Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde, met partiële vrijspraak van het laatste gedachtestreepje onder feit 1; onder feit 2 kan alleen het opzettelijk aanwezig hebben worden bewezen en dient voor de overige ten laste gelegde handelingen eveneens partiële vrijspraak te volgen;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van het voorarrest;
- oplegging van de maatregel tot kostenvergoeding ex artikel 13d van de Opiumwet, inhoudend de verplichting tot het vergoeden van opruimingskosten voor een bedrag van € 59.022,44.
4.Ontvankelijkheid officier van justitie
5.Waardering van het bewijs
6.Strafbaarheid feiten
een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
7.Strafbaarheid verdachte
8.Motivering straf
9.Maatregel tot kostenvergoeding ex artikel 13d van de Opiumwet
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Bijlagen
12.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien)maanden;
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
2 (twee) jaren;