In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen het verlenen van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. De vergunning betreft het bouwen van een woning en het wijzigen of aanleggen van een uitrit op een perceel in Rotterdam. Eiser, die bezwaar maakte tegen de vergunning, heeft niet kunnen aantonen dat het project niet kan worden uitgevoerd. De rechtbank oordeelt dat de vergunning niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. Eiser heeft aangevoerd dat de nieuwe woning te dicht bij zijn eigen woning komt te staan en dat deze hoger en groter is, maar de rechtbank stelt vast dat de ruimtelijke onderbouwing van de vergunning voldoende is en dat de belangen van de betrokken partijen goed zijn afgewogen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de sloopverplichting die aan de vergunning is verbonden, geen privaatrechtelijke belemmering vormt voor de uitvoering van het project. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de vergunning blijft staan en eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.