ECLI:NL:RBROT:2024:8077

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
10/056115-24; 10/049040-24 vordering TUL: 10/195431-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van vernieling en bewezenverklaring van mishandeling, bedreiging, belediging en schennis van de eerbaarheid met strafoplegging en vorderingen benadeelde partijen

In de zaak tegen de verdachte, geboren te Paramaribo, Suriname, heeft de rechtbank Rotterdam op 19 augustus 2024 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van de ten laste gelegde vernieling, maar de rechtbank heeft wel bewezen verklaard dat hij zijn moeder heeft mishandeld, bedreigd en beledigd, evenals het wederrechtelijk binnendringen van haar woning. Daarnaast is de verdachte schuldig bevonden aan schennis van de eerbaarheid door zijn geslachtsdeel in het openbaar te tonen. De rechtbank heeft de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar verklaard, wat invloed had op de strafmaat. De opgelegde straf bestaat uit een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 65 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen en gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard. De proeftijd van de vordering TUL is met één jaar verlengd. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte en de noodzaak voor behandeling en begeleiding.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/056115-24; 10/049040-24 (gev. ttz.)
Parketnummer vordering TUL: 10/195431-23
Datum uitspraak: 19 augustus 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te district Paramaribo (Suriname) op [geboortedatum],
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsman mr. P.R. van de Water, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 augustus 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De teksten van de tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.I.E. de Graaff heeft gevorderd:
  • vrijspraak van de onder parketnummer 10/056115-24 feit 3 ten laste gelegde vernieling;
  • bewezenverklaring van het onder 10/056115-24 feiten 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde en het onder 10/049040-24 feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 65 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het over de verdachte opgemaakte rapport van 23 juli 2024, alsmede dadelijke uitvoerbaarheid van het reclasseringstoezicht.
  • verlenging van de proeftijd van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/195431-23.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 10/056115-24 feit 3 ten laste gelegde vernieling niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De volgende ten laste gelegde feiten zijn door de verdachte bekend:
  • Parketnummer 10/056115-24: bedreiging en belediging van zijn moeder, [slachtoffer 1] (feiten 2 en 4) en het wederrechtelijk binnendringen van haar woning (feit 5).
  • Parketnummer 10/049040-24: bedreiging en belediging van [slachtoffer 2] (feiten 1 en 3).
Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering (parketnummer 10/056115-24: feit 1)
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de verdachte partieel vrij te spreken van het schoppen en slaan van zijn moeder, [slachtoffer 1]. De verdachte heeft ontkend dat hij deze handelingen heeft verricht en het letsel dat door de verbalisanten is waargenomen, kan ook op een andere manier zijn ontstaan.
4.3.2.
Beoordeling
Op 16 februari 2024 heeft [slachtoffer 1], de moeder van de verdachte, aangifte gedaan van mishandeling door haar zoon. Zij heeft verklaard dat zij hierbij is geduwd, geschopt en geslagen. De verdachte heeft bekend dat hij zijn moeder heeft geduwd, maar heeft ontkend dat hij haar heeft geslagen en geschopt.
Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat – naast het duwen – eveneens wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zijn moeder heeft geslagen. De verklaring van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door het letsel dat is waargenomen door de verbalisanten die kort na de melding ter plaatse waren.
De verdachte zal partieel worden vrijgesproken van het tegen het lichaam schoppen, nu de verklaring van zijn moeder op dit punt niet wordt ondersteund en er daarmee dus onvoldoende bewijs is voor dit onderdeel van de tenlastelegging.
4.3.3.
Conclusie
Het onder parketnummer 10/056115-24 feit 1 ten laste gelegde is, met uitzondering van het schoppen tegen het lichaam, wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewijswaardering (parketnummer 10/049040-24: feit 2)
4.4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. De verdachte heeft verklaard dat hij niet bewust zijn geslachtsdeel aan anderen heeft laten zien, maar dat hij aan het plassen was. Zijn geslachtsdeel is hierbij mogelijk zichtbaar geweest.
4.4.2.
Beoordeling
De rechtbank komt, net als de officier van justitie, tot bewezenverklaring van het onder 10/049040-24 feit 2 ten laste gelegde. Hoewel de verdachte heeft verklaard dat het niet zijn intentie was om zijn geslachtsdeel aan anderen te laten zien, is de rechtbank van oordeel dat hij, door zijn geslachtsdeel in een winkelcentrum uit zijn broek te halen, terwijl dit zichtbaar was voor anderen, had moeten weten dat hij hiermee aanstoot zou kunnen geven. Het verweer wordt dan ook verworpen.
4.4.3.
