ECLI:NL:RBROT:2024:8012

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
10/132155-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht: Ontploffing brandbom bij woning met levensgevaar en vernieling

In de zaak tegen de verdachte, geboren op Curaçao in 2007, heeft de rechtbank Rotterdam op 13 augustus 2024 uitspraak gedaan in een jeugdstrafrechtelijke kwestie. De verdachte heeft in de nacht van 10 april 2024 een brandbom tot ontploffing gebracht bij een woning aan de Marketentster in Nieuw-Vennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk een ontploffing heeft teweeggebracht, waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. De verdachte is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 135 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met de slachtoffers en een locatieverbod.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in aanmerking genomen. De ontploffing vond plaats omstreeks 01.26 uur, terwijl de bewoners van de woning aan [adres 2] en de aangrenzende woningen lagen te slapen. De explosie veroorzaakte aanzienlijke schade aan de woningen en bracht de veiligheid van de bewoners ernstig in gevaar. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs is dat de ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was, ondanks de verdediging die stelde dat er geen personen in de nabijheid waren.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming en psychologen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat behandeling noodzakelijk is om recidive te voorkomen en heeft de verdachte onderworpen aan strikte voorwaarden, waaronder deelname aan forensische behandeling en toezicht door de jeugdreclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummer: 10/132155-24
Datum uitspraak: 13 augustus 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te Curaçao op [geboortedatum 1] 2007,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1] ,
raadsman mr. M.L. van Gaalen, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 30 juli 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. K. Broere, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 135 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met de algemene voorwaarde en met als bijzondere voorwaarden een contactverbod met de slachtoffers, een locatieverbod voor [plaatsnaam] , meewerken aan forensische ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling en meewerken aan vervolgbehandeling indien de jeugdreclassering dit nodig acht, meewerken aan ITB-Harde Kern Aanpak en elektronische monitoring, meewerken aan begeleiding van Diversitas, naar school/stage gaan volgens het rooster en zich inzetten voor het behouden van een positieve vrijetijdsbesteding;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard, met dien verstande dat partiële vrijspraak dient te volgen van het onder 1 ten laste gelegde te duchten levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen. Er heeft geen nader onderzoek plaatsgevonden door de forensische opsporing of het NFI naar het explosief dat de ontploffing heeft veroorzaakt en wat de mogelijke gevolgen hiervan kunnen zijn voor een ander. Ook is niet gebleken dat er in de nacht personen in de straat liepen. Er kan daarom niet worden geconcludeerd dat het levensgevaar of het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was.
4.1.2.
Beoordeling
In artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht is het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing strafbaar gesteld, onder meer indien daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. Voordat de rechtbank zodanig gevaar aanneemt, moet zij op basis van de bewijsmiddelen kunnen vaststellen dat dit levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het levensgevaar of het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ten tijde van het teweegbrengen van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Van die vereiste voorzienbaarheid zal in de regel geen sprake zijn indien zich ten tijde van de ontploffing geen personen in de nabijheid bevonden (vgl. HR 17 februari 2009, LJN BG1653, NJ 2009/120).
Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat voldoende bewijs voorhanden is dat er door de ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was. De ontploffing heeft op 10 april 2024 in de nachtelijke uren, omstreeks 01.26 uur, plaatsgevonden en betrof een woonhuis. Het was voorzienbaar dat de bewoners van deze woning aan [adres 2] en de aangrenzende woningen op dat tijdstip thuis waren en lagen te slapen. De vuurwerkbom is door de verdachte bij de voordeur geplaatst en tot ontploffing gebracht. Uit de aangifte blijkt dat de bewoners van de betreffende woning ten tijde van de ontploffing lagen te slapen op de eerste verdieping aan de voorzijde van de woning. Zij werden wakker door een enorme klap. Ook de directe buren, wonend aan [adres 3] , waren thuis op het moment van de ontploffing en werden wakker van een harde knal. Op de camerabeelden zijn na de ontploffing vlammen, rondvliegende vonken en opstijgende rook te zien. Een paraplu, die bij de voordeur van de woning aan [adres 2] stond, vatte vlam en het brandalarm ging af. Het is een feit van algemene bekendheid dat brand en rook zich snel verspreiden. Rookontwikkeling draagt, naar de algemene ervaringsregel leert, een gevaar voor de gezondheid in zich met mogelijk fatale gevolgen. Door de enorme explosieve kracht is veel schade toegebracht aan de woningen. Er was onder meer sprake van een grote scheur in de gevel en er lagen glasscherven op de grond.
