ECLI:NL:RBROT:2024:8019

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
10/138493-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht: Ontploffing bij woning in Rotterdam met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

Op 13 augustus 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren in 2007, die op 22 april 2024 samen met anderen een ontploffing heeft veroorzaakt bij een woning aan de Blekerslaan in Rotterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. De verdachte heeft bekend en de rechtbank heeft het feit zonder nadere motivering bewezen verklaard. De officier van justitie had een jeugddetentie van 150 dagen geëist, waarvan 110 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder begeleiding door de jeugdreclassering en deelname aan een programma genaamd Urban Skillsz.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 150 dagen, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. Daarnaast is een werkstraf van 60 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij schadevergoedingen zijn toegewezen aan twee benadeelde partijen, terwijl de vordering van een derde benadeelde partij niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte, gezien zijn jeugdige leeftijd en de omstandigheden van de zaak, begeleiding en ondersteuning nodig heeft om recidive te voorkomen. De opgelegde straffen zijn bedoeld om de verdachte te helpen bij zijn ontwikkeling en om de veiligheid van de samenleving te waarborgen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummer: 10/138493-24
Datum uitspraak: 13 augustus 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2007,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1],
raadsvrouw mr. Y.M. Schrevelius, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 30 juli 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. A.H.A. de Bruijne, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 150 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 110 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met de algemene voorwaarde en met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte meewerkt aan de begeleiding door de jeugdreclassering, naar school gaat volgens het rooster, een structurele vrijetijdsbesteding heeft, meewerkt aan Urban Skillsz, meewerkt aan een locatiegebod, avondklok en elektronische controle, en een locatieverbod voor [adres 2] in Rotterdam;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 22 april 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een of meerdere stukken zwaar (illegaal) vuurwerk, althans een of meerdere explosieven, op de voordeur van een woning gelegen aan [adres 2], terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor de woning aan [adres 2] en nabijgelegen woningen en de
inboedel/huisraad van de woning aan [adres 2] en de inboedel/huisraad van die
nabijgelegen woningen en gemeen gevaar voor de voertuigen geparkeerd in [adres 2]
, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en- levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten één van
de zich in voornoemde woning en de nabijgelegen woningen bevindende pers(o)n(en)
, in elk geval levensgevaar of gevaar voor een ander of anderen,
te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is een beroep gedaan op psychische overmacht. Er was sprake van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. De verdachte is ’s nachts een rondje op straat gaan lopen, werd door voor hem onbekende personen van achter aangevallen en meegenomen naar een woning. In die woning is de verdachte meerdere keren met een vuurwapen geslagen en heeft hij een pistool in zijn mond gehad. Er is letsel bij de verdachte vastgesteld. De verdachte werd vervolgens in een auto naar de woning gebracht, waar hij de bom moest aansteken en laten ontploffen. De onbekende personen bleven op afstand kijken of de verdachte de bom wel zou plaatsen. Hij zou worden doodgeschoten als hij de bom niet zou plaatsen. Dit maakt dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.2.
Beoordeling
De rechtbank zal het beroep op psychische overmacht verwerpen, omdat niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. De verklaring die de verdachte geeft over de omstandigheden waaronder hij het explosief heeft geplaatst zijn ook na nader onderzoek door de politie niet ondersteund. Het feit dat de verdachte gewond was ten tijde van zijn aanhouding, zonder nadere specificatie van deze verwondingen en de oorzaak daarvan, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat bij hem sprake is geweest van een zodanige psychische druk tijdens zijn strafbare handelingen, dat van hem in redelijkheid niet kon worden verlangd om anders te handelen.
6.3.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op zeventienjarige leeftijd, samen met een ander of anderen, schuldig gemaakt aan het teweegbrengen van een ontploffing bij een woning aan [adres 2]. Door de ontploffing is er schade ontstaan aan (de inboedel van) woningen en aan auto’s die in de straat stonden geparkeerd. Daarnaast heeft de verdachte de veiligheid van de bewoners ernstig in gevaar gebracht. De rechtbank rekent de verdachte zwaar aan dat hij geen rekening heeft gehouden met de voorzienbare ernstige gevaren voor goederen en personen door het veroorzaken van de ontploffing. Dergelijke explosies zijn uiterst bedreigend en beangstigend voor de bewoners van de getroffen woningen. Ook bij omwonenden en in de samenleving in het algemeen leiden dit soort explosies tot onrust en gevoelens van angst en onveiligheid.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 juni 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 11 juli 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte is een kwetsbare jongen, die in zijn leven al veel heeft meegemaakt. Er is sprake van een kinderbeschermingsmaatregel in de vorm van een ondertoezichtstelling. Het ontbreekt hem momenteel aan een structurele vrijetijdsbesteding. De verdachte gaat nauwelijks naar school, waardoor hij niet tot leren komt. In een eerdere strafzaak tegen de verdachte is aan hem de leerstraf So-Cool opgelegd. Sinds die gedragsinterventie wordt een voorzichtige verbetering gezien. De verdachte gaat niet meer om met zijn vrienden die een negatieve invloed op hem hadden, hij durft nee te zeggen, lijkt beter na te denken alvorens hij dingen doet en laat minder agressief gedrag zien wanneer hij boos is. Echter is dit vooralsnog onvoldoende gebleken om de kans op recidive te verminderen. Naast zorgen over de vaardigheden van de verdachte, worden er ook zorgen gezien met betrekking tot zijn (online) netwerk en bezigheden buitenshuis.
