ECLI:NL:RBROT:2024:8005

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
C/10/683335 / KG ZA 24-740
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contact- en spreekverbod opgelegd aan gedaagde wegens onrechtmatig gedrag tegenover eisers

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 14 augustus 2024, hebben eisers, de Nederlandse beroepsvereniging van gynaecologen en haar directeur, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die hen herhaaldelijk onrechtmatig heeft benaderd. De eisers vorderen een contact- en spreekverbod, omdat gedaagde hen via sociale media en andere kanalen heeft lastiggevallen met beledigende en bedreigende berichten. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat gedaagde zich gedurende een langere periode onrechtmatig heeft gedragen, wat heeft geleid tot een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van eisers. Gedaagde heeft geprobeerd haar gedrag te rechtvaardigen door te stellen dat ze handelt vanuit een onrealistische vrees voor haar veiligheid, maar de rechter heeft deze argumentatie verworpen. De voorzieningenrechter heeft een totaalverbod opgelegd voor een periode van twee jaar, waarin gedaagde niet in contact mag treden met eisers of berichten over hen mag publiceren. Daarnaast is gedaagde veroordeeld tot het verwijderen van alle eerder geplaatste berichten over eisers en is er een dwangsom van € 250,00 per overtreding opgelegd, met een maximum van € 5.000,00. De proceskosten zijn aan de zijde van eisers begroot op € 1.708,35, die gedaagde moet vergoeden. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat gedaagde zich aan de veroordelingen moet houden, ook als zij in hoger beroep gaat.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/683335 / KG ZA 24-740
Proces-verbaal van de zitting, gehouden op 14 augustus 2024, tijdens welke zitting mondeling uitspraak is gedaan
in de zaak van
1. de vereniging
[eiser 1],
woonplaats kiezende te Dordrecht,
2.
[eiser 2],
woonplaats kiezende te Dordrecht,
eisers,
advocaat mr. P.J.E.M. Nuiten te Dordrecht,
tegen

[gedaagde],

wonende te Hoogvliet Rotterdam,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiser 1], [eiser 2] en [gedaagde]. [eiser 1] en [eiser 2] worden gezamenlijk [eisers] genoemd.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. N. Doorduijn, voorzieningenrechter, en mr. G.C.M. van Rheeden, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
  • [naam], voorzitter van [eiser 1];
  • [eiser 2];
  • mr. Nuiten, voornoemd;
  • [gedaagde];
  • belangstellenden.
Partijen hebben hun standpunten toegelicht. De voorzieningenrechter heeft vervolgens na een schorsing mondeling uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Het gaat in deze zaak om het volgende. [eiser 1] is de Nederlandse beroepsvereniging van gynaecologen. [eiser 2] is haar (gevolmachtigd) directeur. Sinds medio mei 2024 hebben [gedaagde] en [eisers] direct en indirect contact.
2. Het eerste contact vond plaats via LinkedIn. [gedaagde] zond een bericht aan [eiser 2] met de titel ‘Keizersnedes op zichzelf’ en de volgende inhoud: “(…) Zijn er bij het [eiser 1] situaties bekend waarin vrouwen in Nederland een keizersnede verrichten op zichzelf en/of in een glazen operatiekamer waar een groep naar komt kijken? Zo ja, waar meld je je daarvoor aan? (…)”.’[eiser 2] heeft daarop geantwoord dat dit niet bekend was.
3. [gedaagde] heeft het antwoord van [eiser 2] niet geaccepteerd. Zij heeft in de maanden daarna tal van berichten verstuurd aan [eisers], deels direct, deels in de vorm van reacties op berichten op de [eiser 1]-website. Ook heeft zij de Wikipedia-pagina van [eiser 1] bewerkt. Verwezen wordt naar de overgelegde producties; het is niet in geschil dat [gedaagde] deze berichten heeft verzonden.
4. [gedaagde] zelf zegt dat haar berichten ‘waanzinberichten’ zijn, en daarin kan de voorzieningenrechter haar volgen: het zijn vreemde berichten en publicaties, deels beledigend, lasterlijk en bedreigend. [eisers] hebben diverse malen aangegeven dat [gedaagde] moet stoppen en toch gaat zij door.
5. [eisers] vorderen, kort gezegd, allereerst een contact- en spreek(publicatie)verbod. Gelet op het in de persoonlijke vrijheid van [gedaagde] ingrijpende karakter van een contact- en spreekverbod, zoals gevorderd, is daarvoor slechts plaats wanneer de belangen van eisers zwaarwegend zijn.
6. Die situatie doet zich voor. [eiser 1] en [eiser 2] hoeven niet te accepteren dat [gedaagde] zich over hen uitlaat zoals zij doet. [gedaagde] heeft zich gedurende de afgelopen maanden aanhoudend onrechtmatig gedragen jegens [eisers] Door het contact te blijven zoeken met [eisers] en de wijze waarop zij dat veelal heeft gedaan, heeft zij een ernstige, voortdurende, inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer gemaakt. Verder tast zij door middel van haar publicaties op het internet de eer en goede naam van [eisers] aan. Dat is op zichzelf ook niet weersproken door [gedaagde]. Het gaat hier om stalking en dat is een strafbaar feit.
7. De rechtvaardiging die [gedaagde] voor haar berichten aanvoert, is dat zij meent dat de berichten nodig zijn voor haar ’veiligheidsaanname’. Zij koppelt dit aan een naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet reële vrees. Het gaat hier om een gedaagde die lijkt te handelen vanuit geestelijke (obsessief / dwangmatige) problemen.
8. [gedaagde] moet daarom stoppen met deze berichten en publicaties. De voorzieningenrechter beperkt zich daarbij niet tot een verbod voor beledigende, bedreigende en belasterende berichten, maar legt een totaalverbod op. De veelheid van berichten maakt dat het geheel moet stoppen. Het verbod wordt voor wat betreft de duur beperkt tot twee jaar na het wijzen van dit vonnis.
9. Op verzoek van [gedaagde] maakt de voorzieningenrechter één uitzondering op de verboden. Het is haar toegestaan om op haar profiel melding te maken van dit kort geding door middel van de hierna opgenomen tekst.
10. Verder vorderen [eisers] dat [gedaagde] alle door haar over hen op internet gepubliceerde berichten zal verwijderen. Ook dit wordt toegewezen. De verplichting van [gedaagde] om dit te verwijderen, is een inspanningsverplichting.
11. [eisers] hebben gevraagd om aan de veroordelingen een dwangsom van € 5.000,00 per overtreding te verbinden met een maximum van € 100.000,00. De voorzieningenrechter vindt het passend dat er een dwangsom is, als stok achter de deur, maar vindt de bedragen te hoog gelet op de hiervoor onder 7 genoemde problematiek. De voorzieningenrechter legt een dwangsom op van € 250,00 per overtreding met een maximum van € 5.000,00. Daarmee verhouden zich geen hogere dwangsommen.
12. Mocht de opgelegde dwangsom te weinig prikkel zijn voor [gedaagde] om zich aan deze uitspraak te houden, dan kunnen [eisers] zich wederom tot de voorzieningenrechter wenden met een nieuw kort geding.
13. [gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- betekening oproeping € 127,35
- griffierecht 688,00
- salaris advocaat 715,00 (tarief eenvoudig kort geding)
- nakosten €
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.708,35
14. De door [eisers] gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
15. Deze uitspraak wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat [gedaagde] zich aan de veroordelingen moet houden, ook als zij in hoger beroep gaat, totdat het gerechtshof anders heeft beslist.

