ECLI:NL:RBROT:2024:811

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
10756017 CV EXPL 23-28384
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurovereenkomst en onredelijk bezwarend boetebeding in het kader van huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonbron en een huurder, aangeduid als [gedaagde01]. De eiseres, Woonbron, heeft de huurder aangeklaagd wegens huurachterstand en heeft verzocht om ontbinding van de huurovereenkomst. De huurder, die sinds 23 december 2002 een woning huurt, heeft te maken met financiële problemen, wat heeft geleid tot een huurachterstand van € 2.340,64. Woonbron eist dat de huurder deze achterstand betaalt en dat de huurovereenkomst wordt ontbonden.

De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of er sprake is van oneerlijke bepalingen in de huurovereenkomst, in het bijzonder een boetebeding dat in de algemene voorwaarden is opgenomen. Dit boetebeding, dat een boete van maximaal € 50,- per dag oplegt voor overtredingen van de algemene voorwaarden, werd door de rechter als onredelijk bezwarend beschouwd. De rechter oordeelde dat het boetebeding het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen aanzienlijk verstoorde, wat in strijd is met de goede trouw. Hierdoor werd het boetebeding volledig buiten toepassing gelaten.

De rechter heeft de huurder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en heeft de huurovereenkomst ontbonden. De huurder moet de woning binnen 14 dagen na betekening van het vonnis ontruimen. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen en is de huurder veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Woonbron direct kan overgaan tot uitvoering van de uitspraak, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10756017 CV EXPL 23-28384
datum uitspraak: 2 februari 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonbron,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder [naam01] ,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Woonbron’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 16 oktober 2023, met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondeling antwoord van [gedaagde01] ;
  • het op de zitting door Woonbron overgelegde overzicht van de betalingsachterstand;
  • de akte uitlaten aan de zijde van Woonbron, met een productie.
1.2.
Op 8 december 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was namens Woonbron haar gemachtigde aanwezig.
[gedaagde01] is niet verschenen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde01] huurt sinds 23 december 2002 een woning van Woonbron. De huur is nu € 586,01 per maand. [gedaagde01] heeft financiële problemen waardoor er een huurachterstand is.
Woonbron eist dat [gedaagde01] die huurachterstand betaalt en dat de rechter de huurovereenkomst ontbindt.
2.2.
[gedaagde01] moet van de rechter de huurachterstand betalen en de woning verlaten. Hierna zal worden uitgelegd waarom.
Ambthalve toetsen
2.3.
Omdat [gedaagde01] als huurder een consument is en Woonstad als verhuurder wordt aangemerkt als handelaar, moet de rechter ambtshalve beoordelen of in de huurovereenkomst en de bijbehorende algemene bepalingen oneerlijke bepalingen staan zoals bedoeld in Richtlijn 93/13 EG.
2.4.
Bij de beoordeling van het oneerlijke karakter van een beding gaat het erom of dat beding, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort (artikel 3 lid 1 van de richtlijn). Hierbij moeten alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst worden meegewogen. Irrelevant voor deze toets is dus de feitelijke toepassing en uitvoering van de bedingen, of een achteraf gegeven uitleg. Verder moet rekening worden gehouden met de toepasselijke regels van het nationale recht wanneer partijen geen regeling zouden hebben getroffen.
Boetebeding
2.5.
In de algemene voorwaarden is onder 17.1 een algemeen boetebeding opgenomen, op grond waarvan voor iedere overtreding van de algemene voorwaarden [gedaagde01] aan Woonbron een boete van maximaal € 50,- per dag verschuldigd is met een maximum van € 1.500,-, onverminderd de gehoudenheid van [gedaagde01] om de afspraken in de algemene voorwaarden na te komen en onverminderd het recht van Woonbron om ook schadevergoeding te vragen.
2.6.
De kantonrechter is van oordeel dat dit beding oneerlijk is. Het beding van artikel 17.1 kan onder meer worden ingeroepen indien de huur niet tijdig wordt betaald, omdat het niet tijdig betalen van de huur ook een overtreding van de algemene voorwaarden is. In dat geval kan Woonbron aanspraak maken op een boete van € 50,- per kalenderdag, naast schadevergoeding. Een dergelijke boete van € 50,- per dag is veel hoger dan de verschuldigde wettelijke rente (6% sinds 1 juli 2023) over het niet tijdig betalen van een geldsom. Weliswaar is de boete gemaximeerd tot € 1.500,-, maar in verhouding tot de verschuldigde wettelijke rente over het niet tijdig betalen van de onderhavige huur is het bedrag van € 1.500,- buiten proportioneel hoog. Deze omstandigheid maakt dat het evenwicht tussen partijen aanzienlijk is verstoord, in het nadeel van [gedaagde01] .
2.7.
Omdat het boetebeding oneerlijk is, moet het beding volledig buiten toepassing worden gelaten. Evenmin kan aanspraak worden gemaakt op een wettelijke regeling van aanvullend recht dat van toepassing zou zijn geweest als het beding niet in de overeenkomst stond. [1] Dit betekent dat Woonbron geen aanspraak kan maken op de wettelijke rente. De gevorderde wettelijke rente over de huurachterstand wordt daarom afgewezen.
Huurachterstand
2.8.
[gedaagde01] wordt veroordeeld om € 2.340,64 aan Woonbron te betalen. Op de zitting van 8 december 2023 heeft de gemachtigde van Woonbron een actueel overzicht van de betalingsachterstand in het geding gebracht. In dit overzicht is de betaling van [gedaagde01] van € 500,- waarover zij in haar antwoord heeft verklaard, verwerkt. Omdat [gedaagde01] niet op de zitting is verschenen, heeft zij de kans voorbij laten gaan om eventuele op- of aanmerkingen te maken over het overzicht. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van het actuele overzicht.
Ontbinding en ontruiming
2.9.
De huurovereenkomst wordt ontbonden, omdat [gedaagde01] verplicht was om de huur op tijd te betalen en dat niet heeft gedaan (artikel 6:265 BW). De huurachterstand is ernstig genoeg om de huurovereenkomst te beëindigen. Dat is meestal zo bij een achterstand van meer dan drie maanden, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen. [2] De financiële omstandigheden van [gedaagde01] , hoe vervelend die voor haar ook zijn, hebben niet tot gevolg dat de ontbinding van de huurovereenkomst moet worden afgewezen.
2.10.
[gedaagde01] moet een gebruiksvergoeding van € 586,01 per maand betalen tot en met de dag waarop zij de woning met al haar spullen heeft verlaten (artikel 7:225 BW). Woonbron heeft niet uitgelegd waarom [gedaagde01] een vergoeding moet betalen voor de rest van de maand. Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels (artikel 7:248 BW) als voor het verhogen van de huur.
2.11.
De termijn voor ontruiming wordt op 14 dagen na betekening van het vonnis gesteld.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.12.
De incassokosten van € 430,30 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
Proceskosten
2.13.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Woonbron tot vandaag vast op € 129,85 aan dagvaardingskosten, € 487,- aan griffierecht, € 398,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 199,-) en € 99,50 aan nakosten (1/2 punt x € 199,-). Dit is totaal € 1.114,35. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.14.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Woonbron te betalen € 2.770,94 aan huurachterstand en buitengerechtelijke kosten;
3.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde01] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de woning aan [adres01] te [plaats01] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde01] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Woonbron te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde01] om vanaf 1 januari 2024 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan Woonbron te betalen € 586,01 per maand met de verhoging die is toegestaan;
3.4.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van Woonbron worden begroot op € 1.114,35;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
754

Voetnoten

1.Hof van Justitie van de Europese Uni 27 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:68
2.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810