Conclusie
Het onder parketnummer 10/049040-24 feit 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 10/056115-24 feit 1 en 10/049040-24 feit 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 10/056115-24 feiten 2, 4 en 5 en 10/049040-24 feiten 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10/056115-24:
1.
hij 16 februari 2024 te Rotterdam zijn moeder, [slachtoffer 1], heeft mishandeld door meermalen die [slachtoffer 1]
- te duwen ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val kwam en
- tegen de schouder en het gezicht en hoofd en arm en de hals en de borst, te slaan;
2.
hij op 16 februari 2024 te Rotterdam zijn moeder, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga je doodmaken" en "ik gooi je nu van 10 hoog naar beneden" en "ik heb hier een schroevendraaier, ik steek je dood";
4.
hij op 16 februari 2024 te Rotterdam opzettelijk zijn moeder, [slachtoffer 1], in haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door meermalen op/in het gezicht van die [slachtoffer 1] te spugen;
5.
hij op 16 februari 2024 te Rotterdam in de woning, aan de [straatnaam], bij een ander, te weten bij zijn moeder, [slachtoffer 1], in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
Parketnummer 10/049040-241.
hij op 12 februari 2024 te Rotterdam, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , door die [slachtoffer 2] (terwijl hij zijn hand in zijn jaszak hield) dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je vermoorden” en "Ik ga je killen";
2.
hij op 12 februari 2024 te Rotterdam, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten in winkelcentrum Zuidplein, door zijn geslachtsdeel uit zijn broek te halen en deze (vervolgens) te tonen en bewegen;
3
hij op 12 februari 2024 te Rotterdam, opzettelijk [slachtoffer 2], in haar tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door haar de woorden toe te voegen: "Kankerhoer", enf door in/op/tegen het gezicht van die [slachtoffer 2] te spugen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring in het cursief verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/056115-24:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn moeder;
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
4.
eenvoudige belediging;
5.
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
Parketnummer 10/049040-24:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd;
eenvoudige belediging.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Zo is hij de woning van zijn moeder binnengedrongen zonder dat zij daartoe toestemming gaf en heeft hij haar vervolgens bedreigd en beledigd door haar te bespugen. Ook heeft hij haar mishandeld. Daarnaast heeft hij op een doordeweekse dag in een winkelcentrum zijn geslachtsdeel uit zijn broek gehaald. Toen hij hierop werd aangesproken, heeft hij diegene bedreigd en beledigd door haar te bespugen.
De verdachte heeft hiermee de slachtoffers respectloos bejegend en angst aangejaagd en heeft een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn moeder door haar te duwen en te slaan. Door aldus te handelen draagt de verdachte bij aan de in de samenleving heersende gevoelens van angst en onveiligheid. Het bespugen van iemand is bovendien smerig en zeer vernederend.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 juni 2024, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Op verzoek van de officier van justitie heeft er op 22 februari 2024 een trajectconsult strafrechtspleging plaatsgevonden. Op advies van [naam 1], psycholoog, is er een pro Justitia rapportage aangevraagd.
Hierop hebben [naam 2] (psychiater) en [naam 3] (psycholoog) op 14 en 21 mei 2024 rapporten over de verdachte opgemaakt. Deze rapporten houden – zakelijk weergegeven – het volgende in.
De verdachte lijdt aan een psychische stoornis in de zin van schizofrenie en aan een stoornis in het gebruik van cannabis en cocaïne. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en beïnvloedde zijn gedragskeuzes en gedragingen. Door de schizofrenie was er bij de verdachte sprake van een psychotische beleving die zich uitte in een paranoïde en vijandige gedachtegang en de neiging tot impulsief en agressief gedrag. Het gebruik van cocaïne en cannabis hebben deze psychotische belevingen versterkt. Hoewel het handelen van de verdachte hierdoor mede is bepaald, speelde boosheid bij de ten laste gelegde feiten een rol en had hij volgens de psycholoog nog wel enige wilsvrijheid.
Het voorgaande brengt met zich mee dat de onderzoekers adviseren het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Het risico op recidive wordt zonder aanvullende interventies ingeschat als matig-hoog. Het medicatiegebruik van de verdachte vormt een beschermende factor. Daarnaast heeft hij een positieve houding tegenover autoriteit en wordt hij in staat gesteld om hulpverlening en toezicht te krijgen. Bij het bepalen van het recidiverisico dient volgens de psychiater in ogenschouw te worden genomen dat het gebruik van cannabis en cocaïne de psychiatrische problematiek zal versterken. Door de psychische problematiek is de verdachte geneigd om cocaïne en cannabis te gebruiken, waardoor een vicieuze cirkel kan ontstaan. Daarnaast kan het feit dat de verdachte dakloos is ervoor zorgen dat een behandeling minder eenvoudig tot stand komt en hij eerder in conflict raakt.
