ECLI:NL:RBROT:2024:8188
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.M.G. van de Kragt
- K.Th. van Barneveld
- H.I. Kernkamp-Maathuis
- Rechtspraak.nl
Bezwaar tegen uitstel voorwaardelijke invrijheidstelling in strafzaak
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 14 augustus 2024 een beslissing genomen over het bezwaar van een veroordeelde tegen het uitstel van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.). De veroordeelde was eerder op 31 augustus 2022 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. Op 14 augustus 2024 kwam hij in aanmerking voor v.i., maar het Openbaar Ministerie (OM) had op 11 juli 2024 besloten om de v.i. met 60 dagen uit te stellen, in afwachting van een advies van het Landelijk Steunpunt Extremisme (LSE). De veroordeelde diende hiertegen bezwaar in, stellende dat het uitstel onrechtmatig was omdat het niet tijdig was betekend en dat de beslissing onredelijk en disproportioneel was.
Tijdens de behandeling van het bezwaar heeft de rechtbank de veroordeelde, zijn raadsvrouw en de officier van justitie gehoord. De veroordeelde betoogde dat het uitstel nadelige gevolgen had voor zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder het verlies van zijn boekhoudkantoor. Het OM verdedigde het uitstel door te wijzen op het recidiverisico en de noodzaak om de risico's te onderzoeken. De rechtbank oordeelde dat het risico op gewelddadig gedrag onvoldoende was onderbouwd en dat de beslissing van het OM niet in redelijkheid kon worden genomen. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de veroordeelde zwaarder wogen en verklaarde het bezwaar gegrond.
De rechtbank besloot dat de veroordeelde op 15 augustus 2024 om 14:00 uur voorwaardelijk in vrijheid zou worden gesteld. Deze beslissing werd genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en werd openbaar uitgesproken.