ECLI:NL:RBROT:2024:8015

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juli 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
11053832 CV EXPL 24-10473
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging huurovereenkomst en vordering tot schadevergoeding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 26 juli 2024, gaat het om een geschil tussen huurders en een verhuurder naar aanleiding van de beëindiging van een huurovereenkomst. De huurders, aangeduid als [eiseres 1] en [eiseres 2], vorderen de terugbetaling van een borg van € 3.000,00, die zij bij aanvang van de huur hebben betaald. De verhuurder, [gedaagde], heeft echter de borg verrekend met schade die volgens hem is ontstaan tijdens de huurperiode. Hij vordert in reconventie een schadevergoeding van € 5.154,67, na verrekening van de borg.

De procedure begon met een dagvaarding op 11 maart 2024, gevolgd door een antwoord van [gedaagde] op 15 april 2024. Tijdens de zitting op 27 juni 2024 was [gedaagde] aanwezig, terwijl de huurders afwezig waren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiseres 2] niet-ontvankelijk is in haar vordering, omdat er een bewind was ingesteld over haar goederen. Dit betekent dat haar bewindvoerder de procedure had moeten instellen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eiseres 1] tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de huurovereenkomst, omdat de woning niet in de overeengekomen staat is opgeleverd. De schade die [gedaagde] heeft geleden, is vastgesteld op het door hem gevorderde bedrag. De vordering van [eiseres 1] tot terugbetaling van de borg is afgewezen, omdat deze is verrekend met de schadevergoeding. Uiteindelijk is [eiseres 1] veroordeeld tot betaling van € 5.154,67 aan [gedaagde], evenals de proceskosten van € 50,00.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11053832 CV EXPL 24-10473
datum uitspraak: 26 juli 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1.[eiseres 1],

woonplaats: [woonplaats 1],
en
2. [eiseres 2]woonplaats: [woonplaats 2]
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
die aanvankelijk mr. M. Leung als gemachtigde hadden en nu zelf procederen,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats 3],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘[eiseres 1]’, ‘[eiseres 2]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 11 maart 2024, met bijlagen;
  • het antwoord tevens eis in reconventie van [gedaagde] van 15 april 2024, met bijlagen;
  • de aantekeningen van de mondelinge reactie van [gedaagde] van 8 mei 2024;
  • de e-mail van mr. Leung van 27 juni 2024.
1.2.
Op 27 juni 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was [gedaagde] aanwezig. [eiseres 1] en [eiseres 2] waren afwezig. Degene die bij dagvaarding als gemachtigde is opgegeven is bij aanvang van de mondelinge behandeling gebeld en gaf te kennen dat zij niet langer als gemachtigde optrad, hetgeen per e-mail na de zitting door haar is bevestigd. Tevens gaf zij aan dat de dagvaarding weliswaar aan [gedaagde] is betekend, maar bewust nooit door haar bij de rechtbank is aangebracht.
1.3.
De dagvaarding is door [gedaagde] zelf bij de rechtbank aangebracht op grond van artikel 127 lid 1 Rv. en hij heeft daarbij geen ontslag van instantie gevraagd, maar op de eis geantwoord. Daarnaast heeft [gedaagde] een eis in reconventie ingesteld tegen [eiseres 1].

