In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonbron en een huurder, aangeduid als [gedaagde01]. De eiseres, Woonbron, heeft de huurder aangeklaagd wegens huurachterstand en heeft verzocht om ontbinding van de huurovereenkomst. De huurder, die sinds 23 december 2002 een woning huurt, heeft te maken met financiële problemen, wat heeft geleid tot een huurachterstand van € 2.340,64. Woonbron eist dat de huurder deze achterstand betaalt en dat de huurovereenkomst wordt ontbonden.
De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of er sprake is van oneerlijke bepalingen in de huurovereenkomst, in het bijzonder een boetebeding dat in de algemene voorwaarden is opgenomen. Dit boetebeding, dat een boete van maximaal € 50,- per dag oplegt voor overtredingen van de algemene voorwaarden, werd door de rechter als onredelijk bezwarend beschouwd. De rechter oordeelde dat het boetebeding het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen aanzienlijk verstoorde, wat in strijd is met de goede trouw. Hierdoor werd het boetebeding volledig buiten toepassing gelaten.
De rechter heeft de huurder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en heeft de huurovereenkomst ontbonden. De huurder moet de woning binnen 14 dagen na betekening van het vonnis ontruimen. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen en is de huurder veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Woonbron direct kan overgaan tot uitvoering van de uitspraak, ongeacht een eventuele hoger beroep.