ECLI:NL:RBROT:2024:8130

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
ROT 23/4341
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlenen omgevingsvergunning voor verbouwing winkelpand tot woningen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de verleende omgevingsvergunning voor het verbouwen van een winkelpand tot veertien woningen. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit een gebrek bevatte, omdat verweerder niet had onderzocht of aan de geldende parkeernormen werd voldaan. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning, en de voorzieningenrechter had eerder een voorlopige voorziening getroffen om het primaire besluit te schorsen. Verweerder heeft vervolgens een aanvullende omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van de parkeernorm, maar de rechtbank concludeert dat dit niet voldoende was. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen van het besluit in stand omdat verweerder het gebrek heeft hersteld. Eiseres krijgt haar griffierecht vergoed en verweerder wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/4341

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaatsnaam 1], eiseres

(gemachtigde: [naam 1]),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gorinchem

(gemachtigden: [naam 2] en [naam 3]).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam bedrijf] uit [plaatsnaam 2] (vergunninghouder/belanghebbende) (gemachtigde: mr. J.R. van Manen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de verleende omgevingsvergunning (hierna: het primaire besluit) voor het verbouwen van een winkelpand tot veertien woningen [adres 1], [adres 2], [adres 3], [adres 4] en [adres 5], [adres 6], [adres 7] en [adres 8], [adres 9], [adres 10], [adres 11], [adres 12], [adres 13] en [adres 14] (hierna: het pand) te [plaatsnaam 3].
1.1.
Met het besluit van 10 mei 2023 (hierna: het bestreden besluit) op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
1.3.
Met de voorlopige voorziening van 24 augustus 2023 heeft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening getroffen en het primaire besluit en het bestreden besluit geschorst tot de uitspraak op het beroep. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verweerder nader moet onderzoeken en beoordelen of er voldoende parkeerplaatsen zullen zijn om in de parkeerbehoefte vanwege de veertien woningen te voorzien.
1.4.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
Met het besluit van 21 december 2023 heeft verweerder een aanvullende omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van de parkeernorm.
1.6.
Eiseres heeft nadere gronden ingediend.
1.7.
Verweerder heeft een aanvullend verweerschrift ingediend.
1.8.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigden van verweerder, namens belanghebbende [naam 4] en de gemachtigde van belanghebbende.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 14 april 2022 heeft vergunninghouder een omgevingsvergunning aangevraagd voor het verbouwen van het pand tot veertien appartementen. Ook zal er worden gesloopt in beschermd stads- of dorpsgezicht.
3. Verweerder heeft de omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten “het (ver)bouwen van een bouwwerk” en “het slopen van een bouwwerk in gevallen waarin dat in een bestemmingsplan of voorbereidingsbesluit is bepaald”. Omwonenden in de nabijheid van het pand, waaronder eiseres, hebben bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning. Met het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard onder verwijzing naar de overwegingen van het advies van de Algemene bezwaarschriftencommissie. Verweerder concludeert dat het bouwplan voldoet aan artikel 2.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo), waarmee er sprake is van een gebonden beschikking voor wat betreft het bouwen.
4. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verweerder er ten onrechte vanuit is gegaan dat het “Paraplubestemmingsplan Parkeren” (hierna: paraplubestemmingsplan) niet van toepassing is op het bouwplan. In artikel 3.2.1, onder a, van het paraplubestemmingsplan staat dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw vaststaat dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de beleidsregel (inclusief bijlagen) “Parkeernormen Gorinchem juni 2019” (hierna: de Parkeernormen) wordt gerealiseerd. In deze planregels is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen restrictie opgenomen dat deze eis niet zou gelden bij het verbouwen van een gebouw. Dit betekent volgens de voorzieningenrechter dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten te onderzoeken of aan de geldende parkeernormen wordt voldaan. Er moet een onderzoek komen naar de parkeerbehoefte, zodat overeenkomstig de beleidsregel de Parkeernormen kunnen worden vastgesteld of er na het realiseren van de nieuwe woningen voldoende parkeergelegenheid is. Wat betreft de stelling van verzoekster dat op grond van artikel 32.2.1 van de planregels van het bestemmingsplan “Binnenstad e.o.” (hierna: bestemmingsplan) archeologisch onderzoek is vereist, oordeelt de voorzieningenrechter dat verzoekster onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat bij de realisering van de nieuwe woningen dieper dan 30 centimeter zal worden gegraven.
5. Naar aanleiding van de voorlopige voorziening heeft verweerder onderzocht of aan de geldende parkeernormen wordt voldaan. Vergunninghouder heeft hiervoor een parkeerberekening overgelegd. Op basis van deze parkeerberekening is geconcludeerd dat de parkeerbehoefte met, afgerond, twee parkeerplaatsen toeneemt. Verweerder heeft deze parkeerberekening gevolgd en een aanvullende omgevingsvergunning verleend voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan. Het betreft hier het afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 van het paraplubestemmingsplan op grond van artikel 3.2.2 van het paraplubestemmingsplan.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt de verlening van de omgevingsvergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
7. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wabo. De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 14 april 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
8. Ter plaatse van het pand geldt het bestemmingsplan “Binnenstad e.o.” met als bestemming gedeeltelijk “Gemengd-1”. Op het pand rust verder de bestemming “Waarde – Archeologische verwachting zeer hoog LMNT2” en de bestemming “Waarde – Beschermd stadsgezicht”. Daarnaast zijn de bestemmingsplannen “Binnenstad e.o. herziening erfgoed” en “Paraplubestemmingsplan Parkeren” van toepassing.
9. De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
10. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Parkeernormen Gorinchem juni 2019
11. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er sprake is van een gebrek nu verweerder heeft nagelaten te onderzoeken of met het bouwplan aan de geldende parkeernormen wordt voldaan. Naar aanleiding van de getroffen voorlopige voorziening heeft verweerder onderzoek gedaan naar de parkeerbehoefte overeenkomstig de Parkeernormen. Met het besluit van 21 december 2023 heeft verweerder in aanvulling op het primaire besluit een omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van de parkeernormen. De rechtbank zal het besluit van 21 december 2023 meenemen in haar beoordeling.
12. Eiseres betoogt dat in de berekening van vergunninghouder geen rekening is gehouden met dubbelgebruik. Volgens eiseres dienen de aanwezigheidspercentages bij de berekening van de parkeerbehoefte te worden betrokken. De momenten waarop er parkeerbehoefte bestaat in de situatie van een winkelpand met woningen verschilt van de momenten waarop er parkeerbehoefte zal ontstaan bij de functie “wonen”. Eiseres heeft een berekening voor de parkeerbehoefte overgelegd. Bij het bouwplan zal op een aantal momenten in de week meer parkeerbehoefte ontstaan. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat op zaterdagavond het grootste tekort van twaalf parkeerplaatsen zal ontstaan. Er kan daarom geen gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om op basis van artikel 3.2.2, onder g, van het paraplubestemmingsplan af te wijken van de parkeereis zoals deze is opgenomen in artikel 3.2.1, onder a, van het paraplubestemmingsplan. Verder voert eiseres aan dat in de parkeergarage Kweeklust, waar verweerder naar verwijst, geen parkeercapaciteit meer is. In de parkeertellingen 2018-2022 van parkeergarage Kweeklust zijn op de maatgevende momenten in de week geen tellingen gedaan. Eiseres wijst er verder op dat na 17:00 uur sprake is van gratis parkeren in de parkeergarage Kweeklust.
12.1.
De rechtbank stelt vast dat verweerder de parkeerberekening van vergunninghouder heeft gevolgd. Deze parkeerberekening is vastgesteld op grond van de Parkeernormen. In deze parkeerberekening is rekening gehouden met de toegepaste parkeernormen voor “centrum” en de typologie van de wooneenheden die in het bouwplan zijn vermeld. In de oude situatie was de parkeernorm zeventien parkeerplaatsen. Uit de parkeerberekening voor het bouwplan volgt een parkeernorm van 18,8 parkeerplaatsen. Daarmee is er sprake van een tekort van, afgerond, twee parkeerplaatsen. Verweerder heeft toegelicht dat deze parkeerplaatsen niet op eigen terrein kunnen worden gerealiseerd zonder dat dit ten koste gaat van het realiseren van woonruimte.
12.2.
De rechtbank overweegt dat ter zitting is komen vast te staan dat de artikelen 3.2.1, onder a, en artikel 3.2.2, onder e en g, van het paraplubestemmingsplan ter discussie staan. Uit de Parkeernormen volgt dat bij een ontwikkeling met meerdere functies vaak sprake is van dubbelgebruik van de parkeerplaatsen. Dubbelgebruik betekent dat parkeerplaatsen voor meerdere functies gebruikt kunnen worden. Om het dubbelgebruik te bepalen zijn er voor verschillende functies aanwezigheidspercentages opgenomen. Eiseres heeft ter zitting toegelicht dat zij ook de parkeernorm van vergunninghouder heeft gebruikt in haar berekening. Nu de functie van het bouwplan alleen wonen betreft, is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van dubbelgebruik en verweerder geen rekening hoeft te houden met aanwezigheidspercentages in de parkeerberekening. Daarbij heeft verweerder toegelicht dat voor de bestaande situatie ook geen reductie vanwege dubbelgebruik heeft plaatsgevonden.
12.3.
Verweerder heeft de parkeertellingen 2018-2022 van de parkeergarage Kweeklust overgelegd. Uit deze parkeertellingen volgt dat parkeergarage Kweeklust op verschillende dagen en tijden van de week voldoende parkeercapaciteit heeft. De rechtbank overweegt dat deze parkeertellingen voldoende maatgevend zijn. Vergunninghouder heeft er ter zitting op gewezen dat er in de directe omgeving van het pand nog twee parkeergarages, namelijk Paardenwater en Bagijnenwal, zijn. Dat er op dit moment, zo stelt eiseres, al geen parkeercapaciteit meer is in de stad, hoeft verweerder niet mee te nemen bij de beoordeling of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State behoort bij de beoordeling van de vraag of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid alleen rekening te worden gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van het realiseren van het bouwplan. Een eventueel bestaand tekort aan parkeerplaatsen kan buiten beschouwing worden gelaten. [1] Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen afwijken van de parkeernorm in artikel 3.2.1, onder a, van het paraplubestemmingsplan op grond van artikel 3.2.2, onder e en g, van het paraplubestemmingsplan. De beroepsgrond slaagt niet.
Archeologisch onderzoek
13. Eiseres voert aan dat de grond waarop het pand staat, mede bestemd is voor de bescherming, het behoud en het veiligstellen van de archeologische waarden van deze grond. Het pand staat op de grond met de bestemming “Waarde – Archeologische verwachting zeer hoog LMNT2”. De bouwregels in artikel 32.2.1 van het bestemmingsplan bepalen dat, voor bouwwerkzaamheden met een oppervlakte groter dan of gelijk aan 30 m² en waarvoor (grond)werkzaamheden dieper dan 30 centimeter noodzakelijk zijn, alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport moet worden overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld. Volgens eiseres is het onduidelijk op basis waarvan verweerder concludeert dat archeologisch onderzoek niet is vereist. Gezien de aard en de omvang van de werkzaamheden is het niet aannemelijk dat er geen grondwerkzaamheden plaatsvinden die dieper gaan dan 30 centimeter. Er is dus ten onrechte geen archeologisch onderzoek uitgevoerd.
13.1.
De rechtbank stelt vast dat het eerdere vergunningsvoorschrift in het bestreden besluit “U mag geen grondwerkzaamheden uitvoeren, ongeacht de oppervlakte en ongeacht de diepte van de werkzaamheden, totdat een rapport overlegd wordt waarin deze archeologische waarden van de gronden in voldoende mate zijn vastgesteld en deze door een archeologische deskundige namens bevoegd gezag is goedgekeurd” is komen te vervallen. Verweerder heeft hierbij van belang geacht dat uit de bouwtekening volgt dat de bestaande begane grond vloer blijft bestaan en dat de grond niet wordt geroerd. Gebleken is dat de werkzaamheden niet dieper dan 30 centimeter worden uitgevoerd. Eiseres heeft dit betwist, maar niet aannemelijk gemaakt. Gelet op het voorgaande mocht verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt stellen dat er geen archeologisch onderzoek nodig is. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