De beslissing

De voorzieningenrechter:
a. verbiedt [gedaagde] per omgaande om gedurende een periode van twee jaar na heden in persoon, telefonisch, per post, per e-mail, per sms, per internet, via sociale media of andere elektronisch media of op welke wijze dan ook, in de meest ruime zin van het woord, direct en/of indirect, in contact te (doen) treden met [eisers], met medewerkers van [eiser 1] en met gezinsleden van [eiser 2],
verbiedt [gedaagde] per omgaande om gedurende een periode van twee jaar na heden op welke wijze dan ook schriftelijk nog te uiten en/of berichten te publiceren en commentaren te publiceren via de sociale media, zoals onder meer via LinkedIn, Facebook, Instagram, via WhatsApp, via Wikipedia, op de websites van de [eiser 1], van de Koninklijke Nederlandse Organisatie van verloskundigen (KNOV), College Perinatale Zorg, Vereniging Assistenten Gynaecologie en Obstetrie (VAGO), Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie en overige websites, over [eiser 1] en/of [eiser 2], en verbiedt [gedaagde] meer in het bijzonder per omgaande dat zij zich gedurende een periode van twee jaar na heden nog langer op bedreigende en lasterlijke wijze over [eiser 2] en/of zijn gezinsleden, direct dan wel indirect, uitlaat,
met dien verstande dat [gedaagde] op haar accounts op social media over het plaatsvinden van dit kort geding de volgende tekst mag plaatsen:

Er is op 14 augustus 2024 een kort geding geweest tussen de [eiser 1] en haar directeur aan de ene kant, en mij aan de andere kant. Zij hebben een contact- en spreekverbod gevraagd. Dat verbod is door de kortgedingrechter toegewezen. De kortgedingrechter vindt dat ik onrechtmatige berichten heb geplaatst en heeft mij verboden direct en indirect contact met eisers te hebben of nog langer berichten over hen (en medewerkers en familie) te plaatsen op internet. Daarbij geldt een dwangsom van € 250,00 per overtreding, met een maximum van € 5.000,00”,
gebiedt [gedaagde] om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de door haar over [eisers] geplaatste artikelen en/of commentaren op sociale media, waaronder maar niet uitsluitend LinkedIn, Facebook, Instagram, Whatsapp, Wikipedia, [eiser 1], KNOV, College Perinatale Zorg, VAGO, Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie en overige websites, te verwijderen en verwijderd te houden en verbiedt het [gedaagde] deze artikelen of delen daaruit nog op enigerlei wijze te (doen) publiceren,
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] een dwangsom te betalen van € 250,00 per overtreding van de onder a, b en c uitgesproken veroordelingen, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot op heden begroot op € 1.708,35, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente over de verschuldigde proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
De voorzieningenrechter sluit de zitting.
Waarvan proces-verbaal
1734/1876