Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
2.De beoordeling
3.De beslissing
- € 1.278,42 aan achterstallige huur tot en met de maand juli 2024;
- € 925,- aan kale huur en servicekosten per maand vanaf de maand augustus 2024;
Rechtbank Rotterdam
In deze huurzaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, hebben eisers [eiser 1] en [eiser 2] op 30 mei 2024 gedaagden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gedagvaard wegens het niet nakomen van hun betalingsverplichtingen uit de huurovereenkomst. Aangezien gedaagden niet in de procedure verschenen, werd er verstek verleend. De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of er sprake was van onredelijk bezwarende bepalingen in de huurovereenkomst, met name de huurprijswijzigingsregeling. Op 27 augustus 2024 heeft de kantonrechter geoordeeld dat de huurprijswijzigingsregeling onredelijk bezwarend is en dat de eis tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming werd afgewezen, omdat de huurachterstand niet ernstig genoeg was. De eis tot betaling van de huurachterstand werd slechts deels toegewezen, rekening houdend met de betalingen die gedaagden tijdens de procedure hebben verricht. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de boetebepaling in de huurovereenkomst oneerlijk is, waardoor eisers geen aanspraak kunnen maken op incassokosten en rente. Gedaagden zijn hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.