Naar het oordeel van de rechtbank staat op grond van deze feiten en omstandigheden vast dat het handelen van verdachte een situatie oplevert waarin naar algemene ervaringsregels niet alleen gevaar voor goederen, maar ook een voorzienbaar levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 10 april 2024 te [plaatsnaam]
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een brandbom, althans een explosief, aan te steken en vervolgens bij de voordeur van de woning gelegen aan [adres 2] te plaatsen, waardoor die brandbom, althans explosief tot ontploffing is gebracht, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de woning aan [adres 2] en aangrenzende/nabijgelegen woningen en de inboedel/huisraad van de woning aan [adres 2]
en de inboedel/huisraad van die aangrenzende/nabijgelegen woningen,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen en- levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten één van
de zich in de woning aan [adres 2] en aangrenzende/nabijgelegen woning bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar of gevaar voor een ander of
anderen, te duchten was;
2
hij op 10 april 2024 te [plaatsnaam]
opzettelijk en wederrechtelijk heeft vernield
en/ofbeschadigd
- de gevel en de voordeur van de woning, gelegen aan [adres 2] , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en- de voordeur en de gevel en de uitbouw bij de voordeur en omvormers van
de zonnepanelen van de woning, gelegen aan [adres 3] , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De eendaadse samenloop van:
1.
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
en
2.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in de nacht van 10 april 2024 een brandbom tot ontploffing gebracht bij een woning aan [adres 2] . Op het moment van de ontploffing lagen de bewoners van die woning en de naastgelegen woning te slapen. Zij werden wakker van een harde knal, waarna zij rook en vuur zagen. Als gevolg van de ontploffing is er veel schade toegebracht aan de woningen, waaronder een grote scheur in de gevel. Daarnaast heeft de verdachte de veiligheid van de bewoners ernstig in gevaar gebracht. De rechtbank rekent de verdachte zwaar aan dat hij geen rekening heeft gehouden met de voorzienbare ernstige gevaren voor goederen en personen door het veroorzaken van de ontploffing. In zijn algemeenheid geldt dat feiten als deze ook voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij zorgen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 juli 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van de deskundige op de terechtzitting
Psycholoog [naam 1]heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
14 januari 2023. Dit rapport is opgemaakt ten behoeve van een eerdere strafzaak tegen de verdachte. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 juli 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De Raad vindt het zorgelijk dat de verdachte binnen zijn schorsingsperiode is gerecidiveerd. Er wordt gezien dat op het moment dat de schorsende voorwaarden werden afgebouwd, de verdachte ruimte ging zoeken en zich steeds minder goed aan de afspraken ging houden. De verdachte houdt zich momenteel goed aan de hernieuwde strakke kaders die hem nu in het kader van de schorsing in deze zaak zijn opgelegd. Er wordt geconstateerd dat de verdachte baat heeft bij heldere grenzen, kaders en een dagbesteding, al lijkt het hem te ontbreken aan intrinsieke motivatie voor een gedragsverandering.
Het recidiverisico is hoog. De Raad acht de inzet van behandeling noodzakelijk om tot een gedragsverandering te komen en de kans op recidive te verminderen. Door middel van behandeling bij De Waag kan er meer zicht worden verkregen op het delictgedrag van de verdachte en kan hij mogelijke ingrijpende gebeurtenissen uit zijn voorgeschiedenis verwerken. Daarnaast adviseert de Raad om onder begeleiding van de jeugdreclassering en Diversitas in te zetten op het vinden van een (positieve) vrijetijdsbesteding in de vorm van een bijbaan en zicht te krijgen op de (online) sociale contacten van de verdachte.
