ECLI:NL:RBROT:2024:8006

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
10943500 CV EXPL 24-4899
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming bedrijfsruimte wegens betalingsachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Hef Wonen en een gedaagde die zelf procedeert. De eiseres, Hef Wonen, heeft een huurovereenkomst met de gedaagde voor een bedrijfsruimte, die op 1 augustus 2022 is ingegaan. De maandelijkse huur bedraagt € 2.695,82. De gedaagde heeft echter een aanzienlijke huurachterstand opgebouwd van € 29.298,52, wat aanleiding geeft voor Hef Wonen om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de bedrijfsruimte te vorderen.

Tijdens de zitting op 4 juni 2024 zijn de processtukken besproken, waaronder de dagvaarding en het antwoord van de gedaagde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te ontbinden, gezien de gedaagde meer dan 11 maanden in gebreke is gebleven met de huurbetalingen. De rechter heeft geoordeeld dat de gedaagde de huurachterstand moet betalen en de bedrijfsruimte binnen veertien dagen na het vonnis moet ontruimen.

Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding, incassokosten en rente. De proceskosten zijn ook aan de gedaagde opgelegd, omdat deze in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, zelfs als de gedaagde in hoger beroep gaat. De kantonrechter heeft in zijn beslissing de wettelijke bepalingen zoals artikel 6:265 BW en artikel 7:225 BW toegepast, die betrekking hebben op de ontbinding van de huurovereenkomst en de verplichtingen van de huurder.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10943500 CV EXPL 24-4899
datum uitspraak: 28 juni 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Hef Wonen
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde] h.o.d.n. [handelsnaam],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Hef Wonen’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 13 februari 2024, met bijlagen;
  • het antwoord van [gedaagde] van 29 februari 2024;
  • e-mail van Hef Wonen van 21 mei 2024, met bijlage;
  • het ter zitting door Hef Wonen overgelegde actuele overzicht van de huurachterstand.
1.2.
Op 4 juni 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig namens GGN Mastering Credit B.V mr. M. Spruit en mr L. Wit en [naam].

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] huurt vanaf 1 augustus 2022 een bedrijfsruimte aan [adres] van Hef Wonen. De huur is nu € 2.695,82 per maand. Op dit moment is er een huurachterstand. Hef Wonen eist dat [gedaagde] die huurachterstand betaalt en dat de kantonrechter de huurovereenkomst ontbindt. [gedaagde] moet van de kantonrechter inderdaad de huurachterstand betalen en de bedrijfsruimte verlaten. Hierna wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde] moet een huurachterstand van € 29.298,52 betalen
2.2.
[gedaagde] wordt veroordeeld om € 29.298,52 aan Hef Wonen te betalen. De partijen zijn het er namelijk over eens dat dit de huurachterstand was op het moment van de zitting. De huur tot en met de maand juni 2024 zit hier dus bij.
De huurovereenkomst wordt ontbonden
2.3.
De huurovereenkomst wordt ontbonden, omdat [gedaagde] verplicht was om de huur op tijd te betalen en dat niet heeft gedaan. De huurachterstand is ernstig genoeg om de huurovereenkomst te ontbinden. Dat is in het geval van bedrijfsruimte meestal zo bij een achterstand van twee maanden of meer maanden, maar de kantonrechter moet rekening houden met alle omstandigheden (artikel 6:265 BW) [1] . In dit geval is er een achterstand van 11 maanden en zijn er geen redenen waardoor afgeweken moet worden van voornoemd uitgangspunt.
[gedaagde] moet de bedrijfsruimte ontruimen en een gebruiksvergoeding betalen
2.4.
Omdat de huurovereenkomst wordt ontbonden, moet [gedaagde] de bedrijfsruimte met al zijn spullen verlaten. Dat moet binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken. Tot en met de dag van de ontruiming moet [gedaagde] een gebruiksvergoeding van € 2.695,82 per maand betalen (artikel 7:225 BW).
Schadevergoeding
2.5.
[gedaagde] is ook aansprakelijk voor de schade van Hef Wonen over de periode vanaf de ontruiming tot de einddatum van de huurovereenkomst (artikel 6:277 BW). De omvang van deze schade kan nog niet worden begroot. Daarom wordt [gedaagde] veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding op te maken bij staat (artikel 612 Rv).
[gedaagde] moet incassokosten betalen
2.6.
De incassokosten van € 1.158,91 (inclusief btw) worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
[gedaagde] moet rente betalen
2.7.
De rente wordt toegewezen, omdat Hef Wonen genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. In het totale bedrag dat [gedaagde] aan Hef Wonen moet betalen zit de rente van € 217,59 die Hef Wonen heeft berekend tot 13 februari 2024.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.8.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen, omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Hef Wonen op € 136,72 aan dagvaardingskosten, € 1.409,00 aan griffierecht, € 812,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 406,00) en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 2.492,72. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Hef Wonen dat eist en [gedaagde] daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Hef Wonen te betalen € 30.675,02 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over € 18.515,24 vanaf de dag der dagvaarding tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen de partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis de bedrijfsruimte aan [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Hef Wonen te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om vanaf juli 2024 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan Hef Wonen te betalen € 2.695,82 per maand;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] om de schade van Hef Wonen vanaf de ontruiming te betalen, op te maken bij staat;
3.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Hef Wonen worden begroot op € 2.492,72;
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
62574

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810