ECLI:NL:RBROT:2024:818

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
10691875 CV EXPL 23-24421
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning na huurachterstand

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 19 januari 2024, gaat het om een huurgeschil tussen [eiseres01] en De Rots Bewindvoering B.V., vertegenwoordigd door mr. J. Pearson. [eiseres01] heeft een huurachterstand van € 1.838,35 tot en met juni 2023 geconstateerd en eist ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning door [naam01]. Het verstekvonnis van 11 juli 2023, waarin de eis gedeeltelijk werd toegewezen, wordt door de bewindvoerder aangevochten. De kantonrechter oordeelt dat het verzet tijdig is ingediend en dat de huurachterstand moet worden betaald, maar dat ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd is gezien de huidige omstandigheden. De bewindvoerder betaalt inmiddels de huur en er is schuldhulpverlening ingeschakeld. De kantonrechter vernietigt het verstekvonnis en wijst de eis tot ontbinding af, maar veroordeelt de bewindvoerder tot betaling van de huurachterstand en proceskosten. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10691875 CV EXPL 23-24421
datum uitspraak: 19 januari 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: oorspronkelijk mr. A. Quispel, nu mr. H.J.B. van Nieuwenhuijzen,
tegen
De Rots Bewindvoering B.V.in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[naam01] ,
woonplaats: [woonplaats02] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J. Pearson.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’ en ‘de bewindvoerder’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bevat de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 9 juni 2023 met bijlagen;
  • het verstekvonnis van deze rechtbank van 11 juli 2023 met zaaknummer 10573266 CV EXPL 23-18103;
  • de verzetdagvaarding van 29 augustus 2023;
  • de brief met bijlagen van 21 november 2023 namens [eiseres01] .
1.2.
Op 1 december 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam02] (van beheerder Kolpa) namens [eiseres01] met mr. Van Nieuwenhuijzen;
  • [naam03] namens de bewindvoerder met mr. D.A. IJpelaar namens mr. Pearson.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
De zaak gaat over de huur van de woning aan [adres01] , die [naam01] huurt van [eiseres01] . [naam01] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Volgens [eiseres01] is de achterstand tot en met juni 2023 € 1.838,35. Dat is meer dan drie maanden huur. [eiseres01] vindt dat de achterstand rechtvaardigt dat de huurovereenkomst wordt ontbonden en [naam01] de woning moet verlaten. [eiseres01] eist in de dagvaarding:
  • ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling van [naam01] om de woning te ontruimen binnen drie dagen na het betekenen van het vonnis;
  • veroordeling van [naam01] om aan [eiseres01] te betalen:
o € 2.009,40 aan huurachterstand, rente en kosten en de rente over de huurachterstand vanaf 7 juni 2023 tot aan de dag dat alles is betaald;
o € 482,37 per maand vanaf juli 2023 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt, die laatste maand voor een hele te rekenen, met rente;
  • veroordeling van [naam01] in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.2.
In het genoemde verstekvonnis tussen [eiseres01] en [naam01] is de eis toegewezen, met uitzondering van de geëiste termijn voor het ontruimen van de woning. In het verstekvonnis is die termijn gesteld op veertien dagen in plaats van drie dagen.
2.3.
De goederen van [naam01] zijn bij beschikking van 8 augustus 2023 onder bewind gesteld. Dat is de reden dat het verzet is ingesteld door de bewindvoerder: die is nu de formele procespartij. De bewindvoerder vraagt het verstekvonnis te vernietigen en [eiseres01] in de proceskosten te veroordelen. [eiseres01] is het daar niet mee eens.