De Raad adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie, waarbij het onvoorwaardelijk strafdeel gelijk is aan de duur van het voorarrest, met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal houden aan een contactverbod met de slachtoffers en een locatieverbod voor [plaatsnaam] , zal meewerken aan forensisch ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling en aan vervolgbehandeling indien de jeugdreclassering dit nodig acht, zal meewerken aan ITB-Harde Kern Aanpak en elektronische monitoring, zich zal houden aan de afspraken en zal meewerken aan de begeleiding van Diversitas, volgens het rooster naar school en/of stage zal gaan en zich zal inzetten voor het behouden van een positieve vrijetijdsbesteding.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Door [naam 2] , werkzaam als jeugdreclasseerder bij William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de jeugdreclassering)is op de terechtzitting naar voren gebracht dat de betrokken jeugdreclasseerder tevreden is over het verloop van het toezicht sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis. De verdachte heeft baat bij de structuur en kaders die hij krijgt geboden. Diversitas is ook tevreden over de verdachte. De verdachte is inmiddels gestart met de behandeling bij De Waag. Ook heeft hij een bijbaan gevonden en sport hij gedurende de week. De jeugdreclassering staat achter het advies van de Raad.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen met de voorwaarden overeenkomstig het advies van de Raad. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op de ernst van het onder 1 bewezen verklaarde feit en de rapportage van de Raad, waaruit naar voren komt dat er sprake is van een hoog recidivegevaar en dat behandeling noodzakelijk is om een gedragsverandering bij de verdachte teweeg te brengen, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van dit wetboek uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 55, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
135 (honderdvijfendertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zich gedurende een door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
zal meewerken aan forensisch ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling en aan eventuele vervolgbehandeling, indien en zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
zal meewerken aan verscherpt toezicht in het kader van de ITB-Harde Kern Aanpak;
zich houden zal houden aan een avondklok voor de maximale duur van 6 (zes) maanden of zoveel korter als de jeugdreclassering noodzakelijk acht. Deze avondklok houdt in dat de veroordeelde dagelijks om 19:00 uur thuis zal zijn en thuis zal blijven tot de volgende ochtend 07:00 uur. Deze tijdstippen van de avondklok kunnen worden gewijzigd door de jeugdreclassering, in die zin dat de veroordeelde in dat geval ’s avonds later thuis mag komen en ’s ochtends eerder van huis mag;
zich zal houden aan de voorwaarden die zijn gesteld met betrekking tot elektronische monitoring, voor de maximale duur van 6 (zes) maanden;
zal meewerken aan de begeleiding van Diversitas en zich zal houden aan de gemaakte afspraken;
naar school/stage zal gaan volgens het rooster;
zich zal inzetten voor het behouden van een positieve vrijetijdsbesteding in de vorm van een bijbaan en/of sport;
op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 2] );
zich niet zal bevinden in [plaatsnaam] ;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.N. Melkert, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. M.P. van der Stroom en C.C. Peterse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 augustus 2024.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 10 april 2024 te [plaatsnaam]
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een brandbom en/of een of meerdere stukken zwaar vuurwerk, althans een of meer explosie(f)ven, aan te steken en/of (vervolgens) bij de voordeur, althans in de dichte nabijheid van de woning gelegen aan [adres 2] te plaatsen, waardoor die brandbom en/of stuk(ken) vuurwerk, althans explosie(f)ven tot ontploffing is/zijn gebracht, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de woning aan [adres 2] en/of
aangrenzende/nabijgelegen woningen en/of de inboedel/huisraad van de woning aan [adres 2]
en/of de inboedel/huisraad van die aangrenzende/nabijgelegen woningen,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten één van
de zich in de woning aan [adres 2] en/of aangrenzende/nabijgelegen woningen
bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor een ander of
anderen, te duchten was;
2
hij op of omstreeks 10 april 2024 te [plaatsnaam]
opzettelijk en wederrechtelijk heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
- de (gevel en/of de voordeur van de) woning, gelegen aan [adres 2] , in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of
- de (voordeur en/of de gevel en/of de uitbouw bij de voordeur en/of (een) omvormer(s) van
de/een zonnepane(e)l(en) van de) woning, gelegen aan [adres 3] , in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte.