ECLI:NL:RBROT:2024:8089

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
10/141718-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van het buiten het grondgebied van Nederland brengen en vervoeren van cocaïne en MDMA met onrechtmatig verkregen bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 augustus 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het buiten het grondgebied van Nederland brengen en vervoeren van cocaïne en MDMA. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 april 2024 te Dordrecht, opzettelijk ongeveer 3545,6 gram cocaïne en 135,6 gram MDMA heeft vervoerd. De verdachte werd staande gehouden op de A15, waarna de politie met toestemming van de verdachte de auto doorzocht. In de auto werden meerdere pakketten met drugs aangetroffen. De verdachte heeft wisselend verklaard over zijn kennis van de drugs, maar de rechtbank oordeelde dat zijn verklaringen ongeloofwaardig waren. De verdediging voerde aan dat het bewijs onrechtmatig was verkregen door een onrechtmatige doorzoeking van de auto en de telefoon van de verdachte, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank oordeelde dat de doorzoekingen rechtmatig waren, omdat de verdachte toestemming had gegeven. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 36 maanden op en verklaarde de in beslag genomen auto verbeurd. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ernstige feiten die een gevaar voor de volksgezondheid met zich meebrachten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/141718-24
Datum uitspraak: 19 augustus 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsman mr. K. Durdu, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 augustus 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.A.A. Smetsers heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van de in beslag genomen personenauto en het in beslag genomen contante geldbedrag.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de doorzoeking van de auto waarin de verdachte reed en de doorzoeking van zijn telefoon onrechtmatig zijn geweest. De verdachte heeft namelijk geen uitdrukkelijke toestemming gegeven voor de doorzoekingen in de auto en zijn telefoon. Daarbij was het de verdachte niet duidelijk dat het doorzoeken van de auto vrijwillig was. In het kader van deze vormverzuimen dient hetgeen aangetroffen is in de auto en in de telefoon, uitgesloten te worden van het bewijs, omdat dit onrechtmatig verkregen is. Door het uitsluiten van dit bewijs blijft te weinig over om de feiten wettig en overtuigend te kunnen bewijzen. De verdediging heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat bij de verdachte de wetenschap dat drugs aanwezig was in het voertuig waarin hij reed ontbreekt. De verdachte was in de veronderstelling dat hij tegen betaling slechts een auto naar Frankrijk vervoerde, maar wist niets van de drugs in de auto.
4.1.2.
Beoordeling
Onrechtmatig verkregen bewijs?
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat er sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs als gevolg van een onrechtmatige doorzoeking van de auto. Op het moment dat de verdachte staande werd gehouden zijn – bij gebrek aan een beschikbare (telefonische) tolk - naar hem de volgende (via Google Translate) naar het Frans vertaalde woorden uitgesproken:
"Nous autorisez-vous à fouiller votre voiture?Wij geven u toestemming om uw auto te doorzoeken.
Cette recherche est entièrement volontaire.Dit onderzoek is helemaal vrijwillig.
Vous n'êtes donc pas obligé de coopérer à cela.U bent niet verplicht om hieraan uw medewerking te verlenen.
Si nous trouvons des choses punissables, vous pouvez être arrêté pour cela.Als wij strafbare dingen aantreffen kunt u daarvoor worden aangehouden."
De rechtbank concludeert hieruit dat de verbalisanten aan de verdachte voldoende duidelijk hebben gemaakt dat zij voornemens waren de verdachte te onderwerpen aan een vrijwillige doorzoeking van de auto. Dat de eerste zin ongelukkig is vertaald doet niet af aan het geheel. Daarbij staat in het proces-verbaal van bevindingen van de politie aangegeven dat verdachte toestemming gaf de auto te doorzoeken, na het voorhouden van deze vertaalde zinnen. Dit maakt dat de doorzoeking van de auto waarin de verdachte reed rechtmatig heeft plaatsgevonden en de bewijsmiddelen op een rechtmatige wijze zijn verkregen en dus kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
De verdediging heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat ook de doorzoeking van de telefoon van de verdachte tijdens de staande houding onrechtmatig heeft plaatsgevonden. De rechtbank merkt daaromtrent op dat de verdachte vrijwillig de toegang tot zijn telefoon heeft verleend aan de verbalisant. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal van de verbalisant.
