ECLI:NL:RBROT:2024:8168
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing overname private schulden op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht)
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een gedupeerden van de toeslagenaffaire, en de minister van Financiën. Eiser had een aanvraag ingediend voor de overname van een geldschuld van € 25.000,- die hij in 2013 had geleend van zijn schoonvader. Deze lening was echter niet vastgelegd in een notariële akte en was niet opeisbaar. De minister heeft de aanvraag afgewezen, wat eiser heeft bestreden in beroep.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen. De wet vereist dat een schuld die niet is ontstaan in de normale uitoefening van het beroep of bedrijf van de schuldeiser, moet zijn vastgelegd in een notariële akte. Eiser betoogde dat het onredelijk was om deze eis te stellen, gezien zijn financiële situatie, maar de rechtbank oordeelde dat de minister niet gebonden is aan de civielrechtelijke dwingende bewijskracht van de schriftelijke overeenkomst tussen eiser en zijn schoonvader. Bovendien was de schuld niet opeisbaar voor 1 juni 2021, wat ook een vereiste is voor overname.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de minister niet verplicht is de schuld over te nemen. Wel heeft de rechtbank bepaald dat de minister het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden en de proceskosten tot een bedrag van € 1.750,- moet betalen. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.P. Ferwerda, rechter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.