ECLI:NL:RBROT:2024:8084

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
10/141025-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel door steekincident tijdens winkeldiefstal met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 augustus 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 april 2024 in een MCD Supermarkt in Rotterdam betrokken was bij een steekincident. De verdachte heeft tijdens een winkeldiefstal met geweld een mes gebruikt en daarbij twee slachtoffers verwond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de slachtoffers, die respectievelijk in het bovenbeen en nabij het oog zijn gestoken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen (de slachtoffers) gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder opname in een forensische kliniek en meldplicht bij de reclassering, gezien de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/141025-24
Datum uitspraak: 19 augustus 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te Aruba (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum],
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1],
preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsvrouw mr. W.M. Shreki, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 augustus 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.A.A. Smetsers heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het over de verdachte opgemaakte rapport van 31 juli 2024.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 1)
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend, met uitzondering van het geweld omschreven als het gericht steken van de slachtoffers. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard, nu de verdachte partieel zal worden vrijgesproken van de laatste twee gedachtestreepjes van het onder 1 ten laste gelegde, die zien op het steken van de slachtoffers. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat de verdachte de slachtoffers gericht zou hebben gestoken met het opzet om de diefstal te vergemakkelijken, te vluchten of het bezit van de goederen te verzekeren.
4.2.
Bewijswaardering (feiten 2 en 3)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 en 3 ten laste gelegde. Immers, de verdachte heeft geen opzet gehad op het toebrengen van letsel bij de aangevers. Subsidiair stelt de verdediging dat er hoogstens sprake is geweest van voorwaardelijk opzet. Ook heeft de verdediging een alternatief scenario bepleit inhoudende dat het bij aangever [aangever 1] ontstane letsel mogelijk kan zijn ontstaan door het vallen in het mes toen het op de grond lag, en het letsel van [aangever 2] door het winkelmandje. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.2.2.
Beoordeling
Vaststaande feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op basis van de zich in het dossier bevindende stukken en hetgeen ter terechtzitting is verhandeld uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De verdachte was op 24 april 2024 in MCD Supermarkt gelegen aan [adres 2] te Rotterdam. Bij de kassa’s werd de verdachte door de kassière aangesproken toen hij zijn boodschappen niet afrekende. De verdachte heeft toen geroepen dat hij dit niet van plan was en liep vervolgens de winkel uit. Aangever [aangever 1] is daarop achter de verdachte aangelopen om hem tot rust te krijgen, maar zag op dat moment dat de verdachte een mes in zijn handen had. De verdachte is kort nadat hij de winkel uitliep, schreeuwend met de woorden: “Ik ga jullie steken, ik ga jullie allemaal steken.” en zwaaiend met een mes weer de MCD Supermarkt binnengelopen, waarna hij op aangever [aangever 2] stuitte. [aangever 2] probeerde de verdachte op afstand te houden door een winkelmandje voor zich te houden, terwijl verdachte met het mes in zijn hand zwaaiende bewegingen bleef maken. Verdachte is in gevecht geraakt met [aangever 2] en op de grond beland. Op dat moment is [aangever 1] [aangever 2] te hulp geschoten. Tijdens deze ruzie en worsteling heeft de verdachte met het mes meerdere zwaaiende bewegingen gemaakt richting [aangever 1] en [aangever 2]. Na deze worsteling is de verdachte weggekomen. Enkele uren na het incident is hij in zijn woning aangehouden. De bij de MCD Supermarkt ter plaatse gekomen verbalisanten constateerden bij aangever [aangever 1] een snee in het bovenbeen en bij aangever [aangever 2] een snee nabij het oog. In het dossier zitten medische verklaringen ten aanzien van dit letsel. Het letsel van aangever [aangever 1] betrof een snijwond net boven de knie. Deze wond is gelijmd. Aangever [aangever 2] is doorverwezen naar het ziekenhuis. Er was sprake van een snijwond die is gehecht en op de CT-scan die werd gemaakt werd een scheur in de oogkas geconstateerd, evenals een beschadiging van het hoornvlies.
Voorwaardelijk opzet?
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de verdachte met zijn handelen heeft gepoogd om de aangevers [aangever 1] en [aangever 2] opzettelijk (al dan niet in voorwaardelijke zin) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte in een worsteling is geraakt met de aangevers [aangever 1] en [aangever 2]. De verdachte heeft hierbij meerdere zwaaiende bewegingen gemaakt in de richting van de aangevers. [aangever 1] is hierbij geraakt in zijn bovenbeen en [aangever 2] nabij zijn oog. De rechtbank stelt vast dat de verdachte door op een dergelijke manier te handelen voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de aangevers [aangever 1] en [aangever 2]. Door het mes vast te blijven houden tijdens een worsteling, bestaat immers de gerede kans dat de personen in deze worsteling door het mes geraakt worden. Waar deze eventuele letsels door het mes ontstaan is niet te voorzien in deze situatie. In dit geval zijn de aangevers ook geraakt op twee kwetsbare plaatsen van het lichaam. In zowel het bovenbeen, als nabij het oog zitten kwetsbare spieren en pezen en belangrijke organen. De kans op zwaar lichamelijk letsel is dan ook aanmerkelijk. Door met de aangevers een worsteling aan te gaan met een mes in zijn hand dat hij niet loslaat, heeft de verdachte deze aanmerkelijke kans bewust aanvaard.
