ECLI:NL:RBROT:2024:804

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
ROT 22/1088 (einduitspraak)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak inzake WIA-uitkering en medisch onderzoek

Op 26 januari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de weigering van een WIA-uitkering. Deze uitspraak volgt op een eerdere tussenuitspraak van 8 februari 2023, waarin de rechtbank een gebrek in het bestreden besluit van 24 januari 2022 had geconstateerd. De rechtbank had het UWV de gelegenheid gegeven om dit gebrek te herstellen. In reactie hierop heeft het UWV op 17 juli 2023 een aanvullende motivering ingediend, waarin werd aangegeven dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres op 28 juni 2023 had gezien en fysiek had onderzocht. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek nu zorgvuldig was verricht en dat de verzekeringsarts voldoende had gemotiveerd waarom er geen (fysiek) spreekuurcontact in bezwaar nodig was.

Eiseres had in haar beroep aangevoerd dat de verzekeringsarts onvoldoende rekening had gehouden met haar medische situatie, waaronder haar longklachten en de toekenning van een scootmobiel door de gemeente. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gereageerd op de klachten van eiseres en dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand omdat het UWV het gebrek had hersteld. Eiseres kreeg het door haar betaalde griffierecht vergoed en het UWV werd veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 2.187,50.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/1088

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 januari 2024 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. D.S. Harhangi-Asarfi,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: [naam gemachtigde] .

Procesverloop

Deze uitspraak is een vervolg op de tussenuitspraak van 8 februari 2023. Voor een weergave van het procesverloop tot aan deze tussenuitspraak verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank een gebrek in het bestreden besluit van 24 januari 2022 geconstateerd. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld dit gebrek te herstellen.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak op 17 juli 2023 een aanvullende motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ingediend.
Eiseres heeft op 12 september 2023 hierop schriftelijke gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald bepaalt dat een nadere zitting achterwege blijft en sluit het onderzoek.

Overwegingen

De tussenuitspraak
1. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet voldoende heeft gemotiveerd waarom in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie kon worden afgezien van een (fysiek) spreekuurcontact in bezwaar. Om het gebrek te herstellen diende verweerder nader te motiveren waarom volgens hem in dit geval van een (fysiek) spreekuurcontact in bezwaar afgezien kon worden.
Wat er gebeurd is na de tussenuitspraak
2. Verweerder heeft bij brief van 17 juli 2023 (onder meer) een aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 4 juli 2023 overgelegd. Daarin heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd dat zij naar aanleiding van de tussenuitspraak eiseres op 28 juni 2023 op een medisch spreekuur heeft gezien en fysiek heeft onderzocht. Er werd geen aanvullende informatie opgevraagd, omdat de informatie in het dossier volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende is voor een heroverweging. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat de verzekeringsgeneeskundige beoordeling die ten grondslag ligt aan het bestreden besluit geen
correctie/aanvulling behoeft, omdat de reeds aanwezige beperkingen niet zijn toegenomen, danwel een andere ziekteoorzaak hebben dan die op grond waarvan eiseres eerder de wachttijd heeft volgemaakt.
3. In haar reactie van 12 september 2023 heeft eiseres aangevoerd dat zij jarenlang patiënt was bij een huisartsenpraktijk die ondermaatse zorg leverde en dat zij daarom niet de zorg heeft gekregen die zij nodig had, dat haar niet de hulpmiddelen zijn verstrekt die zij nodig had en dat haar zorgvragen niet op een juiste manier zijn verwerkt. Door dit niet mee te wegen heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgens eiseres een onjuiste inschatting van de belastbaarheid gemaakt. Ook het feit dat de gemeente eiseres in het kader van een WMO-beoordeling een scootmobiel heeft toegekend, is volgens eiseres ten onrechte niet in de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep betrokken. Verder heeft eiseres aangevoerd dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet voldoende in de beoordeling heeft betrokken dat zij niet alle vingers van haar linkerhand kan gebruiken. Eiseres heeft weersproken dat zij met het openbaar vervoer zou kunnen reizen en heeft herhaald dat een urenbeperking moet worden aangenomen omdat zij overdag herstelperiodes nodig heeft vanwege onvoldoende nachtrust. Eiseres is van mening dat zij voldoende twijfel heeft gezaaid over de juistheid van het oordeel van de verzekeringsarts (bezwaar en beroep).

