ECLI:NL:RBROT:2024:8072

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
02/302620-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie voor gewapende overval op kledingbedrijf met bedreiging en vernieling

Op 8 augustus 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een veertienjarige verdachte, die samen met anderen betrokken was bij een gewapende overval op een kledingbedrijf in Roosendaal op 15 november 2023. Tijdens de overval werd een van de eigenaren bedreigd met een vuurwapen, terwijl de verdachte en zijn mededaders dure kleding en andere goederen stalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, vernieling van een auto en het in bezit hebben van een vuurwapen. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 189 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder deelname aan behandelingen en toezicht door de jeugdreclassering. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schadevergoeding. De rechtbank heeft rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte, zijn persoonlijke omstandigheden en de impact van de overval op de slachtoffers. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de noodzaak van behandeling en begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 02/302620-23
Datum uitspraak: 8 augustus 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres],
raadsman mr. R. Joosen, advocaat te Oosterhout.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 25 juli 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. K. Broere, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 189 dagen met aftrek
  • met opdracht aan de jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs en bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 15 november 2023 te Roosendaal,
tezamen en in vereniging met anderen,
een hoeveelheid (dure merk-)kleding en een laptop (Apple Macbook pro) en
sleutels, die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door een
vuurwapen, tegen het lichaam
van die [slachtoffer 1] te drukken en hem te dwingen op de grond te gaan liggen
en zijn handen met tie-rips vast te binden;
2.
hij op 15 november 2023 te Roosendaal
opzettelijk en wederrechtelijk een band van een auto (Audi Q3), die aan [slachtoffer 2], toebehoorde heeft vernield
3.
hij op 15 november 2023 te Roosendaal,
tezamen en in vereniging met anderen,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een (tot scherpschietend) omgebouwde gasrevolver, van het merk Bruni
BBM, kaliber .22, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en
- munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten vier
kogelpatronen, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
3.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich op veertienjarige leeftijd samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval op het kledingbedrijf van twee broers. Een van de broers is bedreigd met een vuurwapen. Hij werd gedwongen op zijn buik op de grond te gaan liggen, zijn zakken werden doorzocht en zijn handen werden op zijn rug vastgebonden met een tie-wrap. Om te voorkomen dat het slachtoffer hen zou achtervolgen, heeft de verdachte een van de banden van de auto van het slachtoffer met een mes lek gestoken. De verdachte en zijn mededaders hebben bij de overval duizenden euro’s aan merkkleding en andere goederen buitgemaakt.
Door zo te handelen heeft de verdachte samen met zijn mededaders het slachtoffer veel angst aangejaagd en laten blijken dat hij de eigendomsrechten van anderen niet respecteert. De verdachte heeft op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer, dat, zo blijkt uit zijn slachtofferverklaring, hierdoor nog steeds kampt met psychische problemen. De overval heeft een grote impact op hem gehad; zijn gevoel van veiligheid is erg aangetast.
Ook bij de broer van het slachtoffer heeft de overval diepe sporen nagelaten. Hij heeft de overval ‘live’ op de camerabeelden van het bedrijfspand gezien. Hij zag hoe zijn broer met een vuurwapen werd bedreigd en met een tie-wrap werd vastgebonden. Hij heeft extreme gevoelens van machteloosheid ervaren. Uit de namens hem op de terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat hij het vertrouwen in mensen is verloren door wat zijn broer is overkomen. Hij heeft nog altijd angstgevoelens en is het plezier in zijn werk compleet verloren.
Naast wat een overval met de slachtoffers doet, worden hierdoor ook in zijn algemeenheid de gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving vergroot. De verdachte heeft voor dit alles geen oog gehad en zich uitsluitend laten leiden door zijn verlangen naar geldelijk gewin. De rechtbank rekent de verdachte dit alles zwaar aan.
Tevens heeft de verdachte tijdens de overval een van de banden van de auto van een derde vernield door deze lek te steken, wat een ergerlijk feit is dat schade en overlast veroorzaakt en in het bijzonder bij de benadeelde leidt tot gevoelens van onrust en onveiligheid.