Ook het doorzoeken van de telefoon acht de rechtbank dus niet onrechtmatig. De verweren worden verworpen.
Bewijswaardering
De rechtbank gaat op basis van de zich in het dossier bevindende stukken en hetgeen ter terechtzitting is verhandeld, uit van de volgende feiten en omstandigheden.
In de nacht van 25 april 2024 reed de verdachte als enige inzittende in een personenauto voorzien van een Frans kenteken op de rijksweg A15 naar de A16 in de richting van Breda. Het kenteken gaf een hit in het ANPR systeem, het voertuig stond gesignaleerd voor een onopvallende controle. De verdachte kreeg van de verbalisanten een volgteken en werd staande gehouden voor een controle op basis van de Wegenverkeerswet. De verbalisanten zijn vervolgens met toestemming van de verdachte overgegaan tot een doorzoeking van de auto. In de auto werden in de kofferbak onder de bekleding in totaal vier gesealde pakketten gevonden. In de achterklep van de auto werd nog een pakket aangetroffen. Na onderzoek van deze pakketten bleek het te gaan om 3.545,6 gram cocaïne en 135,6 gram MDMA. In het voertuig werd tevens een telefoon van de verdachte aangetroffen. Eén van de verbalisanten voerde een kort oppervlakkig onderzoek in de telefoon uit. De verbalisant trof op de telefoon drie foto’s aan van een doorzichtige plastic zak met daarin een grote hoeveelheid geld. In een uitgebreider onderzoek aan deze telefoon werden verschillende berichten en foto’s/filmpjes gevonden die mogelijk duiden op de handel in verdovende middelen. Ook bleek via de applicatie Waze een route naar Metz (Frankrijk) te zijn ingesteld.
Wetenschap
De verdachte heeft meerdere verklaringen afgelegd. Zo heeft hij bij zijn staande houding verklaard dat hij onderweg was naar Frankrijk, het voertuig zojuist bij een garage had opgehaald en een bedrijf had in import en export van voertuigen. In zijn verhoor bij de politie en bij de rechter-commissaris heeft de verdachte verklaard dat hij onderweg was naar Breda en daar de auto ging afgeven. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij onderweg was naar Frankrijk. De verdachte verklaarde op de terechtzitting dat hij naar Nederland was gekomen voor een huwelijk van een vriendin. Hij kon dit bekostigen omdat hij in Nederland een aantal elektrische fietsen kon opkopen en deze met winst zou verkopen in Frankrijk, maar deze zakendeal mislukte. De fietsen waren in een slechtere staat dan verwacht. De verdachte kon toen via een vriend tegen betaling een auto terug rijden naar Frankrijk. Dit heeft hij gedaan zodat hij de geleden onkosten van zijn mislukte fietsendeal en de reis-en verblijfskosten van het huwelijk kon compenseren. Hij zou hier een bedrag van 1.000 tot 1.500 euro voor krijgen. Daarnaast stelde de verdachte dat hij niks wist van de aangetroffen drugs en dat hij uit paniek wisselende verklaringen heeft afgelegd.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij niet wist van de aanwezigheid van de drugs in de auto ongeloofwaardig. De verdachte heeft, zoals hierboven uiteengezet, zeer inconsistent verklaard over zijn eindbestemming en de reden van zijn komst en verblijf in Nederland. Ter terechtzitting zijn documenten overgelegd door de verdediging ter onderbouwing van de reden dat verdachte naar Nederland is gekomen, namelijk het huwelijk van een goede vriendin, maar ook deze stukken stroken niet met de verklaring van verdachte. De op de huwelijksuitnodiging aangegeven datum is juist de dag ná de aanhouding van verdachte. De verdachte zou daarnaast een onevenredig hoog bedrag van €1.000 á €1.500 krijgen voor één enkele autorit van vijf uren. Daar komt nog bij dat op de telefoon van de verdachte verschillende berichten zijn aangetroffen die duiden op de in- en uitvoer van drugs. Zo blijkt dat de verdachte nog geen 24 uur voordat hij werd aangehouden enkele drugshandel-gerelateerde gesprekken voerde. In die gevoerde gesprekken werd gesproken over de mogelijkheid om een auto van Rotterdam naar Metz, Frankrijk te vervoeren. Dit bleek uiteindelijk te gaan om de auto waar de verdachte in reed. Daarnaast zijn in die gesprekken enkele filmpjes gestuurd met daarop blokken cocaïne te zien. Geconfronteerd met deze bevindingen heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij zijn telefoon heeft uitgeleend aan een vriend en dat deze vriend verantwoordelijk is voor de gestuurde berichten. Wie deze vriend is, wanneer hij precies de telefoon heeft geleend en wanneer hij de telefoon terug kreeg van deze vriend, weet verdachte desgevraagd niet. Deze verklaring van de verdachte staat op zichzelf en vindt geen steun in het dossier. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dan ook onaannemelijk en gaat zodoende voorbij aan dit verweer.
