ECLI:NL:RBROT:2024:8137

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
ROT 23/3716
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning en het wijzigen of aanleggen van een uitrit

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen het verlenen van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. De vergunning betreft het bouwen van een woning en het wijzigen of aanleggen van een uitrit op een perceel in Rotterdam. Eiser, die bezwaar maakte tegen de vergunning, heeft niet kunnen aantonen dat het project niet kan worden uitgevoerd. De rechtbank oordeelt dat de vergunning niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. Eiser heeft aangevoerd dat de nieuwe woning te dicht bij zijn eigen woning komt te staan en dat deze hoger en groter is, maar de rechtbank stelt vast dat de ruimtelijke onderbouwing van de vergunning voldoende is en dat de belangen van de betrokken partijen goed zijn afgewogen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de sloopverplichting die aan de vergunning is verbonden, geen privaatrechtelijke belemmering vormt voor de uitvoering van het project. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de vergunning blijft staan en eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/3716

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaatsnaam 1], eiser

(gemachtigde: mr.drs. J.M. Lammers),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam

(gemachtigde: mr. E. van Lunteren).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam 1] en [naam 2] uit [plaatsnaam 1] (vergunninghouders/belanghebbenden).

Inleiding

1. Bij het besluit van 13 april 2023 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder aan belanghebbenden een omgevingsvergunning verleend.
1.1.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Belanghebbenden hebben schriftelijk gereageerd.
1.4. Eiser heeft op het verweerschrift gereageerd met een aanvullend beroepschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 2 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn schoonzoon [naam 3], de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van verweerder, bijgestaan door [naam 4] en belanghebbenden.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 15 april 2022 hebben belanghebbenden een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor het bouwen van een woning en het wijzigen of aanleggen van een uitrit op de locatie [adres 1] (hierna: het perceel). Er wordt op het perceel een nieuw woning gebouwd en de bestaande woning zal worden gesloopt.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan belanghebbenden een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten “bouwen”, “handelen in strijd met regels van ruimtelijke ordening” en “uitrit aanleggen of veranderen”. Verweerder heeft de omgevingsvergunning verleend voor:
1. Bouwen” op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo);
2. “ Handelen in strijd met regels van ruimtelijke ordening” op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder c, met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3, van de Wabo in samenhang met artikel 3.10, eerste lid, onder a, van de Wabo;
3.“uitrit aanleggen of veranderen” op grond van artikel 2.2, eerste lid, onder e, van de Wabo in samenhang met artikel 2.12 van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012 (hierna: APV Rotterdam).
Verweerder heeft daarbij de ruimtelijke onderbouwing, zoals opgenomen in het document “Ruimtelijke onderbouwing [adres 1]” (hierna: ruimtelijke onderbouwing) van 16 november 2022, betrokken. Volgens verweerder is het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan “Schieveensepolder” (hierna: bestemmingsplan) in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening. De ruimtelijke onderbouwing heeft aangetoond dat de milieu- en omgevingsaspecten geen belemmering vormen voor het initiatief om een woning binnen het bestaande woonperceel te verplaatsen. Uit de onderbouwing blijkt dat er geen onevenredige negatieve milieueffecten worden veroorzaakt voor de omgeving.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de verlening van de omgevingsvergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wabo. De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 15 april 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
6. Ter plaatse van het perceel geldt het bestemmingsplan “Schieveensepolder”. Het perceel heeft de bestemming “Agrarische doeleinden I”.
7. De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
8. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Een goede ruimtelijke onderbouwing
9. Eiser, die woont op [adres 2], betoogt dat het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke onderbouwing. De nieuwe woning staat te dicht op de woning van eiser en is hoger en groter. De nieuwe woning valt verder buiten het bouwvlak. Er zijn geen soortgelijke woningen in de omgeving gerealiseerd. De woning op [adres 3] is gebouwd op basis van de kruimelregeling van het Besluit omgevingsrecht en de woning op [adres 4] is vergund op basis van het vernietigende bestemmingsplan “Woningen [straatnaam]”.
9.1.
Verweerder komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en het moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
9.2.
Volgens verweerder is er geen strijd met een goede ruimtelijke ordening. Ter motivering van het bestreden besluit heeft verweerder verwezen naar de ruimtelijke onderbouwing van [naam 5] van 16 november 2022. In de ruimtelijke onderbouwing is gekeken naar de positionering van de nieuwe woning. De nieuwe woning komt in dezelfde voorgevellijn te staan als de woning van eiser. Met de nieuwe plek van de woning op het perceel wordt het historische lint versterkt. De nieuwe woning zal conform het Bouwbesluit 2012 worden gebouwd en zal daarmee energiezuinig zijn. Volgens verweerder is het bouwplan goed ingepast in de omgeving en creëert het samenhang met de andere gerealiseerde woningen.
9.3.