Beoordeling rechtbank

Gebrek hersteld?
4. Uit de tussenuitspraak volgt dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd, zodat het in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep moet daarom gegrond verklaard worden en het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met het door de verzekeringsarts bezwaar en beroep verrichte aanvullend medisch onderzoek zoals beschreven in haar rapport van 4 juli 2023 het geconstateerde zorgvuldigheidsgebrek heeft hersteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 28 juni 2023 een anamnese afgenomen en een lichamelijk onderzoek verricht om de medische feiten vast te stellen. Nu er alsnog een (fysiek) spreekuurcontact heeft plaatsgevonden is het medische onderzoek zorgvuldig verricht. Het onderzoek is namelijk gebaseerd op dossieronderzoek, anamnese, wat in bezwaar en op de telefonische hoorzitting is aangevoerd, de stukken van de behandelaars van eiseres en een fysiek onderzoek.
Inhoudelijke beoordeling
6. De rechtbank zal hieronder beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven of dat zelf in de zaak kan worden voorzien.
7.1.
Wat eiseres in beroep heeft aangevoerd en aan stukken heeft overgelegd geeft ook geen reden het medisch oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt onjuist te achten. Met de klachten van eiseres, met name ook haar longklachten, is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep rekening gehouden. Uit de stellingen van eiseres en wat zij aan stukken heeft overgelegd kan niet worden afgeleid dat zij op 1 januari 2021 meer beperkingen ondervond dan in de FML van 5 januari 2022 zijn aangegeven. Hierbij is van belang dat het niet gaat om de medische klachten van eiseres als zodanig, maar om als gevolg van ziekte objectief vastgestelde beperkingen bij het verrichten van arbeid. Eiseres heeft in beroep niet met medische gegevens aannemelijk gemaakt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onjuist beeld had van de medische situatie van eiseres per de datum in geding (1 januari 2019). Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapporten van 5 januari 2021, 19 mei 2022, 14 november 2022 en 4 juli 2023 voldoende gereageerd op wat eiseres in bezwaar en beroep naar voren heeft gebracht en aan stukken heeft overgelegd.
7.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft medisch inzichtelijk gemotiveerd dat eiseres longproblematiek heeft die niet ernstig is, door haar huisarts gediagnosticeerd als hooikoorts, en die te behandelen is met neusspray en zoutwaterspray. Zowel voor deze astmatische klachten als voor de buikklachten van eiseres zijn bij het einde van de wachttijd voor de Wet WIA geen beperkingen aangenomen. De buikklachten van eiseres zijn na een operatie aan haar galblaas halverwege 2018 toegenomen. Daaruit blijkt dat deze buikklachten en de eventueel daardoor toegenomen beperkingen een andere oorzaak hebben dan de ziekteoorzaak waarmee zij de wachttijd voor de Wet WIA heeft volgemaakt. Over de nekklachten heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep duidelijk toegelicht dat deze volgens de brief van de neuroloog van 9 augustus 2017 dateren van mei/juni 2017 (‘sinds enkele maanden’ voor 9 augustus 2017), na de beoordeling bij het einde van de wachttijd. De nekklachten waren (eerder) blijkbaar niet zodanig dat eiseres zich daarmee ziek heeft gemeld en hebben daarom niet dezelfde ziekteoorzaak als de beperkingen waarmee eiseres de wachttijd heeft volgemaakt.
7.3.
Op de rug-, knie-, en beenklachten van eiseres is de verzekeringsarts bezwaar en beroep uitvoerig en overtuigend ingegaan. Er is van uitgegaan dat eiseres een congenitale rotatieafwijking aan het rechterbeen heeft en dat dat toegenomen beperkingen en rugklachten geeft. Bij uitgebreid onderzoek is echter geen medische oorzaak voor chronische rugklachten gevonden. Ook het Spine and Joint Centre spreekt van chronische rug- en bekkenklachten op basis van een verstoorde rekrutering van stabiliserende spieren met daarbij voortdurende musculaire compensatie (een spierprobleem). Daarom is er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen medische indicatie voor het gebruik van krukken of een scootmobiel. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft nader toegelicht waarom er medisch gezien geen sprake is van een indicatie voor het gebruik van krukken, maar dat eiseres de krukken op eigen verzoek heeft gekregen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder overwogen dat er geen medische reden is om eiseres meer beperkt te achten ten aanzien van bijvoorbeeld zitten en dat zij gewoon met het openbaar vervoer kan reizen. In de medische beoordeling is voldoende ingegaan op de klachten die eiseres heeft aan de middelvinger van haar linkerhand en is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend gemotiveerd dat er geen aanleiding is meer beperkingen daarvoor aan te nemen.