Om het risico op recidive te verlagen, is het volgens de onderzoekers nodig dat de verdachte medicatie tegen zijn psychotische klachten blijft gebruiken en hij abstinent blijft van drugs. Het streven naar begeleid wonen is realistischer dan het streven naar volledig zelfstandig functioneren. Het advies is dan ook om ervoor te zorgen dat de verdachte na zijn detentie direct naar een kliniek kan worden overgeplaatst. Hier kan worden ingezet op begeleiding en behandeling en kan een plek voor beschermd wonen worden gezocht. De verdachte heeft eerder begeleid gewoond. Het ging toen geruime tijd beter met hem en hij kwam niet in contact met justitie. Het is in ieder geval van groot belang dat de verdachte niet opnieuw op straat terecht komt en dat zijn drugsgebruik in remissie blijft. Het advies luidt dan ook om de behandeling van de verdachte te laten plaatsvinden binnen een forensisch kader. Er is geen verhoogd beveiligingsniveau nodig, waardoor behandeling in een FPA kan volstaan.
Hoewel schizofrenie in beginsel een stoornis is die in de reguliere GGZ kan worden behandeld, hebben eerdere behandelingen de huidige ten laste gelegde feiten niet kunnen voorkomen. Geadviseerd wordt om de verdachte, via het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel, als bijzondere voorwaarde het verblijven in een kliniek te verplichten. Op deze manier kan hij binnen een forensisch kader worden behandeld en er is expliciet aandacht voor de relevante delictfactoren.
De verdachte heeft eerder aangegeven dat hij zich aan de gestelde voorwaarden zal houden. Mocht hij op een later moment niet meer willen meewerken aan behandeling of medicatie, kan een zorgmachtiging worden aangevraagd. Hoewel de reclassering in een eerder advies heeft aangegeven dat de verdachte niet kan worden begeleid, ziet de psychiater op dit moment geen redenen waarom de verdachte niet zou willen meewerken aan de gestelde voorwaarden. De verdachte had op dat moment last van psychotische verschijnselen en deze zijn inmiddels naar de achtergrond gegaan. Nu de reguliere GGZ reeds heeft gezegd dat zij het probleemgedrag van de verdachte niet kunnen hanteren, is een behandeling op basis van enkel een zorgmachtiging niet mogelijk. Het alternatief van het opleggen van een tbs-maatregel wordt niet geadviseerd, omdat de verwachting is dat het recidivegevaar voldoende kan worden ingeperkt door het verplicht verblijven in een kliniek als een bijzondere voorwaarde op te leggen. Een klinische behandeling binnen de forensische zorg is bovendien nog niet eerder geprobeerd.
Reclassering Nederland, Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 juli 2024. Dit rapport houdt het volgende in.
Het problematische middelengebruik en de psychische problematiek van de verdachte hebben bijgedragen aan de ten laste gelegde feiten. Ook instabiliteit op de overige leefgebieden, hebben mogelijk bijgedragen aan het delictgedrag. De verdachte was sinds 2022 dakloos, gebruikte drugs en nam zijn antipsychotica niet meer. Het ontbrak hem daarnaast aan dagbesteding en aan financiële middelen. Ook had hij geen veilige opvoedsituatie in zijn jeugd. Aan de verdachte is in het kader van een andere voorwaardelijke veroordeling eerder reclasseringstoezicht opgelegd. Uit rapportages blijkt dat het vrijwel onmogelijk is om aan dit toezicht vorm te geven. De verdachte komt zijn afspraken niet na en heeft een zorg mijdende houding. De reclassering spreekt van een zorgelijke situatie.
Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Om dit te kunnen verminderen, acht de reclassering, in lijn met het rapport van de psychiater en de psycholoog, opname in een zorginstelling met aansluitend ambulante behandeling en begeleid wonen passend en noodzakelijk. De verdachte heeft een lange hulpverleningsgeschiedenis, waarbij hij meermaals is opgenomen binnen de verslavingszorg en andere GGZ-instellingen. Een strikter kader, waarbij de focus ligt op het verder instellen op medicatie, het abstineren van middelen en het herstellen van het psychische evenwicht, is daarom nodig. De reclassering heeft om die reden een aanmelding gedaan voor een klinische plaatsing.
