ECLI:NL:RBROT:2024:7989

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
10992903 CV EXPL 24-7510
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over energieaansluiting en kosten van afsluiting tussen Eneco Warmte & Koude Leveringsbedrijf B.V. en gedaagde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Eneco Warmte & Koude Leveringsbedrijf B.V. en een gedaagde, die zelf procedeert. Eneco vorderde onder andere de beëindiging van de energieaansluiting op het verbruiksadres van de gedaagde, omdat deze geen contract had voor de levering van warmte. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat hij een energiecontract had afgesloten met Budget Energie. De kantonrechter oordeelde dat er geen overeenkomst voor de levering van warmte met Eneco bestond en dat de gedaagde niet vrijwillig had meegewerkt aan de afsluiting van de aansluiting. De vordering van Eneco om de aansluiting te onderbreken werd toegewezen, evenals de vordering om de gedaagde te veroordelen tot ontruiming van de ruimtes waar de meters zich bevinden.

Daarnaast vorderde Eneco afsluitkosten en buitengerechtelijke kosten, maar deze werden afgewezen omdat Eneco niet voldoende onderbouwing had gegeven voor deze kosten. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet had meegewerkt aan de afsluiting en dat de proceskosten voor rekening van de gedaagde kwamen. De reconventionele eis van de gedaagde om een schadevergoeding te ontvangen werd eveneens afgewezen, omdat hij deze niet had onderbouwd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de verklaring voor recht, die zich daar niet voor leent.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10992903 CV EXPL 24-7510
datum uitspraak: 19 juli 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Eneco Warmte & Koude Leveringsbedrijf B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: Flanderijn Incasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Eneco’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 29 februari 2024, met bijlage;
  • de aantekeningen van de mondelinge reactie van [gedaagde] van 21 maart 2024;
  • het antwoord tevens eis in reconventie van 18 april 2024;
  • de repliek tevens conclusie van antwoord in reconventie van 16 mei 2024.
[gedaagde] heeft, ondanks daartoe behoorlijk in de gelegenheid te zijn gesteld, niet meer gereageerd.

2.De feiten

2.1.
Eneco is de leverancier voor warmte en/of koude (hierna: warmte) voor het pand aan het adres [adres] (hierna: het verbruiksadres). Op dit adres bevinden zich in dat kader aansluitingen en meter(s) die eigendom zijn van Eneco.
2.2.
[gedaagde] staat ingeschreven op het verbruiksadres.

3.Het geschil in conventie en reconventie

3.1.
Eneco heeft (samengevat) gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat zij gerechtigd is om de energieaansluiting in het pand af te sluiten. Zij vordert daarnaast dat [gedaagde] wordt veroordeeld om dit te gedogen, de ruimte waar de aansluiting en de meters zich bevinden te ontruimen en de energiemeters af te geven. Verder vordert Eneco dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 211,00 aan afsluitingskosten en € 150,00 aan buitengerechtelijke kosten, beide bedragen te vermeerderen met rente, dit alles met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Eneco baseert de eis op het volgende.
[gedaagde] heeft voor het verbruiksadres geen contract voor de levering van warmte met Eneco. [gedaagde] heeft ondanks verschillende verzoeken van Eneco ook niet meegewerkt aan afsluiting van de warmtetoevoer. Hij heeft daardoor toegang tot het energienet zonder dat hij daarvoor betaalt. Eneco wil deze situatie, waarmee zij in strijd met artikel 2 lid 4 van de Warmtewet een ongerechtvaardigd onderscheid maakt tussen gedaagde en haar verbruikers die wel betalen voor afgenomen warmte, tot een einde brengen, door middel van deze procedure. De afsluitkosten en buitengerechtelijke kosten die hiermee gemoeid gaan, moeten voor rekening van [gedaagde] komen.
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan.
Hij betwist dat hij geen overeenkomst heeft voor energie. Ingaande 26 november 2023 heeft hij een energiecontract afgesloten met Budget Energie. Dat Eneco hem heeft aangeschreven betwist [gedaagde]. De eerst gezonden brief van Eneco zou dateren van 19 oktober 2023, maar [gedaagde] is pas op het verbruiksadres ingeschreven op 23 oktober 2023. Eneco heeft hem onheus bejegend door zo snel te dagvaarden, aldus [gedaagde].
3.4.
[gedaagde] eist in reconventie samengevat:
- Eneco te veroordelen om aan [gedaagde] een immateriële schadevergoeding te betalen van een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen hoogte;
- Eneco te veroordelen in de proceskosten.
3.5.
Eneco is het niet eens met de eis in reconventie.