14. Nu het bestreden besluit een gebrek bevatte dat na de voorlopige voorziening is hersteld door middel van het besluit van 21 december 2022, is het beroep gegrond. Het bestreden besluit zal dienovereenkomstig worden vernietigd. Omdat verweerder met het besluit van 21 december 2022 het gebrek heeft hersteld, zal de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb bepalen dat de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand blijven.
15. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
16. Tevens veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Er is geen sprake van een herroeping in de zin van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb. Eiseres krijgt dus geen vergoeding van de kosten in bezwaar.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten van eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.S.Y. Verweij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
26 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Wettelijk kader

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
(…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
(…)
g. het slopen van een bouwwerk in gevallen waarin dat in een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit is bepaald.
(…).
Artikel 2.10
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
(…)
c. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12.
(…).
Artikel 2.12
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
(…).
Artikel 2.16
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder g of h, kan de omgevingsvergunning worden geweigerd indien naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

Bestemmingsplan “Binnenstad e.o”

Artikel 32 Waarde – Archeologische verwachting zeer hoog LMNT2
Artikel 32.2.1 omgevingsvergunning voor het bouwen
a. voor bouwwerkzaamheden met een oppervlakte groter dan of gelijk aan 30 m² en waarvoor (grond)werkzaamheden dieper dan 30 cm noodzakelijk zijn, moet alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld.
(…).

Paraplubestemmingsplan Parkeren

Artikel 3.2 Regels met betrekking tot alle betrokken ruimtelijke plannen
3.2.1 Parkeren
a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw staat vast dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de beleidsregel (inclusief bijlagen) “parkeernormen Gorinchem juni 2019” wordt gerealiseerd. Als de beleidsregels worden gewijzigd dient er rekening te worden gehouden met die wijziging;
b. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw waarbij een behoefte bestaat voor ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat op het betreffende bouwperceel in voldoende mate ruimte voor het laden of lossen van goederen is of zal worden aangebracht.
3.2.2 Binnenplanse afwijking parkeren
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 indien:
(…)
e. Er voldoende openbare parkeerplaatsen binnen een acceptabele afstand aanwezig zijn; en/of
(…)
g. Het een ontwikkeling betreft waarbij het verschil tussen de parkeerbehoefte van de oude en de nieuwe situatie niet groter is dan 2 parkeerplaatsen; en/of
(…).

Voetnoten

1.ABRvS 3 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2234.