Gelet op het voorgaande wordt bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd: (1) een meldplicht bij de reclassering, (2) een opname in een zorginstelling, (3) een ambulante behandeling, (4) het begeleid wonen of maatschappelijke opvang, (5) een contactverbod, (6) een locatieverbod, (7) een zinvolle dagbesteding en (8) het meewerken aan een middelencontrole.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapportages.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 6 augustus 2024 toegelicht dat zij via de reclassering heeft vernomen dat er per 8 augustus 2024 een passende plek beschikbaar is voor de verdachte in de Reinier van Arkel kliniek.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank zal, conform de eis van de officier van justitie, een onvoorwaardelijke straf opleggen die gelijk is aan de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank af van het opleggen van een contact- en locatieverbod, omdat de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat zijn moeder hem in detentie meerdere malen heeft bezocht en het contact inmiddels is hersteld.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een meldplicht, een klinische opname in een zorginstelling, een ambulante behandelverplichting, een opname in begeleid wonen of maatschappelijke opvang, het inspannen voor een dagbesteding en het meewerken aan middelencontrole, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf maatregel passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] ter zake van de onder parketnummer 10/049040-24 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert een vergoeding van € 600,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert een vergoeding van € 300,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toe te wijzen, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij [benadeelde partij 2] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu zij geen slachtoffer is in deze zaak.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk te verklaren en heeft zich ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
[benadeelde partij 2]
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het de onder 10/049040-24 bewezen verklaarde feiten. Deze vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[benadeelde partij 1]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 600,00, zodat de vordering in het geheel zal worden toegewezen.
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 12 februari 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Nu de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 1] een schadevergoeding betalen van
€ 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 5 oktober 2023 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van de artikelen 184a en 350 van het Wetboek van Strafrecht veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan een gedeelte groot 12 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 20 oktober 2023.
9.2.
Standpunten officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de proeftijd met één jaar te verlengen.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, nu er op korte termijn een passende plek voor de verdachte vrij is gekomen in een kliniek. De proeftijd zal om die reden worden verlengd met één jaar.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 138, 239, 267, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 10/056115-24 feit 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 10/056115-24 feiten 1, 2, 4 en 5 en de onder 10/049040-24 feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 65 (vijfenzestig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Indien de veroordeelde geplaatst wordt in een zorginstelling voor een klinische behandeling, zal de reclassering contact met hem opnemen en hoeft hij zich niet te melden op het kantoor van de reclassering. Als de veroordeelde na de klinische behandeling uitstroomt naar een instelling voor begeleid of beschermd wonen, zal hij zich bij de reclassering van Fivoor in de regio van verblijf melden;
zich laat opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
zich laat behandelen door GGZ Antes of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische opname. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
aansluitend aan zijn klinische opname verblijft in een instelling voor begeleid of beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
zich inspant in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat deze vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], te betalen een bedrag van
€ 600,00 (zegge: zeshonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] te betalen
€ 600,00(hoofdsom,
zegge: zeshonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 600,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
12 (twaalf) dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van 5 oktober 2023 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met 1 (één) jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. M.I. Blagrove en N.M. Ketelaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. J.R. de Graaf en E.P. de Jong, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Teksten tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 10/056115-24
1.
hij op of omstreeks 16 februari 2024 te Rotterdam zijn moeder, [slachtoffer 1], heeft mishandeld door meermalen die [slachtoffer 1]
- te duwen ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val kwam en/of
- tegen de schouder en/of het gezicht en/of hoofd en/of arm en/of de hals en/of de borst, althans het lichaam te slaan en/of stompen en/of
- tegen het achterwerk en/of benen, althans het lichaam te schoppen;
2.
hij op of omstreeks 16 februari 2024 te Rotterdam zijn moeder, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga je doodmaken" en/of "ik gooi je nu van 10 hoog naar beneden" en/of "ik heb hier een schroevendraaier, ik steek je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 16 februari 2024 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een of meer flessen, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan zijn moeder, [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
4.
hij op of omstreeks 16 februari 2024 te Rotterdam opzettelijk zijn moeder, [slachtoffer 1], in haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door meermalen op/in het gezicht, althans in de richting van die [slachtoffer 1] te spugen;
5.
hij op of omstreeks 16 februari 2024 te Rotterdam in de woning, aan de [straatnaam], bij een ander, te weten bij zijn moeder, [slachtoffer 1], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
Parketnummer 10/049040-24
1.
hij op of omstreeks 12 februari 2024 te Rotterdam, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] (terwijl hij zijn hand in zijn jaszak hield) dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je vermoorden” en/of "Ik ga je killen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 12 februari 2024 te Rotterdam, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten in winkelcentrum Zuidplein, in elk geval op of aan de openbare weg (Zuidplein Hoog), door zijn geslachtsdeel uit zijn broek te halen en deze (vervolgens) te tonen en bewegen;
3.
hij op of omstreeks 12 februari 2024 te Rotterdam, opzettelijk [slachtoffer 2], in haar tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door haar de woorden toe te voegen: "Kankerhoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of door in/op/tegen het gezicht, althans in de richting, van die [slachtoffer 2] te spugen.