden vastgesteld of het ketamine betreft. Ook ontbreekt een productbeoordeling van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, zodat onduidelijk is of de aangetroffen stof voldoet aan de omschrijving van het begrip werkzame stof als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder x.1 van de Geneesmiddelenwet. Tot slot ontbreekt een bevoegdheidsbeoordeling zodat ook niet kan worden vastgesteld dat de verdachte handelde zonder een registratie zoals vereist door de Geneesmiddelenwet. Gelet op het voorgaande ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs.
Feit 3
Het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de verdachte bekend voor zover het gaat om het bedrag van € 49.720,-. Het feit zal tot dat bedrag zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van witwassen van de bedragen van € 4.100,- en € 6.000. Uit het dossier blijkt niet waar het bedrag van € 4.100,- is aangetroffen, zodat niet vaststaat dat de verdachte van dit geld wist. Van het bedrag van € 6.000,-, dat bij nader onderzoek van de Douane in een verborgen ruimte van de auto is aangetroffen, kan niet worden vastgesteld dat de verdachte wist dat dit geld zich in de auto bevond.
4.1.4.
Conclusie
De verdachte zal voor de feiten 1 en 2 worden vrijgesproken. Van feit 3 zal de verdachte partieel worden vrijgesproken, namelijk voor het bedrag van € 10.100,-.
De rechtbank komt tot het oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte een bedrag van € 49.720,- heeft witgewassen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder
3ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op 10 mei 2024, te Spijkenisse, gemeente Nissewaard grote contante geldbedragen (totaalbedrag 49.
720euro), voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dit geld - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
witwassen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
Verdachte heeft bijna € 50.000,- witgewassen. In ruil voor een vergoeding heeft hij deze grote som aangenomen, terwijl hij had kunnen weten dat deze gelden geen legale herkomst hadden. Witwassen is een ernstig feit dat bijdraagt aan de instandhouding van criminaliteit. Het leidt er immers toe dat uit misdrijf verkregen geld een schijnbaar legale herkomst krijgt, waarmee de integriteit van het financiële en economische verkeer wordt aangetast. Verdachte heeft, zoals hij zelf ter zitting heeft verklaard, puur uit geldelijk gewin gehandeld.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 juli 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld in Nederland. De veroordeling op zijn Franse strafblad betreft andersoortige strafbare feiten dan het thans bewezenverklaarde feit.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank spreekt de verdachte, in afwijking van de eis van de officier van justitie, vrij van twee feiten. Dat leidt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de het in beslag genomen voorwerpen verbeurd te verklaren. Het gaat om de volgende voorwerpen:
  • contant geld: € 49.720 EUR (Omschrijving: [proces-verbaalnummer 1]);
  • contant geld: € 4.100 EUR (Omschrijving: [proces-verbaalnummer 2]);
  • contant geld: € 6.000 EUR (Omschrijving: [proces-verbaalnummer 3]).
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen over het beslag.
8.3.
Beoordeling
Alle hieronder genoemd voorwerpen op de beslaglijst zullen worden verbeurd verklaard, nu het gaat om voorwerpen met betrekking tot welke het feit is begaan of die daartoe zijn bestemd, en niet kan worden vastgesteld aan wie deze voorwerpen toebehoren.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van drie (3) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 3:
1. contant geld van € 49.720,- (Omschrijving: [proces-verbaalnummer 1]);
2. contant geld van € 4.100,- (Omschrijving: [proces-verbaalnummer 2]);
3. contant geld van € 6.000,- (Omschrijving: [proces-verbaalnummer 3]).
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. H. Wielhouwer en N. Shahani, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. U. Ramdihal-Poeran, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat hij
1
op of omstreeks 10 mei 2024 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk, buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet,
en/of heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, althans aanwezig heeft gehad
ongeveer 998 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
MDMA en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine een middel als bedoeld
in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
2
op of omstreeks 10 mei 2024 te Spijkenisse, gemeente Nisserwaard, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen zonder registratie een
hoeveelheid van ongeveer 37,5 kilogram ketamine, in elk geval een werkzame stof,
opzettelijk in voorraad heeft gehad en/of afgeleverd en/of uitgevoerd en/of
verhandeld;
(art 38 Geneesmiddelenwet )
3
op of omstreeks 10 mei 2024, te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
een of meer grote contante geldbedragen (totaalbedrag
59.82euro),
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen
terwijl hij, verdachte, wist dat dit geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig (eigen) misdrijf
( art 420bis lid 1 ahf/ond b / art 420bis.1 Wetboek van Strafrecht )