Overwegingen
1. Het gaat in deze zaak om het volgende. [eiser 1] is de Nederlandse beroepsvereniging van gynaecologen. [eiser 2] is haar (gevolmachtigd) directeur. Sinds medio mei 2024 hebben [gedaagde] en [eisers] direct en indirect contact.
2. Het eerste contact vond plaats via LinkedIn. [gedaagde] zond een bericht aan [eiser 2] met de titel ‘Keizersnedes op zichzelf’ en de volgende inhoud: “(…) Zijn er bij het [eiser 1] situaties bekend waarin vrouwen in Nederland een keizersnede verrichten op zichzelf en/of in een glazen operatiekamer waar een groep naar komt kijken? Zo ja, waar meld je je daarvoor aan? (…)”.’[eiser 2] heeft daarop geantwoord dat dit niet bekend was.
3. [gedaagde] heeft het antwoord van [eiser 2] niet geaccepteerd. Zij heeft in de maanden daarna tal van berichten verstuurd aan [eisers], deels direct, deels in de vorm van reacties op berichten op de [eiser 1]-website. Ook heeft zij de Wikipedia-pagina van [eiser 1] bewerkt. Verwezen wordt naar de overgelegde producties; het is niet in geschil dat [gedaagde] deze berichten heeft verzonden.
4. [gedaagde] zelf zegt dat haar berichten ‘waanzinberichten’ zijn, en daarin kan de voorzieningenrechter haar volgen: het zijn vreemde berichten en publicaties, deels beledigend, lasterlijk en bedreigend. [eisers] hebben diverse malen aangegeven dat [gedaagde] moet stoppen en toch gaat zij door.
5. [eisers] vorderen, kort gezegd, allereerst een contact- en spreek(publicatie)verbod. Gelet op het in de persoonlijke vrijheid van [gedaagde] ingrijpende karakter van een contact- en spreekverbod, zoals gevorderd, is daarvoor slechts plaats wanneer de belangen van eisers zwaarwegend zijn.
6. Die situatie doet zich voor. [eiser 1] en [eiser 2] hoeven niet te accepteren dat [gedaagde] zich over hen uitlaat zoals zij doet. [gedaagde] heeft zich gedurende de afgelopen maanden aanhoudend onrechtmatig gedragen jegens [eisers] Door het contact te blijven zoeken met [eisers] en de wijze waarop zij dat veelal heeft gedaan, heeft zij een ernstige, voortdurende, inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer gemaakt. Verder tast zij door middel van haar publicaties op het internet de eer en goede naam van [eisers] aan. Dat is op zichzelf ook niet weersproken door [gedaagde]. Het gaat hier om stalking en dat is een strafbaar feit.
7. De rechtvaardiging die [gedaagde] voor haar berichten aanvoert, is dat zij meent dat de berichten nodig zijn voor haar ’veiligheidsaanname’. Zij koppelt dit aan een naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet reële vrees. Het gaat hier om een gedaagde die lijkt te handelen vanuit geestelijke (obsessief / dwangmatige) problemen.
8. [gedaagde] moet daarom stoppen met deze berichten en publicaties. De voorzieningenrechter beperkt zich daarbij niet tot een verbod voor beledigende, bedreigende en belasterende berichten, maar legt een totaalverbod op. De veelheid van berichten maakt dat het geheel moet stoppen. Het verbod wordt voor wat betreft de duur beperkt tot twee jaar na het wijzen van dit vonnis.
9. Op verzoek van [gedaagde] maakt de voorzieningenrechter één uitzondering op de verboden. Het is haar toegestaan om op haar profiel melding te maken van dit kort geding door middel van de hierna opgenomen tekst.
10. Verder vorderen [eisers] dat [gedaagde] alle door haar over hen op internet gepubliceerde berichten zal verwijderen. Ook dit wordt toegewezen. De verplichting van [gedaagde] om dit te verwijderen, is een inspanningsverplichting.
11. [eisers] hebben gevraagd om aan de veroordelingen een dwangsom van € 5.000,00 per overtreding te verbinden met een maximum van € 100.000,00. De voorzieningenrechter vindt het passend dat er een dwangsom is, als stok achter de deur, maar vindt de bedragen te hoog gelet op de hiervoor onder 7 genoemde problematiek. De voorzieningenrechter legt een dwangsom op van € 250,00 per overtreding met een maximum van € 5.000,00. Daarmee verhouden zich geen hogere dwangsommen.
12. Mocht de opgelegde dwangsom te weinig prikkel zijn voor [gedaagde] om zich aan deze uitspraak te houden, dan kunnen [eisers] zich wederom tot de voorzieningenrechter wenden met een nieuw kort geding.
13. [gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- betekening oproeping € 127,35
- salaris advocaat 715,00 (tarief eenvoudig kort geding)
- nakosten €
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
14. De door [eisers] gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
15. Deze uitspraak wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat [gedaagde] zich aan de veroordelingen moet houden, ook als zij in hoger beroep gaat, totdat het gerechtshof anders heeft beslist.