De rechtbank stelt vast dat in de ruimtelijke onderbouwing wordt ingegaan op de ruimtelijke effecten van het bouwplan die te verwachten zijn voor de omgeving. De rechtbank is van oordeel dat deze ruimtelijke gevolgen goed in kaart zijn gebracht. Verweerder heeft zich dan ook bij zijn ruimtelijke afweging op de ruimtelijke onderbouwing kunnen baseren. In wat eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bouwplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Verweerder heeft gemotiveerd waarom er met het bouwplan wordt afgeweken van het bouwvlak en heeft bij deze afweging kunnen betrekken dat uit de Stadsvisie Rotterdam 2030 blijkt dat er vraag is naar dorpse en landelijke woonmilieus buiten de bebouwde kom en dat het verplaatsen van een woning aan de [straatnaam] bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. Hierbij heeft verweerder in aanmerking kunnen nemen dat de nieuwe woning verder zal komen af te staan van de woning van eiser dan nu het geval is en er een meer heldere bebouwingsstructuur ontstaat die wat betreft regelmaat meer passend is in de omgeving. In zijn ruimtelijke onderbouwing heeft verweerder toegelicht dat de nieuwe plek van de woning zorgt voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse, omdat het op een positieve manier bijdraagt aan het ruimtegebruik van het perceel. Ter zitting hebben belanghebbenden toegelicht dat de bestaande woning en de nieuwe woning ongeveer even groot zijn in bouwoppervlakte maar dat de hoogte van de nieuwe woning zal toenemen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, de belangen afwegende, tot het standpunt heeft kunnen komen dat de gevolgen van het bouwplan niet onevenredig zijn voor eiser. De beroepsgrond slaagt niet.
Vergunningsvoorschrift rond sloop en bouw
10. Eiser betoogt dat verweerder heeft nagelaten te onderzoeken welke schade de sloopverplichting als vergunningsvoorschrift met zich mee zal brengen in het kader van de financiële uitvoerbaarheid hiervan. In de vergunning dient een financiële zekerheidsstelling opgenomen te worden zodat de nakoming van de sloopverplichting niet zal leiden tot schade aan de woning van eiser. Eiser heeft ter zitting aangevoerd dat er gekeken dient te worden naar de kosten voor de aanpassing van de binnenwand naar de buitengevel en dat belanghebbenden deze kosten moeten dragen. [naam bedrijf 1] heeft deze kosten begroot op € 28.000,-. Volgens eiser is dit een privaatrechtelijke belemmering die vergunningverlening in de weg staat.
10.1.
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft overwogen kan in het kader van een procedure tegen een omgevingsvergunning een betoog dat ziet op de uitvoerbaarheid van het project, waaronder ook de financieel-economische uitvoerbaarheid is begrepen, slechts leiden tot vernietiging van het bestreden besluit indien en voor zover het aangevoerde leidt tot de conclusie dat verweerder op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het project niet kan worden uitgevoerd. [1]
10.2.
De rechtbank stelt vast dat in de omgevingsvergunning het volgende voorschrift met betrekking tot het “Handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening” is opgenomen: “U moet na het voltooien van de woning de bestaande woning slopen. Dit dient u binnen een termijn van 3 maanden uit te voeren. Voor deze sloop zal een sloopmelding moeten worden gedaan als bedoeld in artikel 1.26 van het Bouwbesluit 2012.” Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de sloopverplichting is opgenomen omdat verweerder twee woningen op het perceel niet wenselijk acht. Het is in eerste instantie aan belanghebbenden om te beoordelen of zij het project kunnen uitvoeren en of dit voor hen rendabel is. Niet is gebleken van omstandigheden aan de zijde van belanghebbenden die verweerder op voorhand had moeten doen inzien dat het project niet uitvoerbaar is. In wat eiser heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat het project niet kan worden uitgevoerd. Verweerder heeft toegelicht dat het slopen ingevolge het Bouwbesluit 2012 dient plaats te vinden. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de eventuele schade die na het slopen ontstaat, buiten het bouwplan en deze omgevingsvergunning valt. Er is geen sprake van een privaatrechtelijke belemmering voor de verlening van de omgevingsvergunning nu met de sloop niet wordt afgeweken van het bestemmingsplan. De beroepsgrond slaagt niet.
Schade door heiwerkzaamheden
11. Eiser voert aan dat er een voorschrift moet komen dat er niet geheid mag worden voor wat betreft de fundering vanwege trillingsgevaar. Het heien levert schade op aan de woning van eiser. Volgens de bouwkundige van [naam bedrijf 1] dateert de fundering van de woning van eiser uit omstreeks 1800 en is deze ongewijzigd gebleven. Dit betreft vrijwel zeker een getrapte metselwerk fundering op staal. Een dergelijke fundering is kwetsbaar en gevoelig voor trillingen in de bodem. Het trillingsgevaar kan worden ondervangen door te werken met geschroefde palen, Fundex-palen of soortgelijke palen.
11.1.
Verweerder heeft met het verbinden van de voorschriften aan de omgevingsvergunning met betrekking tot het indienen van een palenplan, de overige constructieve gegevens en het monitoringsplan en de daaraan voorafgaande verplichte goedkeuring, getracht te voorkomen dat schade wordt veroorzaakt door de werkzaamheden. De rechtbank is van oordeel dat eiser met het rapport van [naam bedrijf 1] niet aannemelijk heeft gemaakt dat met de heiwerkzaamheden niet wordt voldaan aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de palen trillingsarm worden geheid. In het monitoringsplan moet de grenswaarde worden aangegeven. Deze grenswaarde wordt gebaseerd op de SBR Trillingsrichtlijn A. Er zullen trillingsmeters worden geplaatst en verweerder zal aanwezig zijn bij het heien van de eerste paal. Het bouwbedrijf van belanghebbenden heeft het bedrijf [naam bedrijf 2] ingeschakeld voor het uitvoeren van een onafhankelijke observatie voorafgaand aan de bouw. Belanghebbenden hebben bij de vergunningsaanvraag een palenplan en funderingstekeningen aangeleverd. Voor zover door het heien schade zal ontstaan aan de woning van eiser, kan eiser zich via het civielrecht tot belanghebbenden wenden. De beroepsgrond slaagt niet.
Uitrit aanleggen of veranderen
12. Omdat eiser de beroepsgrond dat er sprake is van een gevaarlijke situatie door de aanleg van de uitrit ter zitting heeft ingetrokken, komt de rechtbank niet aan de beoordeling van deze beroepsgrond toe.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.S.Y. Verweij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
26 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Wettelijk kader