De verdachte is door de politie aangehouden nadat hij samen met de medeverdachten in een auto op de vlucht was geslagen. In de auto waarin ze reden werd het nektasje van de verdachte met daarin een vuurwapen en bijbehorende munitie aangetroffen. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en leidt ook op zichzelf al tot gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 juli 2024. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van misdrijven.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van de deskundige op de terechtzitting
GZ-psycholoog [naam 1] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 februari 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er is bij de verdachte sprake van een andere gespecificeerde neurobiologische ontwikkelingsstoornis en een andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis. Daarnaast is er sprake van een lichte vorm van een internetgamingstoornis. Voorts is er sprake van een ouder-kind relatieprobleem, het uiteenvallen van het gezin door scheiding en een negatieve invloed van ouderlijke relatieproblemen. Differentiaal diagnostisch is er mogelijk (ook) sprake van een andere gespecificeerde psychotrauma- of stressorgerelateerde stoornis.
Zowel de normoverschrijdende gedragsstoornis (impulsiviteit, behoefte aan financieel gewin, het nemen van risico’s en niet rekening houden met het slachtoffer) als ook de leerstoornis (beperkt kunnen overzien van de consequenties, oorzaak en gevolg onvoldoende kunnen inschatten) zijn van invloed geweest op het gedrag van de verdachte.
In combinatie met het gegeven dat de verdachte een zogenoemde first offender is en geen eerdere specifieke behandeling heeft ondergaan voor de normoverschrijdende gedragsstoornis, is het advies om het ten laste gelegde feit in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Het risico op toekomstig gewelddadig en crimineel gedrag wordt als hoog ingeschat.
De verdachte krijgt te weinig toezicht, begrenzing en leeftijdsadequate sturing aangeboden
waardoor hij zijn eigen gang kan gaan en zelfbepalend is. Er is te weinig toezicht op zijn gedrag zoals op wat en wie hij op sociale media opzoekt, wie hij buitenshuis ontmoet en
wat hij (buiten de voetbaltrainingen om) buitenshuis doet. De verdachte is gericht op geld en komt regelmatig niet uit met zijn zakgeld. De verdachte wil graag mooie spullen. Hij is gemakkelijk te verleiden door deze behoefte, omdat hij een beperkte rem op deze behoefte heeft, vanwege zijn impulsiviteit, zijn beperkte overzicht met betrekking tot oorzaak en gevolg en de consequenties van zijn gedrag.
Om de kans op herhaling te verkleinen en de ontwikkeling van de verdachte positief te beïnvloeden, wordt het volgende geadviseerd:
- Het inzetten van systeembehandeling om de moeder van de verdachte handvatten te bieden, om de verdachte leeftijdsadequaat te begrenzen, aan te sturen en te begeleiden waarbij moeder haar opvoedersrol inneemt, haar gezag uitoefent en passend toezicht biedt. Er wordt hierbij gedacht aan de module FAST bij de forensisch ambulante instelling De Waag;
- Het inzetten van de module Agressie Regulatie op Maat van de Forensisch Ambulante Instelling De Waag met als doel dat de verdachte zijn boosheid beter en adequater leert te reguleren, waarbij hij leert het gezag van volwassenen te respecteren en handvatten krijgt aangereikt om met zijn gevoel en opvattingen (denkfouten) om te gaan, zoals zijn gevoel dat hij niet wordt gerespecteerd of dat hij oneerlijk wordt behandeld. De Waag heeft eveneens mogelijkheden om het thema Vermogensdelicten in deze module te integreren;
- Het inzetten van psychomotorische therapie om de verdachte zijn emoties te leren voelen, ervaren en te verwerken. De verdachte heeft diverse belastende situaties meegemaakt waarover hij zich onvoldoende uit en die hij onvoldoende heeft verwerkt.
Het advies is om de genoemde behandelingen in het kader van de bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen.
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 juni 2024. De Raad adviseert gemotiveerd een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
• meewerkt aan systeembehandeling vanuit een organisatie als de Waag,
• meewerkt aan de interventie Agressie Regulatie op Maat,
• meewerkt aan de inzet van psychomotorische therapie,
• onderwijs volgt volgens zijn schoolrooster,
waarbij aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna ook: JBRR) opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.
JBRR(de jeugdreclassering) heeft een evaluatie gezinsplan ten behoeve van de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 juli 2024. De jeugdreclassering adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest, met een proeftijd van twee jaar, onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich zal houden aan de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond;
- actief zal deelnemen aan een behandeling bij De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg, passend bij zijn problematiek en zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling zullen worden gegeven;
- volgens rooster onderwijs zal volgen;
- zinvolle vrijetijdbesteding zal hebben in de vorm van sporten en/of een bijbaan.