7.4.
De beroepsgrond van eiseres dat zij jarenlang patiënt is geweest bij een huisartsenpraktijk die ondermaatse zorg leverde, wat daar verder van zij, slaagt niet. De door de huisartsenpraktijk geleverde zorg doet immers niet af aan de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgestelde beperkingen van eiseres. De stelling van eiseres dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep door het wanbeleid (de ondermaatse zorg) van de huisartsenpraktijk niet mee te wegen de medisch noodzakelijke zorg niet goed in kaart heeft gebracht en geen juiste inschatting van de belastbaarheid heeft gemaakt, volgt de rechtbank niet.
7.5.
De toekenning van een scootmobiel in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 door de gemeente staat los van deze Wet WIA-beoordeling, omdat het toetsingskader van de gemeente een andere is dan dat van arbeidsongeschiktheidswetten zoals de Wet WIA. Daarnaast heeft de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) een eigen verantwoordelijkheid bij zijn medische beoordeling.
7.6.
Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd dat er geen reden is om een urenbeperking aan te nemen, zoals door eiseres nog is aangevoerd, omdat er geen sprake is van een noodzakelijke behandeling waardoor eiseres structureel niet in staat is arbeid te verrichten en er ook geen energetische reden of preventieve reden is voor een urenbeperking. De rechtbank ziet geen aanleiding hier anders over te oordelen. Wat eiseres heeft aangevoerd over het ’s nachts koelen van haar benen is onvoldoende om te twijfelen aan het gemotiveerde medische oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
7.7.
Nu er geen reden is om te twijfelen aan de medische grondslag van het bestreden besluit, is er geen aanleiding om een medisch deskundige te benoemen voor nader onderzoek.
7.8.
Uit het voorgaande volgt dat er geen grond is voor het oordeel dat er in de FML van 5 januari 2020 onvoldoende beperkingen zijn opgenomen die voortkomen uit dezelfde ziekteoorzaak als die op grond waarvan eiseres eerder de wachttijd heeft volgemaakt. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de geschiktheid van de in bezwaar geselecteerde functies voldoende toegelicht ten aanzien van de door het CBBS-systeem gesignaleerde items die een mogelijke overschrijding van de belastbaarheid signaleren. De rechtbank is niet gebleken dat de belasting van de in bezwaar geselecteerde functies de mogelijkheden van eiseres overschrijdt, zodat deze functies voor eiseres geschikt worden geacht. De rechtbank merkt daarbij op dat eiseres geen inhoudelijke gronden heeft aangevoerd tegen de geduide functies.
7.9.
Vergelijking van het inkomen dat eiseres in de voorgehouden functies zou kunnen verdienen met het inkomen dat zij in haar eigen werk als medewerker huishouding zou hebben verdiend als zij niet arbeidsongeschikt was geworden, geeft een verlies aan verdienvermogen te zien van 31,7%. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 1 januari 2019 is door verweerder dus terecht bepaald op minder dan 35%.

Conclusie en gevolgen

8. De conclusie is dat verweerder terecht heeft geweigerd eiseres met ingang van 1 januari 2019 een Wet WIA-uitkering toe te kennen.
9. Gelet op wat in de tussenuitspraak is overwogen, is het beroep gegrond en dient het bestreden besluit te worden vernietigd. Omdat verweerder het gebrek heeft hersteld met zijn aanvullende motivering, zal de rechtbank de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand laten.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, ziet zij aanleiding te bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.187,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus en met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.187,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V. van Dorst, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.W. Geerts, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2024.
De griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.