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
(…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
(…).
Artikel 2.2
1. Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:
(…)
e. een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen,
(…).
Artikel 2.12
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
(…)
3. In overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
(…).
Artikel 2.18
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening.
Artikel 3.10
1. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de voorbereiding van de beschikking op de aanvraag om een omgevingsvergunning, indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op:
a. een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, voor zover er strijd is met het bestemmingsplan of een beheersverordening en slechts vergunning kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3;
(…).

Bestemmingsplan “Schieveensepolder”

Artikel 1 – Agrarische doeleinden I
1. De gronden, aangewezen voor agrarische doeleinden I, zijn bestemd voor de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven met uitzondering van door middel van staande kassen uitgeoefende tuinbouw, zomede voor de voor die bedrijfsuitoefening nodige bouwwerken – met inbegrip van bedrijfswoningen – ontsluitingswegen en -paden, voor waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals kaden en beschoeiingen.
(…).

Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012

Artikel 2:12
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag:
a. een uitweg te maken naar een weg in de zin van artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994;
(…)
2. Een vergunning kan worden geweigerd in het belang van:
a. de bruikbaarheid van de weg;
b. het veilig en doelmatig gebruik van de weg;
c. de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;
d. de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente.
(…).

Voetnoten

1.ABRvS 1 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2544.