Om de kans op recidive te verminderen, acht de Raad het noodzakelijk dat de reeds betrokken jeugdreclassering blijft inzetten op het aanbieden van hulp voor de verdachte. Daarnaast is het van belang dat hij zijn vaardigheden blijft versterken. Positief te benoemen is dat de verdachte reeds is aangemeld bij Urban Skillsz, waar hij binnen afzienbare tijd zal gaan starten. Verder is het noodzakelijk dat hij op korte termijn een vorm van vrijetijdsbesteding krijgt en komend schooljaar onderwijs gaat volgen. De verdachte heeft iemand naast zich nodig, die hem duidelijke kaders biedt en hem kan begeleiden en ondersteunen richting een positieve toekomst zonder politiecontacten. Om die reden wordt door de Raad begeleiding door de jeugdreclassering geadviseerd.
De Raad adviseert een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf en een deels voorwaardelijke jeugddetentie, met als bijzondere voorwaarden:
  • naar school/stage volgens het rooster ten behoeve van het behalen van een startkwalificatie;
  • meewerken aan het vinden en behouden van een structurele vrijetijdsbesteding;
  • meewerken aan de reeds ingezette hulpverlening (waaronder Urban Skillsz) en hulpverlening die de jeugdreclassering in de toekomst nodig acht;
  • een avondklok, zo lang de jeugdreclassering dit nodig acht.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank zal een deel van de voorgenomen jeugddetentie voorwaardelijk opleggen met de voorwaarden overeenkomstig het advies van de Raad en daarnaast de door de officier van justitie geëiste elektronische controle in de vorm van een enkelband. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is gevorderd door de officier van justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding om een locatieverbod op te leggen.
De rechtbank zal daarnaast een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van na te noemen duur opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
De benadeelde partijen
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd:
[benadeelde partij 1], ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van
€ 6.141,02aan materiële schade en een bedrag van
€ 500,00aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd:
[benadeelde partij 2], ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert in het verzoek tot schadevergoeding een bedrag van € 500,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Op de terechtzitting heeft de benadeelde partij de hoogte van het gevorderde bedrag aan materiële schade gewijzigd naar
€ 400,00.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd:
[benadeelde partij 3], ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van
€ 1.548,80aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen, omdat een beroep is gedaan op psychische overmacht en ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen. Subsidiair is door de verdediging aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Er is door de benadeelde partij weliswaar een offerte overgelegd, maar het is onduidelijk of de schade daadwerkelijk is hersteld en of de schade door de verzekering is vergoed. Ook de gevorderde immateriële schade wordt betwist. De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 2] zijn door de verdediging niet betwist.
8.4.
Beoordeling
Benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] is door de verdediging betwist. Naar het oordeel van de rechtbank levert de behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering door de verdediging niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen (à
€ 400,00).
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met (een) mededader(s) heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader(s) de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 22 april 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3] door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering door de verdediging niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen (à
€ 1.548,80).
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met (een) mededader(s) heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader(s) de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 22 april 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.5.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 2] een schadevergoeding betalen van
€ 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 3] een schadevergoeding betalen van € 1.548,80, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
In deze procedure wordt over de door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 150 (honderdvijftig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
110 (honderdtien) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op een
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
naar school en/of stage gaat volgens het rooster;
zich inzet voor het vinden en behouden van een zinvolle, structurele vrijetijdsbesteding;
zal meewerken aan hulpverlening van Urban Skillsz en andere hulpverlening, indien de jeugdreclassering dat nodig acht;
zich zal houden aan een avondklok voor de maximale duur van 6 (zes) maanden of zoveel korter als de jeugdreclassering noodzakelijk acht. Deze avondklok houdt in dat de veroordeelde dagelijks om 19:00 uur thuis zal zijn en thuis zal blijven tot de volgende ochtend 07:00 uur. Deze tijdstippen van de avondklok kunnen worden gewijzigd door de jeugdreclassering, in die zin dat de veroordeelde in dat geval ’s avonds later thuis mag komen en ’s ochtends eerder van huis mag; waarbij de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van deze bijzondere voorwaarde;
zich zal houden aan de voorwaarden die zijn gesteld met betrekking tot elektronische monitoring in de vorm van gps-enkelband voor de maximale duur van 6 (zes) maanden: dit houdt ook in dat de verdachte dagelijks tussen 07:00 uur en 22:00 uur de enkelband tenminste drie uur oplaadt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering tot het verlenen van hulp en steun ter naleving van de bijzondere voorwaarden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in de vordering; verstaat dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader(s), om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], te betalen een bedrag van
€ 400,00 (zegge: vierhonderd euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader(s) van de verdachte aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededader(s)
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] te betalen
€ 400,00(hoofdsom,
zegge: vierhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], waaronder begrepen betaling door zijn mededader(s), tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader(s), om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3], te betalen een bedrag van
€ 1.548,80 (zegge: duizend vijfhonderdachtenveertig euro en tachtig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader(s) van de verdachte aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3], zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 3] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededader(s)
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] te betalen
€ 1.548,80(hoofdsom,
zegge: duizend vijfhonderdachtenveertig euro en tachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3], waaronder begrepen betaling door zijn mededader(s), tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.N. Melkert, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. M.P. van der Stroom en C.C. Peterse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 augustus 2024.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 22 april 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een of meerdere stukken zwaar (illegaal) vuurwerk, althans een of meerdere explosieven, aan/op/voor de (voor)deur van een woning gelegen aan [adres 2], terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor de woning aan [adres 2] en/of nabijgelegen woningen en/of de
inboedel/huisraad van de woning aan [adres 2] en/of de inboedel/huisraad van die
nabijgelegen woningen en/of gemeen gevaar voor de voertuigen geparkeerd in [adres 2]
, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of,
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten één van
de zich in voornoemde woning en/of de nabijgelegen woningen bevindende pers(o)n(en)
en/of voorbijgangers, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor een ander of anderen,
te duchten was.