Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 5 maart 2024, met bijlagen;
- de rolbeslissing van 23 april 2024;
- de akte van 7 mei 2024 met bijlage;
- de rolbeslissing van 28 mei 2024.
2.De beoordeling
betalen
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 augustus 2024, gaat het om een huurgeschil tussen [eiser] en [gedaagde]. [gedaagde] huurde vanaf 27 maart 2023 een woning met parkeerplaats van [eiser] voor een maandelijkse huurprijs van € 2.710,00. Per september 2023 heeft [eiser] de huurprijs verhoogd en is er een aanvullende overeenkomst gesloten voor een tweede parkeerplaats. De huurovereenkomst is per 1 januari 2024 beëindigd, maar er bestaat een huurachterstand voor de maanden oktober, november en december 2023. [eiser] vordert betaling van deze huurachterstand, maar de kantonrechter oordeelt dat de totale achterstand lager is dan door [eiser] gesteld.
De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of er oneerlijke bepalingen in de algemene voorwaarden van [eiser] staan. Hij vernietigt het huurprijswijzigingsbeding, omdat dit beding [eiser] het recht gaf om de huur te verhogen met de consumentenprijsindex plus een opslag van maximaal 5%, wat als oneerlijk wordt beschouwd. Dit leidt tot de conclusie dat alle huurverhogingen komen te vervallen en dat de oorspronkelijke huurprijs van € 2.710,00 blijft gelden.
De kantonrechter wijst de huurachterstand van € 8.700,00 toe, na correctie van een onterechte huurverhoging. Daarnaast worden buitengerechtelijke incassokosten van € 805,86 toegewezen, maar kosten uit een eerdere 14-dagenbrief worden afgewezen wegens onduidelijkheid. De rente wordt toegewezen vanaf de dag dat [gedaagde] in verzuim is. Tot slot moet [gedaagde] de proceskosten betalen, die op € 1.474,38 worden begroot. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.