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen is een huurovereenkomst gesloten voor de huur van een woning aan [adres]. Overeengekomen is dat [eiseres 2] en [eiseres 1], als huurders, hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van hun verplichtingen op grond van die overeenkomst.
2.2.
Bij aanvang van de huur is aan [gedaagde] een borg van € 3.000,00 betaald door [eiseres 1] en [eiseres 2].
2.3.
Onderdeel van de afspraken tussen partijen voor wat betreft de borg is dat deze wordt terugbetaald als de huurwoning wordt opgeleverd in de staat waarin deze zich bij aanvang van de huurperiode bevond.
2.4.
De huurovereenkomst is inmiddels beëindigd en de huurwoning opgeleverd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres 1] en [eiseres 2] eisen in conventie samengevat:
- [gedaagde] te veroordelen aan hen te betalen € 3.549,10 met rente;
- [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten met rente;
- het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 3.000,00, rente van € 34,85 (berekend tot en met 10 maart 2024) en buitengerechtelijke kosten van € 514,25 (inclusief btw).
3.2.
[eiseres 1] en [eiseres 2] baseren de eis op het volgende.
Op 1 augustus 2022 is de woning zonder gebreken door [eiseres 1] en [eiseres 2] opgeleverd, waardoor zij menen recht te hebben op terugbetaling van de betaalde borg. Zij vorderen dan ook terugbetaling van dit bedrag. Ondanks [gedaagde] daartoe herhaaldelijk te hebben gesommeerd, is hij nooit tot terugbetaling overgegaan. [gedaagde] moet op grond van de wet ook een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten betalen aan [eiseres 1] en [eiseres 2]. Verder moet hij wettelijke rente betalen.
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de eis van [eiseres 1] en [eiseres 2]. Hij eist zelf samengevat:
- [eiseres 1] te veroordelen tot het vergoeden van de schade voor een bedrag, na aftrek van de borg, van € 5.154,67;
- [eiseres 1] te veroordelen in de proceskosten.
3.4.
[gedaagde] baseert de eis op het volgende.
Daar [eiseres 2] onder bewind stond ten tijde van het sluiten van de huurovereenkomst, meent [gedaagde] zijn vordering enkel op [eiseres 1] te kunnen verhalen. [gedaagde] stelt dat de woning, anders dan door [eiseres 1] en [eiseres 2] wordt gesteld, niet in die overeengekomen staat is opgeleverd. Volgens [gedaagde] is de woning beschadigd opgeleverd en was deze bovendien niet professioneel schoongemaakt. De schade bedraagt volgens [gedaagde] in totaal € 8.154,67. Na verrekening met de borg van € 3.000,00 resteert een bedrag van € 5.154,67 dat [eiseres 1] aan [gedaagde] verschuldigd is, aldus [gedaagde].
3.5.
Gezien de samenhang tussen de vorderingen van [eiseres 1] en [eiseres 2] in conventie en de vorderingen van [gedaagde] in reconventie zullen deze hierna gezamenlijk worden beoordeeld.

4.De beoordeling

[eiseres 2] is niet-ontvankelijk
4.1.
[eiseres 2] is in haar vordering niet-ontvankelijk, want de kantonrechter stelt vast dat er op het moment dat de procedure aanhangig werd gemaakt een bewind was ingesteld over de goederen die aan [eiseres 2] toebehoren en dat dat bewind nog steeds voortduurt. Dit betekent dat niet [eiseres 2] zelf, maar haar bewindvoerder namens haar de procedure had moeten instellen.
Hoofdsommen
4.2.
Het uitgangspunt is dat een huurder het gehuurde na het einde van de huurovereenkomst in de staat moet opleveren waarin hij het gehuurde ontvangen heeft bij aanvang van de huurovereenkomst. [gedaagde] stelt dat de woning gebrekkig is opgeleverd. Ter onderbouwing overlegt [gedaagde] opnamestaten van het gehuurde van voor- en nadat [eiseres 2] en [eiseres 1] de woning gehuurd hebben. Op de foto’s is te zien dat de woning aan het einde van de huur door [eiseres 2] en [eiseres 1] beschadigd was, terwijl dit voor aanvang van de huur niet het geval was. [gedaagde] heeft de omvang van de schade die hij zegt te hebben geleden met stukken onderbouwd. Ter zitting is [eiseres 1], hoewel middels haar toenmalige gemachtigde behoorlijk opgeroepen, niet verschenen en zij heeft hetgeen [gedaagde] stelt niet betwist. Daarmee is vast komen te staan dat [eiseres 1] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen onder de huurovereenkomst en dat zij gehouden is tot vergoeding van de schade die [gedaagde] daardoor heeft geleden. Die schade wordt begroot op het door [gedaagde] geëiste bedrag.
4.3.
[gedaagde] betwist niet dat hij de in conventie geëiste borgsom moet terugbetalen, maar hij beroept zich op verrekening met van die vordering met zijn vordering tot schadevergoeding. [eiseres 1] heeft niet betwist dat [gedaagde] bevoegd was tot verrekening en dat verrekening heeft plaatsgevonden. Omdat de vordering tot terugbetaling van de borgsom door verrekening teniet is gegaan, zal de eis in conventie worden afgewezen. Het in reconventie gevorderde bedrag, dat bestaat uit de door [gedaagde] geleden schade verminderd met het bedrag van de borgsom, wordt toegewezen.
proceskosten
4.4.
[eiseres 1] en [eiseres 2] moeten de proceskosten in conventie betalen, omdat zij ongelijk krijgen (artikel 237 Rv). In reconventie moet [eiseres 1] de proceskosten betalen, om dezelfde reden. De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van [gedaagde] op € 50,00 aan reis-, verblijf- en verletkosten in verband met zijn aanwezigheid tijdens de mondelinge behandeling. Omdat de mondelinge behandeling vrijwel uitsluitend is gegaan over de eis in reconventie, zal alleen [eiseres 1] worden veroordeeld tot betaling van dat bedrag aan [gedaagde].

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [eiseres 1] om aan [gedaagde] te betalen € 5.154,67;
5.2.
veroordeelt [eiseres 1] in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] worden begroot op € 50,00;
5.3.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
62574