ECLI:NL:RBROT:2024:8046

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
C/10/679326 / HA ZA 24-429
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in voortzetting na opbrenging aangehouden zaak met deskundigenbericht

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een geschil tussen Damen Shiprepair Rotterdam B.V. (DSR) en Welding Company N.V. (WelCom) over de uitvoering van laswerkzaamheden aan de spudcans van het schip Aeolus. De rechtbank heeft eerder een vonnis gewezen op 20 november 2019, dat in hoger beroep door het gerechtshof Den Haag is bekrachtigd op 12 september 2023. De procedure in reconventie was aangehouden totdat het hof had beslist. Op 29 mei 2024 is de zaak opnieuw opgebracht door partijen, waarna de rechtbank heeft besloten een deskundigenbericht te laten opstellen.

De rechtbank heeft partijen gevraagd om zich uit te laten over de vragen die aan de deskundige voorgelegd moeten worden. De hoofdvraag betreft of WelCom de laswerkzaamheden in overeenstemming met de eisen en lasspecificaties heeft uitgevoerd. Daarnaast zijn er verschillende subvragen geformuleerd die betrekking hebben op de uitvoering van de werkzaamheden, de verantwoordelijkheden van beide partijen en de kwaliteit van de lasprocedures en materialen. De rechtbank heeft de partijen verzocht om een Engelse vertaling van de vragen aan te leveren, zodat de te benoemen deskundige, vermoedelijk Engelstalig, deze kan begrijpen.

De rechtbank heeft voorts aangegeven dat zij voornemens is om een lid van The Welding Institute als deskundige te benoemen en dat partijen gezamenlijk een lijst van kandidaten moeten indienen. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen en zal op 18 september 2024 opnieuw op de rol komen voor het nemen van akten door beide partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/679326 / HA ZA 24-429
betreffende de voortzetting na opbrenging van de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/10/559625 / HA ZA 18-939
Vonnis van 21 augustus 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DAMEN SHIPREPAIR ROTTERDAM B.V.,
gevestigd te Schiedam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. N.J. Margetson te Rotterdam,
tegen
de rechtspersoon naar vreemd recht
WELDING COMPANY N.V.,
gevestigd te Schelle (België),
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J. Blussé van Oud -Alblas te Rotterdam.
Partijen zullen hierna DSR en WelCom genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 23 december 2020 in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/10/559625 / HA ZA 18-939 en de daarin opgesomde processtukken;
  • de akte houdende producties van 19 juni 2024 van WelCom, met producties 1 tot en met 15;
  • de antwoordakte van 3 juli 2024 van DSR.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in reconventie

2.1.
De procedure in reconventie is bij vonnis van 23 december 2020 aangehouden totdat het gerechtshof Den Haag heeft beslist op het hoger beroep tegen het vonnis in conventie van deze rechtbank van 20 november 2019. Het gerechtshof Den Haag heeft bij arrest van 12 september 2023 in hoger beroep het vonnis van de rechtbank van 20 november 2019 zoals in conventie gewezen bekrachtigd. De zaak in reconventie is vervolgens op 29 mei 2024 weer opgebracht door partijen. Partijen hebben hierna ieder nog een akte genomen. De rechtbank zal bij deze stand van zaken overgaan tot het bevelen van het eerder aangekondigde deskundigenbericht. De rechtbank heeft kennis genomen van het tussen partijen gevoerde debat omtrent de te benoemen deskundige(n) en de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Alvorens over te gaan tot het benoemen van een deskundige zal de rechtbank partijen eerst in de gelegenheid stellen zich bij akte nader uit te laten over het volgende.
De aan de deskundige te stellen vragen
2.2.
Partijen stellen beiden voor om de volgende hoofdvraag (zoals door de rechtbank voorgesteld in rechtsoverweging 2.3 van het vonnis van 15 april 2020) aan de te benoemen deskundige(n) voor te leggen:
Heeft WelCom de laswerkzaamheden aan de spudcans van de Aeolus in overeenstemming met de daaraan te stellen eisen en in overeenstemming met de ten tijde van de laswerkzaamheden geldende lasspecificatie uitgevoerd?