3.De beoordeling

Formeel punt: het verzet is tijdig gedaan
3.1.
De bewindvoerder is ontvankelijk in het verzet. De partijen zijn het daar niet over eens, maar de kantonrechter oordeelt dat het verzet tijdig is gedaan. Hij volgt het standpunt van [eiseres01] over het aflopen van de termijn voor verzet vóór de dag van de verzetdagvaarding (29 augustus 2023) niet.
3.2.
De termijn voor verzet is vier weken en begint a) nadat het vonnis is betekend aan de gedaagde zelf of b) nadat de gedaagde een daad heeft verricht waaruit blijkt dat hij bekend is met het vonnis (artikel 143 lid 2 Rv). Geen van die situaties is hier van toepassing.
Het vonnis is op 24 juli 2023 niet betekend aan [naam01] zelf maar is in een gesloten envelop in de brievenbus achtergelaten. Dat staat op het stuk van de deurwaarder. Ook de brief van 25 juli 2023 over de ontruiming is niet aan [naam01] betekend, maar slechts aan hem geadresseerd.
Van een zogenoemde daad van bekendheid is ook geen sprake. [eiseres01] stelt wel dat [naam01] in ieder geval op 28 juli 2023 op de hoogte moest zijn van de inhoud van het vonnis omdat een medewerker van het wijkteam eerder die week en de aanstaande bewindvoerder op die dag contact hebben opgenomen met de deurwaarder om ontruiming van de woning te voorkomen, maar [eiseres01] miskent dat dit geen daad is van [naam01] zelf en dat het ook geen daad is die aan [naam01] mag worden toegerekend (HR 8 april 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1325,
NJ1994/755). Bovendien wordt betwist dat de reden voor het opnemen van contact met de deurwaarder door het wijkteam en de aanstaande bewindvoerder was dat [naam01] op de hoogte was geraakt van het vonnis en dit bij (een van) die partijen heeft gemeld. Van de kant van de bewindvoerder wordt toegelicht dat bij een aankomende ontruiming van een woning het de deurwaarder is die de gemeente daarvan op de hoogte stelt, waarna de gemeente stappen onderneemt en in dit geval de aanstaande bewindvoerder heeft benaderd.
Het verstekvonnis wordt vernietigd: geen ontbinding van de huurovereenkomst, wel betalen huurachterstand met rente en kosten
3.3.
Het verstekvonnis wordt vernietigd, omdat het verzet de uitkomst van de procedure anders maakt. Dat wordt hierna toegelicht.
3.4.
De huurachterstand was € 1.838,35 berekend tot en met juni 2023 en is dat nu nog steeds. De partijen zijn het daar over eens. Vast staat dat de bewindvoerder de lopende huur inmiddels betaalt en dat de huurachterstand niet verder oploopt. De huurachterstand moet wel worden betaald door de bewindvoerder.
3.5.
De kantonrechter oordeelt dat het ontbinden van de huurovereenkomst met alle gevolgen niet is gerechtvaardigd in de gegeven omstandigheden.
Alleen een tekortkoming van voldoende gewicht van de huurder kan het ontbinden van de huurovereenkomst met alle gevolgen rechtvaardigen (artikel 6:265 lid 1 BW en HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810). Bij de beoordeling of sprake is van zo’n situatie moet naar alle omstandigheden worden gekeken. De kantonrechter vindt in dit geval de volgende omstandigheden belangrijk.
[naam01] moet de huur elke maand op tijd betalen. Dat is één van de belangrijkste verplichtingen van de huurder. Uit de stukken blijkt dat hij sinds 2017 regelmatig de huur te laat betaald en dat er vele aanmaningen en betalingsregelingen zijn geweest. Inmiddels is er een huurachterstand van meer dan drie maanden huur. Dat is een flinke tekortkoming in het nakomen van zijn verplichtingen.
[eiseres01] stelt dat haar belang bij het ontbinden van de huurovereenkomst is dat er alleen dan een einde komt aan een zich voortslepende situatie van te late huurbetalingen en huurachterstanden. Echter, inmiddels is bewind ingesteld over de goederen van [naam01] , zodat de maandelijkse huurbetalingen op tijd worden gedaan en de huurachterstand niet verder oploopt. Ook is inmiddels schuldhulpverlening ingeschakeld om de schuldenproblematiek op te lossen. De tekortkoming(en) van [naam01] kan/kunnen weliswaar niet meer worden teruggedraaid, maar in de huidige omstandigheden zijn de huurbetalingen geborgd en kan niet meer worden gesproken van een zich voortslepende situatie van telkens te late huurbetalingen. Uiteraard moet de nog bestaande huurachterstand van € 1.838,35 worden betaald door de bewindvoerder, maar dat moet ongeacht of de huurovereenkomst wel of niet wordt ontbonden. In deze omstandigheden weegt het woonbelang van [naam01] zwaarder dan het belang van [eiseres01] bij het ontbinden van de huurovereenkomst.
3.6.
De eis over de lopende huurtermijnen wordt niet toegewezen, omdat de verplichting om de huur te betalen voortvloeit uit de huurovereenkomst en er nu geen omstandigheden zijn gebleken waaruit blijkt dat de bewindvoerder die termijnen niet zal betalen.
3.7.
De incassokosten van € 163,82 zijn toewijsbaar, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). De rente over de huurachterstand (tot en met 6 juni 2023 berekend op € 7,23) is toewijsbaar, omdat [eiseres01] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en de bewindvoerder dat niet heeft betwist.
3.8.
Ondanks dat het verzet deels is gegrond, krijgt de bewindvoerder wel voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiseres01] tot vandaag vast op € 129,78 aan dagvaardingskosten, € 244,00 aan griffierecht, € 398,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 199,00) en € 99,50 aan nakosten (1/2 punt x € 199,00). Dit is totaal € 871,28. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend.
3.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
vernietigt het op 11 juli 2023 tussen [eiseres01] en [naam01] gewezen verstekvonnis met zaaknummer 10573266 CV EXPL 23-18103;
4.2.
veroordeelt de bewindvoerder om aan [eiseres01] te betalen € 2.009,40 aan huurachterstand, rente en buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 1.838,35 vanaf 7 juni 2023 tot de dag van volledige betaling;
4.3.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres01] worden begroot op € 871,28;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
34286