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne en MDMA in de auto. De verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan het vervoeren van deze verdovende middelen.
Buiten het grondgebied brengen
De rechtbank acht daarnaast bewezen dat de verdachte de drugs vervoerde met een bestemming in het buitenland en zich thans schuldig heeft gemaakt aan (verlengde) uitvoer van die drugs. De navigatie van de verdachte stond immers via de applicatie Waze ingesteld op Metz, Frankrijk en de verdachte reed van de A15 naar de A16 in de richting van de Belgische grens.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 25 april 2024 te Dordrecht, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht 3545,6 gram, van een materiaal bevattende cocaïne en 135,6 gram, van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en MDMA
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij op 25 april 2024 te Dordrecht, opzettelijk heeft vervoerd,
3545,6 gram, van een materiaal bevattende cocaïne en 135,6 gram, van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en MDMA
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
eendaadse samenloop van:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod,
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de uitvoer van een forse hoeveelheid cocaïne en MDMA. Hij heeft in de auto waarin hij reed ongeveer 3,5 kilogram verdovende middelen aanwezig gehad en was daarmee onderweg naar Frankrijk. De rechtbank beschouwt dit als een zeer ernstig feit. Het is algemeen bekend dat de handel in- en het gebruik van verdovende middelen gevaar opleveren voor de volksgezondheid en dat dit direct en indirect een oorzaak is van vele vormen van criminaliteit. Door zijn handelen heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van de hieraan verwante maatschappelijke problemen, enkel voor eigen financieel gewin.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 juli 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor Opiumwetdelicten. Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van een uittreksel uit de justitiële documentatie uit Frankrijk, waarop een veroordeling te zien is uit 2015 voor een opiumwetdelict.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Op basis van die oriëntatiepunten wordt in de regel bij een first offender voor het vervoeren van 3.000 tot 4.000 gram harddrugs een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden passend geacht. De verdediging heeft verzocht af te wijken van dit oriëntatiepunt wegens de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank ziet hiertoe echter, mede gelet op de ernst van het feit en de proceshouding van de verdachte waarbij hij geen enkele openheid van zaken heeft willen geven, geen aanleiding en acht – alles afwegend – de door de officier van justitie geëiste straf passend.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen personenauto en het contante geldbedrag (€ 3.180) verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van de beslagbeslissing omtrent de personenauto aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging verzoekt het in beslag genomen geldbedrag terug te geven aan de verdachte.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen personenauto zal worden verbeurd verklaard. De bewezen feiten zijn met betrekking tot en met behulp van dit voorwerp begaan.
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte, aangezien het geldbedrag niet in verband kan worden gebracht met de ten laste gelegde feiten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en 2 en 10 Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten:
* 1 STK Personenauto; [nummer] (Omschrijving: [proces-verbaalnummer], Zwart, merk: Volvo)
- gelast de teruggave aan verdachte van:
* 3.180 EUR IBG 25-04-2024.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. M.I. Blagrove en L. van Hemert, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. J.R. de Graaf en E.P. de Jong, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 25 april 2024 te Dordrecht, althans in Nederland,
opzettelijk
buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht
ongeveer 3545,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of
ongeveer 135,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en/of MDMA
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 25 april 2024 te Dordrecht, althans in Nederland,
opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 3545,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of
ongeveer 135,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en/of MDMA
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;