2.3.
WelCom wil de hoofdvraag met de volgende subvragen aanvullen:
1. Is de oorzaak van de gestelde lasdefecten gelegen in het feit dat WelCom de werkzaamheden niet correct heeft uitgevoerd, of anderszins fouten heeft gemaakt?
2. Hebben WelCom en DSR – gelet op het eindarrest van het Hof, waaronder de vaststellingen in r.o. 14.1 t/m 15 omtrent de verantwoordelijkheid voor het aanleveren van de lasprocedure (WPS) en de verantwoordelijkheid van de Responsible Welding Coordinator (RWC) – beiden fouten gemaakt in de uitvoering en/of controle (voorafgaand en tijdens het werk) van de werkzaamheden?
3. Zo ja, in welke mate zijn eventuele fouten zijdens DSR – waaronder de eventuele afwezigheid van (een) geldige, definitieve, goedgekeurde WPS(en) bij de uitvoering van het initiële laswerk en/of onvoldoende toezicht of ingrijpen door de RWC – causaal geweest voor de afkeuring van de initiële las en het (moeten) leggen van een vervangende las?
4. Waren gedurende de laswerkzaamheden de volgende essentiële waardes correct:
- pre-heat temperatuur;
- spanning;
- stroomsterkte;
- snelheid;
- hitte input?
5. Zijn de door DSR voorgeschreven en aangeleverde WPS’en, aan de hand waarvan WelCom de laswerkzaamheden diende uit te voeren, correct en op geldige wijze tot stand gekomen?
6. Stemden (de aard en kwaliteit van) de door DSR voorgeschreven en aangeleverde materialen, inclusief de spudcans en spudpalen zelf, overeen met de daarvoor opgestelde WPS’en en de aan die WPS’en ten grondslag liggende totstandkomingsdocumenten (lasstandaard, WPQR, materiaalcertificaten etc.) en (test)data (proeflasgegevens etc.)?
Betreffende subvraag 2 begrijpt de rechtbank WelCom zo dat zij heeft bedoeld de vaststellingen in rechtsoverweging 13.1 tot en met 15 van het eindarrest van het gerechtshof, daar er geen rechtsoverweging 14.1 is en het gerechtshof vanaf rechtsoverweging 13.1 een aantal vaststellingen heeft gedaan.
2.4.
DSR wil de hoofdvraag met volgende subvragen aanvullen:
1. Waren gedurende de laswerkzaamheden de volgende essentiële waardes correct:
- pre-heat temperatuur;
- spanning;
- stroomsterkte;
- snelheid;
- hitte input?
2. Welke gegevens heeft de deskundige nodig om voornoemde hoofdvraag en eerste subvraag te beantwoorden?
2.5.
DSR voert aan dat WelCom haar vragen onterecht baseert op de vaststellingsovereenkomst en op een bevinding van het gerechtshof Den Haag in conventie, en niet op het vonnis van deze rechtbank van 20 november 2019 in reconventie. Volgens DSR ziet de bewijsopdracht namelijk alleen op het door WelCom uitgevoerde werk en niet op het werk van DSR. De door WelCom voorgestelde aanvullende vragen moeten daarom niet aan de te benoemen deskundige(n) worden voorgelegd, aldus DSR.
2.6.
De rechtbank overweegt als volgt. In rechtsoverweging 4.14 van het vonnis van 20 november 2019 heeft de rechtbank geoordeeld dat het aan WelCom is om haar stelling te bewijzen dat zij het laswerk deugdelijk, volgens de WPS van DSR heeft verricht, zodat DSR de herstelkosten op grond van de vaststellingsovereenkomst aan haar moet betalen. Deze stelling van WelCom, en daarmee ook deze bewijsopdracht, vloeien voort uit de vaststellingsovereenkomst van 5 april 2018, waarin staat (zie r.o. 2.11 vonnis van 20 november 2019):
“- Indien het onderzoek naar de oorzaak van de lasdefecten uitwijst dat het werk door Welding Company correct en volgens de las specificatie is uitgevoerd, dan zal Damen Shiprepair Rotterdam de werkzaamheden van Welding Company onder PO (P1044532) als Meerwerk beschouwen en de kosten dragen.
