Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
- namens [verzoeker] zijn gemachtigde, de heer [persoon A] (vader), en mevrouw [persoon B] (moeder); en
- de rechter.
Rechtbank Rotterdam
Op 15 augustus 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van rechter F. Aukema-Hartog. Het verzoek is ingediend door de gemachtigde van verzoeker, de heer [persoon A], die tevens de vader van verzoeker is. De wrakingsgronden betroffen de wijze van vragen stellen door de rechter tijdens de mondelinge behandeling van de hoofdzaak op 25 juni 2024, en een vermeende negatieve opmerking van de rechter over de afwezigheid van verzoeker tijdens die zitting. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter geen partijdigheid of de schijn daarvan heeft gewekt. De wrakingskamer benadrukt dat de rechter de vrijheid heeft om vragen te stellen zoals zij dat nodig acht voor de beoordeling van de zaak. De gemachtigde had drie voorbeelden gegeven van vragen die volgens hem partijdig waren, maar de wrakingskamer oordeelde dat deze voorbeelden niet voldoende onderbouwden dat de rechter bevooroordeeld was. Daarnaast werd de opmerking van de rechter over de afwezigheid van verzoeker niet als negatief of partijdig beschouwd. De wrakingskamer concludeert dat het verzoek tot wraking wordt afgewezen, omdat er geen bewijs is van partijdigheid of schijn van partijdigheid.