Het door de verdediging opgeworpen alternatieve scenario dat het letsel van aangever [aangever 1] is ontstaan doordat hij zelf met zijn bovenbeen in het mes is gekomen, maar in ieder geval niet door een actieve handeling van verdachte, vindt geen steun in het dossier. Ditzelfde geldt voor het alternatieve scenario dat het letsel bij aangever [aangever 2] is ontstaan door het winkelmandje en niet door het mes. De rechtbank acht deze scenario’s onaannemelijk en gaat daarom voorbij aan de verweren.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot integrale vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezenverklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 24 april 2024 te Rotterdam, diverse producten/boodschappen, die geheel of ten dele aan MCD Supermarkt (gelegen aan [adres 2]), toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen een of meerdere medewerkers van MCD supermarkt (gelegen aan [adres 2]), gepleegd met het oogmerk om die diefstal bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-een mes te tonen
- een of meerdere medewerkers van MCD supermarkt (gelegen aan [adres 2])
dreigend de woorden toe te voegen: "Ik maak jullie dood" en "Ik maak jullie
allemaal af", en
- met een messteekbewegingen te maken richting een of meerdere medewerkers van MCD
supermarkt (gelegen aan [adres 2]
2.
hij op 24 april 2024 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes, , een of meerdere zwaaiende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het gezicht van [slachtoffer 1] en (aldus) die [slachtoffer 1] nabij het oog heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 24 april 2024 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een mes, een of meerdere zwaaiende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het been van [slachtoffer 2] en (aldus) die [slachtoffer 2] in het been heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
eendaadse samenloop van:
feit 1:
diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en,
feiten 2 en 3:
telkens: poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal met bedreiging van geweld. Voor winkeliers leveren winkeldiefstallen veel hinder en schade op. De verdachte heeft kennelijk alleen gehandeld vanuit het oogpunt van eigen materieel gewin en heeft er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor de bezittingen van anderen.
Nadat de verdachte werd aangesproken reageerde hij buitenproportioneel agressief. De verdachte heeft niet alleen naar de medewerkers van de MCD geroepen dat hij hen dood zou maken, maar heeft ook twee slachtoffers met een mes respectievelijk in het oog en in het bovenbeen gestoken. Beide slachtoffers hebben hierdoor letsel opgelopen. Het feit dat de slachtoffers niet (nog) zwaarder gewond zijn geraakt, is in zijn geheel niet aan de verdachte te danken. Met zijn handelen heeft de verdachte een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze slachtoffers. De slachtoffers hebben hierdoor ernstige vrees opgelopen. Het is algemeen bekend dat dergelijke feiten angst (kunnen) inboezemen bij slachtoffers en een grote negatieve impact (kunnen) hebben op hun verdere leven. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte ernstig aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 juni 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, maar niet binnen de recidiveperiode van vijf jaren, is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Stichting Verslavingsreclassering GGZ Fivoor heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 mei 2024. Op 31 juli 2024 heeft de rechtbank kennisgenomen van een aanvulling op dit rapport. Deze rapportages houden – kort samengevat – het volgende in.
Er bestaan bij de reclassering (grote) zorgen omtrent het cocaïnegebruik van de verdachte, het verlies van zijn vaste baan en de daarmee gepaard gaande financiële problemen. De verdachte beschikt daarnaast niet over een dagbesteding. Criminogene factoren zijn dan ook financiën, dagbesteding, middelengebruik en psychosociaal functioneren. De kans op recidive wordt op hoog ingeschat. De huidige partner van verdachte wordt als beschermende factor gezien, omdat zij de verdachte stimuleert om pro-sociale keuzes te maken en hem graag als goede vader binnen het gezin wil zien. Vanwege de ernst van de problematiek, in combinatie met het hoge recidive risico wordt een klinische handeling passend geacht.
Aansluitend op het klinische behandeldeel kan verdachte middels ambulante behandeling bij
Fivoor en ambulante begeleiding door het leger des Heils worden ondersteund bij het voorkomen van terugval in gebruik, het behouden van stabiliteit en het herstellen van contact met zijn kinderen. Met behulp van middelencontroles kan zijn gebruik gemonitord worden. Deze middelencontroles kunnen tevens motiverend werken. Een inspanningsverplichting voor dagbesteding draagt bij aan de dagelijkse structuur en pro sociale contacten. Met de meldplicht bij de reclassering kan de voorgang van de verdachte gemonitord worden en kan hij gemotiveerd worden om zich te blijven houden aan de voorwaarden.
Er wordt dan ook geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden:
1. opname in een nog nader te bepalen forensische (verslavings-) kliniek voor de duur van
maximaal 1 jaar
2. middelencontroles
3. ambulante woonbegeleiding
4. ambulante nazorg bij ambulant centrum Rotterdam
5. dagbesteding
6. locatieverbod
7. meldplicht
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur daarvan acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Nu de reclassering een klinische behandeling en bijzondere voorwaarden wenselijk acht, ziet de rechtbank aanleiding om een deel van de voorgenomen gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, met daaraan gekoppeld de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2].
Benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert een vergoeding van € 1.118,31 aan materiële schade en een vergoeding van € 2.500,00 aan immateriële schade. Benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert een vergoeding van € 2.500,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gevorderde bedrag aan materiële schade volledig vergoed moet worden, minus de gemaakte reiskosten voor de politiebezoeken aangezien deze kosten vallen onder de proceskosten. De door beide benadeelden gevorderde immateriële schade komt voor volledige vergoeding in aanmerking. De officier van justitie heeft toewijzing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht beide vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraak voor feiten 2 en 3. De verdediging refereert zich ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft een eventuele toewijzing van immateriële schade op grond van feit 1. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de vorderingen te matigen. Daarbij dient rekening te worden gehouden met het letsel dat is ontstaan. De gevorderde toekomstige schade dient daarnaast niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] door de bewezenverklaarde strafbare feiten, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd zal de vordering (gedeeltelijk) worden toegewezen.
De rechtbank zal een bedrag van € 1.081,50 aan materiële schadevergoeding toewijzen. Dat bedrag bestaat uit vergoedingen van het eigen risico (€ 361,77), de aanschaf van medicatie (€ 18,99), kledingschade (€ 98,00), reiskosten naar het ziekenhuis (€ 67,74) en toekomstige schade (€ 535,00).
De rechtbank stelt daarnaast vast dat aan beide benadeelde partijen door de bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden begroot op € 1.500,00.
De benadeelde partijen hebben gevorderd de te vergoeden bedragen te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden schadebedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum van de bewezenverklaarde feiten, zoals hieronder in het dictum wordt vermeld. De rechtbank zal in beide gevallen ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Het restant van de vorderingen van beide benadeelde partijen behoeft nader onderzoek waarvoor in de strafprocedure onvoldoende ruimte is. De benadeelde partijen zullen daarin niet ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vorderingen kan door hen desgewenst bij de civiele rechter aanhangig worden gemaakt.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen (in overwegende mate) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 1] een schadevergoeding betalen van € 2.581,50, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 2] een schadevergoeding betalen van € 1.500,00 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 55, 57, 302 en 312 van het Wetboek van Strafrecht

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Fivoor op het adres Marconistraat 2, telefoon 088-1785210. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
veroordeelde laat zich ten behoeve van zijn verslaving en delictgedrag opnemen in een nog nader te bepalen forensische kliniek, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
veroordeelde laat zich in het kader van nazorg behandelen door Forensisch Ambulant Centrum Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
Veroordeelde bevindt zich niet binnen 100 meter van het adres van Supermarkt MCD, [adres 2], zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
Veroordeelde werkt mee aan ambulante begeleiding door het Leger Des Heils ter ondersteuning bij wonen en andere ondersteuning in het dagelijks functioneren
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], te betalen een bedrag van
€ 2.581,50 (zegge: tweeduizend vijfhonderdeenentachtig euro en vijftig eurocent), bestaande uit € 1.081,50 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] te betalen € 2.581,50 (hoofdsom, zegge: tweeduizend vijfhonderdeenentachtig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 april 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.581,50 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van 35 dagen ; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], te betalen een bedrag van
€ 1.500,00 (zegge: duizend vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] te betalen € 1.500,00 (hoofdsom, zegge: duizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 april 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.500,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van 25 dagen ; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. M.I. Blagrove en L. van Hemert, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. J.R. de Graaf en E.P. de Jong, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 24 april 2024 te Rotterdam,
diverse producten/boodschappen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan MCD Supermarkt (gelegen aan [adres 2]), in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een
of meerdere medewerkers van MCD supermarkt (gelegen aan [adres 2]),
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-een mes te tonen
- een of meerdere medewerkers van MCD supermarkt (gelegen aan [adres 2])
dreigend de woorden toe te voegen: "Ik maak jullie dood" en/of "Ik maak jullie
allemaal af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- met een mes, althans een soortgelijk scherp en/of puntig voorwerp,
steekbewegingen te maken richting een of meerdere medewerkers van MCD
supermarkt (gelegen aan [adres 2]) en/of
- die [slachtoffer 1] met een mes, althans een soortgelijk scherp en/of puntig
voorwerp, nabij het oog te steken en/of
- die [slachtoffer 2] met een mes, althans een soortgelijk scherp en/of puntig voorwerp, in
het been te steken;
2
hij op of omstreeks 24 april 2024 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met een mes, althans een soortgelijk scherp en/of puntig voorwerp, een of meerdere zwaaiende en/of stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het gezicht van [slachtoffer 1] en/of (aldus) die [slachtoffer 1] nabij het oog heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op of omstreeks 24 april 2024 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 2]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een mes, althans een soortgelijk scherp en/of puntig voorwerp, een of meerdere zwaaiende en/of stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het been van [slachtoffer 2] en/of (aldus) die [slachtoffer 2] in het been heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.