- Indien uit het onderzoek blijkt dat de oorzaak van de lasdefecten liggen in het feit dat Welding Company de werkzaamheden niet correct heeft uitgevoerd, of anderszins fouten heeft gemaakt zal het herstel werk door Welding Company als Oplever Verplichting onder PO (P1029915) worden beschouwd. De kosten voor het herstel werk zullen door Welding Company worden gedragen.
- Indien uit onderzoek blijkt dat beide partijen fouten hebben gemaakt in de uitvoering van de werkzaamheden, dan zullen de kosten voor het herstelwerk door Damen Shiprepair Rotterdam en Welding Company, naar rato van “verantwoordelijkheid” worden verdeeld.”
Hieruit volgt dat partijen de door WelCom uitgevoerde laswerkzaamheden en de door DSR aangeleverde lasprocedures en te lassen materialen als communicerende vaten van elkaar beschouwen in het kader van het vaststellen wie in welke mate ervoor verantwoordelijk is dat herstelwerkzaamheden moesten worden uitgevoerd. De door WelCom voorgestelde vragen sluiten hierop aan. Daarom kunnen deze vragen, anders dan DSR heeft verdedigd, wel worden betrokken in de door de rechtbank te formuleren bewijsopdracht.
2.7.
Met betrekking tot de door DSR voorgestelde subvragen geldt het volgende. Met de eerste subvraag heeft WelCom ingestemd en is door haar overgenomen. De tweede subvraag van DSR is overbodig, aangezien de deskundige bij de benoeming de bevoegdheid wordt toegekend om alle benodigde informatie van partijen op te vragen.
2.8.
Om de te benoemen deskundige (expliciet) ruimte te geven eventuele, voor de zaak relevante opmerkingen in het deskundigenbericht mee te nemen, zal de rechtbank daartoe een algemene vraag toevoegen aan de door partijen voorgestelde subvragen.
2.9.
De rechtbank is zodoende voornemens om de volgende vragen aan de deskundige voor te leggen:
Hoofdvraag:
Heeft WelCom de laswerkzaamheden aan de spudcans van de Aeolus in overeenstemming met de daaraan te stellen eisen en in overeenstemming met de ten tijde van de laswerkzaamheden geldende lasspecificatie uitgevoerd?
Subvragen:
1. Waren gedurende de laswerkzaamheden de volgende essentiële waardes correct:
a. pre-heat temperatuur;
b. spanning;
c. stroomsterkte;
d. snelheid;
e. hitte input?
2. Is de oorzaak van de gestelde lasdefecten gelegen in het feit dat WelCom de werkzaamheden niet correct heeft uitgevoerd, of anderszins fouten heeft gemaakt?
3. Hebben WelCom en DSR, in aanmerking genomen hetgeen het Gerechtshof Den Haag in de rechtsoverwegingen 13.1 t/m 15 van zijn arrest van 13 september 2023 feitelijk heeft vastgesteld met betrekking tot de verantwoordelijkheid voor het aanleveren van de lasprocedure (WPS) en de verantwoordelijkheid van de Responsible Welding Coordinator (RWC), al dan niet beiden fouten gemaakt in de uitvoering en/of controle (voorafgaand en tijdens het werk) van de werkzaamheden?
4. Zo ja, in welke mate zijn eventuele fouten zijdens DSR – waaronder de eventuele afwezigheid van (een) geldige, definitieve, goedgekeurde lasprocedure(s) (WPS(en)) bij de uitvoering van het initiële laswerk en/of onvoldoende toezicht of ingrijpen door de RWC – causaal geweest voor de afkeuring van de initiële las en het (moeten) leggen van een vervangende las?