Ter zitting is door de jeugdreclassering, vertegenwoordigd door [naam 2],onder meer naar voren gebracht dat bij De Waag een arrangement voor FAST is aangevraagd. De verdachte staat daarvoor op de wachtlijst. Volgens de jeugdreclassering heeft de verdachte zich over het algemeen goed gehouden aan de schorsingsvoorwaarden. Zijn schoolgang is wisselend verlopen, maar de verdachte heeft hard gewerkt en is daardoor toch overgegaan. De jeugdreclassering heeft er vertrouwen in dat het de goede kant op zal blijven gaan met de verdachte.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
7.4.1.
Toerekeningsvatbaarheid
De conclusie van de psycholoog wordt gedragen door haar bevindingen. De rechtbank neemt die conclusie over en maakt die tot de hare. Nu bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens die ook aanwezig was ten tijde van de ten laste gelegde feiten acht de rechtbank de verdachte voor deze feiten verminderd toerekeningsvatbaar. De rechtbank houdt hier, in strafverlagende zin, rekening mee bij het bepalen van de straf.
7.4.2.
Straffen
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank weegt mee dat de verdachte met zijn veertien jaar de jongste was van de groep (die verder uit volwassen mannen bestond), een meeloper was en een zogenoemde first offender is. Tevens houdt de rechtbank, in het voordeel van de verdachte, rekening met het feit dat de verdachte gedurende vier maanden huisarrest heeft gehad, in die zin dat hij de eerste vier maanden van de schorsing van zijn voorarrest zijn huis alleen mocht verlaten om naar school te gaan en om, onder toezicht van zijn moeder of de jeugdreclasseerder, te sporten, gevolgd door een periode van avondklok. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte opening van zaken heeft gegeven over zijn daden, spijt heeft betuigd van zijn daden en een excuusbrief aan de slachtoffers heeft geschreven.
De rechtbank is van oordeel dat een straf die mee zal brengen dat de verdachte terug moet naar de jeugdgevangenis niet in het belang is van de verdere ontwikkeling van de verdachte noch in het belang is van de samenleving. Het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen jeugddetentie is daarom gelijk aan de duur van het voorarrest. Daarnaast legt de rechtbank een voorwaardelijke jeugddetentie op. De rechtbank acht dit noodzakelijk om de verdachte ervan te weerhouden om nogmaals strafbare feiten te plegen en om hem verplichte behandeling en begeleiding te laten krijgen.
Omdat de rechtbank van oordeel is dat hiermee onvoldoende boete is gedaan voor hetgeen de verdachte de slachtoffers heeft aangedaan, wordt ook een werkstraf opgelegd. De rechtbank legt een lagere werkstraf op dan door de officier van justitie is geëist, omdat de behandeling die de verdachte in het kader van de bijzondere voorwaarden verplicht is te volgen ook nogal wat van hem zal vragen. Een hogere werkstraf kan leiden tot overvraging van de verdachte.
7.4.3.
Algemene afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen mes te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman van de verdachte heeft geen verweer gevoerd te aanzien van het in beslag genomen mes.
8.3.
Beoordeling
Het in beslag genomen mes zal worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet of het algemeen belang.

9.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

9.1.
Benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 1], ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 535,- aan (toekomstige) materiële schade en een bedrag van € 7.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van de gevorderde materiële schade, omdat thans niet vast staat dat deze kosten daadwerkelijk gemaakt gaan worden. Deze toekomstige kosten komen niet voor toewijzing in aanmerking en de schade is onvoldoende onderbouwd. De officier van justitie heeft daarnaast verzocht de immateriële schade te matigen tot een bedrag van € 3.500,-, nu deze vordering in de zaak van de medeverdachten tot dit bedrag is toegewezen en het niet passend is om in de onderhavige zaak daarvan af te wijken. De officier van justitie acht de vordering tot dit bedrag toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijkheid en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verwezen naar de uitspraken van de rechtbank Breda van 12 juli 2024 in de zaken van de medeverdachten (ECLI:NL:RBZWB:2024:4786; ECLI:NL:RBZWB:2024:4788 en ECLI:NL:RBZWB:2024:4787, rechtsoverweging 7.1). De verdediging heeft de rechtbank verzocht deze overweging over te nemen en de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van de gevorderde materiële schade. Voorts heeft de verdediging verzocht de vordering met betrekking tot de immateriële schade te matigen tot een bedrag van € 3.500,- en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. De verdediging heeft verzocht de schadevergoeding hoofdelijk toe te kennen.
9.1.3.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, onvoldoende is onderbouwd door de benadeelde partij. Nader onderzoek hiernaar levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij, door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De rechtbank ziet in de jurisprudentie dat bij vergelijkbare zaken verschillende bedragen worden toegekend. De immateriële schade zal, op basis van de gebleken feiten en omstandigheden, naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 3.500,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van het resterende deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 15 november 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.1.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 1] een schadevergoeding betalen van
€ 3.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
9.2.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 2], ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.088,35 aan materiële schade en een bedrag van € 3.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. De vordering voldoet niet aan de gestelde criteria voor toewijzing van shockschade. Daarvoor moeten voldoende concrete gegevens worden aangevoerd, waaruit volgt dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. De vordering van de benadeelde partij is op dit punt onvoldoende onderbouwd.
9.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verwezen naar rechtsoverweging 7.2. van de uitspraken in de strafzaken tegen de medeverdachten en de rechtbank verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren, nu niet vast is komen te staan dat de verdachte onrechtmatig heeft gehandeld jegens de benadeelde partij en bovendien voor derden geen wettelijke grond is om, naast shockschade, materiële schade voor vergoeding in aanmerking te laten komen.
9.2.3.
Beoordeling
De rechtbank overweegt het volgende. Iemand die door het plegen van een strafbaar feit een onrechtmatige daad begaat ten opzichte van het directe slachtoffer van dat feit, kan ook onrechtmatig handelen ten opzichte van degene bij wie de confrontatie met dat strafbare feit (of met de gevolgen daarvan) een hevige emotionele schok teweegbrengt. Als die schok geestelijk letsel veroorzaakt, kan aanspraak worden gemaakt op een vergoeding van schokschade. Het bestaan van geestelijk letsel moet naar objectieve maatstaven worden vastgesteld. De rechter kan dat doen op basis van informatie van een deskundige.
Bij schokschade gaat het niet zozeer om vergoeding van leed, zoals bij affectieschade. Affectieschade betreft schade die een nabestaande of naaste van het slachtoffer lijdt doordat het slachtoffer van een strafbaar feit (als gevolg daarvan) is overleden of ernstig en blijvend letsel heeft opgelopen. In dat geval kan aan de nabestaande of de naaste een vergoeding worden toegekend voor het leed dat de dader bij de nabestaande of de naaste heeft veroorzaakt.
In dit geval wordt uitsluitend een vergoeding van schokschade gevorderd. Daarvoor geldt dat zowel immateriële schade (bestaande uit geestelijk letsel) als materiële schade die daarvan het gevolg is voor vergoeding in aanmerking komt.
Voor wat de hoogte van de immateriële schokschade betreft, geldt dat deze moet worden vastgesteld naar billijkheid, met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, waaronder de ernst van het aan de verdachte te maken verwijt, de aard van het letsel, de ernst van het letsel (waaronder de duur en de intensiteit), de verwachting ten aanzien van het herstel, en de leeftijd van de benadeelde partij. Daarnaast dient de rechter bij de begroting, indien mogelijk, te letten op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.
De advocaat van de benadeelde partij heeft de vordering tot vergoeding van schokschade toegelicht en onderbouwd met een door een psycholoog opgesteld behandelplan en facturen van de psycholoog. Uit het behandelplan blijkt dat een posttraumatische stressstoornis is vastgesteld en dat deze is ontstaan doordat de benadeelde partij het ten laste gelegde via een beveiligingscamera live heeft zien gebeuren. De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat sprake is van geestelijk letsel en dat dit is ontstaan doordat het live waarnemen van de overval een hevige emotionele schok bij de benadeelde partij teweeg heeft gebracht. Dat betekent dat de benadeelde partij aanspraak kan maken op vergoeding van de immateriële en materiële schade die hij hierdoor heeft geleden.
