Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
25 juni 2024
- mr. Taheri, voornoemd
- [gedaagde]
- mr. Peters, voornoemd.
Rechtbank Rotterdam
Op 25 juni 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam in een kort geding uitspraak gedaan over de vordering van [eiser] tot verlenging van de termijn voor het regelen van de financiering voor de overname van het aandeel van [gedaagde] in de voormalige echtelijke woning. De zaak betreft een geschil tussen [eiser], vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Taheri-Bhajan, en [gedaagde], vertegenwoordigd door advocaat mr. J.B. Peters. De voorzieningenrechter, mr. C. Bouwman, heeft de vordering van [eiser] afgewezen.
De rechtbank oordeelde dat de vordering van [eiser] spoedeisend was, maar dat hij niet in staat was om de financiering tijdig rond te krijgen. [eiser] had eerder al een termijn tot 1 juli 2024 gekregen om aan te tonen dat hij de overname kon financieren, maar deze termijn zou hij niet halen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de bank de financiering 'on hold' had gezet vanwege de voorlopige hechtenis van [eiser], maar dat dit niet aan [gedaagde] kon worden aangerekend.
De voorzieningenrechter weegt de belangen van beide partijen en concludeert dat het niet redelijk is om [gedaagde] langer in onverdeeldheid te laten zitten. De vordering van [eiser] wordt afgewezen, maar dit betekent niet dat hij de woning niet kan kopen als hij alsnog kan financieren. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is openbaar gedaan en vastgelegd in een proces-verbaal.