5. Zijn de door DSR voorgeschreven en aangeleverde WPS’en, aan de hand waarvan WelCom de laswerkzaamheden diende uit te voeren, correct en op geldige wijze tot stand gekomen?
6. Stemden (de aard en kwaliteit van) de door DSR voorgeschreven en aangeleverde materialen, inclusief de spudcans en spudpalen zelf, overeen met de daarvoor opgestelde WPS’en en de aan die WPS’en ten grondslag liggende totstandkomingsdocumenten (lasstandaard, WPQR, materiaalcertificaten etc.) en (test)data (proeflasgegevens etc.)?
7. Heeft de deskundige nog verder opmerkingen naar aanleiding van zijn of haar onderzoek die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van het geschil?
2.10.
De rechtbank verzoekt partijen om - bij gelijktijdig te nemen akte - van de onder 2.9 genoemde vragen een Engelse vertaling aan te leveren waarmee zij beiden kunnen instemmen, zodat de rechtbank de te benoemen, vermoedelijk Engelstalige deskundige(n) kan benaderen met een technisch correcte vertaling van de hierboven door de rechtbank vastgestelde vragen.
De te benoemen deskundige
2.11.
Partijen stellen beiden voor om tot deskundige te benoemen een lid van The Welding Institute, gevestigd aan [adres] (hierna: TWI), en dat dit lid niet eerder bij deze zaak betrokken mag zijn geweest.
2.12.
DSR stelt voorts dat er twee deskundigen moeten worden benoemd. Eén expert die
project manageris en één expert die
technical revieweris. De rechtbank is voornemens slechts één deskundige te benoemen. Als deze deskundige het voor zijn of haar onderzoek nodig acht een tweede expert in te schakelen, dan kan hij of zij deze tweede expert onder zijn of haar verantwoordelijkheid bij het onderzoek betrekken. Dat laat de rechtbank aan de te benoemen deskundige.
2.13.
De rechtbank is daarbij voornemens een natuurlijk persoon tot deskundige te benoemen, en niet een instituut/rechtspersoon. Daarom verzoekt de rechtbank partijen om bij voorkeur gezamenlijk en anders ieder afzonderlijk een lijst van drie leden van TWI voor te dragen, zodat de rechtbank hieruit de persoon van de deskundige kan kiezen die het deskundigenonderzoek zal uitvoeren.
Verzoek WelCom betreffende informatieverschaffing aan de te benoemen deskundige
2.14.
WelCom verzoekt de rechtbank om te bevelen dat partijen het eindarrest van het gerechtshof Den Haag aan de deskundige toezenden en dat de deskundige(n) daarvan kennis moet nemen. Gebruikelijk is dat de eisende partij wordt opgedragen haar procesdossier aan de deskundige te doen toekomen (met wederpartij in de cc) en de rechtbank stelt zich voor dat ook in deze zaak dienovereenkomstig wordt gehandeld. Aangezien het arrest van het gerechtshof Den Haag van 12 september 2023 deel uitmaakt van het procesdossier (omdat WelCom deze als productie heeft toegevoegd aan haar akte houdende producties van 19 juni 2024), vormt het verzoek van WelCom in die zin daarop geen aanvulling. Daarbij verdient overigens opmerking dat de te benoemen deskundige over zijn of haar onderzoek gaat en het aan hem of haar is om te bepalen welke door partijen te verschaffen gegevens noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het aan hem of haar opgedragen onderzoek (vgl. r.o. 2.6 vonnis van 15 april 2020).
2.15.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
in reconventie
3.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol komt van
woensdag 18 september 2024voor het door beide partijen - gelijktijdig - nemen van een akte gelet op hetgeen hierboven onder 2.10 en 2.13 is geoordeeld,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Molenaar, rechter, bijgestaan door mr. S.H.T. ten Kate, griffier. Het is door de rolrechter ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2024.
[3718/3152]