De omvang van de gestelde materiële schade, bestaande uit eigen risico zorgverzekering, eigen bijdrage psycholoog, reiskosten en parkeerkosten, is door de verdediging niet betwist en kan daarom in zijn geheel worden toegewezen.
De rechtbank zal de immateriële schade, naar maatstaven van billijkheid, vaststellen op
€ 1.000,-. De benadeelde partij zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 15 november 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.2.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 2] een schadevergoeding betalen van
€ 2.088,35, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
9.3.
Benadeelde partij [naam bedrijf 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam bedrijf 1] (het bedrijf van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]), ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 4.128,82 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de gehele vordering toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijkheid en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.3.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft de vordering niet betwist.
9.3.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij, door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 15 november 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.3.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam bedrijf 1] een schadevergoeding betalen van
€ 4.128,82, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
9.4.
Benadeelde partij [naam bedrijf 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam bedrijf 2] (de besloten vennootschap van [benadeelde partij 2]), ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 202,48 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijkheid en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.4.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft de vordering niet betwist.
9.4.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij, door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 15 november 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam bedrijf 2] een schadevergoeding betalen van € 202,48, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
9.5.
Benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 3], ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 639,15 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.5.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijkheid en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.5.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft de vordering niet betwist.
9.5.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij, door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft (anders dan de verdediging meent) gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 15 november 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.5.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 3] een schadevergoeding betalen van
€ 639,15, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36b, 36c, 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
189 (honderdnegenentachtig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, groot
180 (honderdtachtig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zal meewerken aan Forensisch Ambulante Systeem Therapie (FAST) bij De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg, zo lang als de jeugdreclassering dit nodig acht;
- zal meewerken aan de interventie Agressie Regulatie op Maat, met het thema Vermogensdelicten, van De Waag, zo lang als de jeugdreclassering dit nodig acht;
- zal meewerken aan de inzet van psychomotorische therapie, zo lang als de jeugdreclassering dit nodig acht;
- gedurende de proeftijd naar school zal gaan volgens zijn schoolrooster;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
verklaart onttrokken aan het verkeer het mes, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], te betalen een bedrag van
€ 3.500 (zegge: vijfendertighonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededaders
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] te betalen
€ 3.500,-(hoofdsom,
zegge: vijfendertighonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], te betalen een bedrag van
€ 2.088,35 (zegge: tweeduizend achtentachtig euro en vijfendertig eurocent), bestaande uit € 1.088,35 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededaders
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] te betalen
€ 2.088,35(hoofdsom,
zegge: tweeduizend achtentachtig euro en vijfendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam bedrijf 1], te betalen een bedrag van
€ 4.128,82 (zegge: vierduizend honderdachtentwintig euro en tweeëntachtig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam bedrijf 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededaders
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam bedrijf 1] te betalen
€ 4.128,82(hoofdsom,
zegge: vierduizend honderdachtentwintig euro en tweeëntachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam bedrijf 1], waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam bedrijf 2], te betalen een bedrag van
€ 202,48 (zegge: tweehonderdtwee euro en achtenveertig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam bedrijf 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededaders
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam bedrijf 2] te betalen
€ 202,48(hoofdsom,
zegge: tweehonderdtwee euro en achtenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3], te betalen een bedrag van
€ 639,15 (zegge: zeshonderdnegenendertig euro en vijftien eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3], zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 3] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededaders
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] te betalen
€ 639,15(hoofdsom,
zegge: zeshonderdnegenendertig euro en vijftien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3], waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. H. Biemond en L.W.M. Hendriks, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 augustus 2024.
De oudste rechter, jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 15 november 2023 te Roosendaal, althans in nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een hoeveelheid (dure merk-)kleding en/of een laptop (Apple Macbook pro) en/of
sleutels, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 3], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een
vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het lichaam
van die [slachtoffer 1] te drukken en/of hem te dwingen op de grond te gaan liggen
en/of zijn handen met tie-rips vast te binden;
2.
hij op of omstreeks 15 november 2023 te Roosendaal
opzettelijk en wederrechtelijk een band van een auto (Audi Q3), in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt
3.
hij op of omstreeks 15 november 2023 te Roosendaal,
tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een (tot scherpschietend) omgebouwde gasrevolver, van het merk Bruni
BBM, kaliber .22, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en/of
- munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten vier
kogelpatronen, voorhanden heeft gehad.