4.De beoordeling

4.1.
Gezien de samenhang tussen de vorderingen van Eneco in conventie
en de vorderingen van [gedaagde] in reconventie zullen deze hierna gezamenlijk worden
behandeld.
afsluiten van de aansluitingen en ontruiming
4.2.
De voorliggende vraag is of voor het gebruiksadres een overeenkomst is gesloten voor de levering van warmte en of Eneco de aansluitingen mag onderbreken. [gedaagde] stelt een overeenkomst met Budget Energie te hebben gesloten voor energie. In haar repliek stelt Eneco dat voor de levering van warmte op het verbruiksadres geen keuzevrijheid bestaat. Volgens Eneco kan warmte enkel door Eneco worden geleverd op het verbruiksadres. De overeenkomst die [gedaagde] meent te hebben met Budget Energie kan dus niet zien op de levering van warmte, deze ziet waarschijnlijk op elektriciteit, aldus Eneco. Hoewel [gedaagde] daartoe in de gelegenheid is gesteld, heeft hij niet meer gereageerd op deze stellingen van Eneco. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van de stellingen van Eneco en stelt dan ook vast dat er voor de levering van warmte geen overeenkomst met Eneco bestaat, dit terwijl [gedaagde] wel de beschikking heeft over de warmteaansluiting waar gebruik van kan worden gemaakt. De door Eneco gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen.
4.3.
Omdat [gedaagde] niet vrijwillig heeft meegewerkt aan het verwijderen van de aansluiting, ook niet binnen de gegeven termijn in de sommatie daartoe in de aan hem betekende dagvaarding, is een gedeeltelijke ontruiming van het verbruiksadres gerechtvaardigd om Eneco in staat te stellen om de aansluiting te onderbreken. [gedaagde] wordt ook bevolen om de meter(s) aan Eneco af te geven.
afsluitkosten
4.4.
Eneco vordert een bedrag van € 211,00 voor de afsluiting. [gedaagde] is het niet eens met de kosten die Eneco vordert voor het afsluiten van de aansluitingen. De vraag is of de wet een grondslag biedt om de kosten voor afsluiting op initiatief van de leverancier in rekening te brengen bij de gebruiker. De kantonrechter oordeelt in lijn met eerdere rechtspraak, dat dit niet het geval is (zie onder meer ECLI:NL:RBNNE:2020:2734). Voor zover Eneco meent dat dit wel het geval is, had het op haar weg gelegen om dit te onderbouwen en kon zij niet volstaan met de zinsnede ‘gezien de wet’. De niet onderbouwde verwijzing in de dagvaarding naar haar tarievenblad en daarmee naar een (mogelijke) contractuele bepaling is evenmin toereikend. Vaststaat immers dat tussen partijen geen sprake is (geweest) van een leveringsovereenkomst. De afsluitkosten worden afgewezen.
schade
4.5.
Eneco vordert verder een schadevergoeding van € 150,00 voor de buitengerechtelijke werkzaamheden die zij stelt te hebben verricht. Ter onderbouwing van dit deel van de vordering stelt Eneco dat zij onder andere sommaties heeft verzonden aan [gedaagde]. Deze sommaties heeft zij overgelegd als productie 1 bij de dagvaarding. [gedaagde] betwist de verschuldigdheid van deze kosten en stelt geen sommaties te hebben ontvangen. In haar repliek stelt Eneco dat zij meermalen brieven aan [gedaagde] heeft verstuurd. Op basis van de ontvangsttheorie die geldt, moeten deze brieven [gedaagde] hebben bereikt om werking te hebben (artikel 3:37 lid 3 BW). Van de ontvangst van de brieven kan echter niet worden uitgegaan, omdat [gedaagde] de ontvangst daarvan heeft betwist en Eneco op haar beurt naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende feiten en/of omstandigheden heeft gesteld op basis waarvan van de ontvangst van de brieven kan worden uitgegaan. Van andere buitengerechtelijke kosten acht de kantonrechter niet of onvoldoende gebleken. Een en ander leidt tot de conclusie dat de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten niet toewijsbaar is.
4.6.
Voor wat betreft de reconventionele eis van [gedaagde] geldt dat voor zover hij (immateriële) schade zou hebben geleden, wat door Eneco wordt betwist, hij dat niet heeft onderbouwd. De schade van [gedaagde] is dan ook niet komen vast te staan en zijn vordering wordt afgewezen.
proceskosten
4.7.
Eneco heeft [gedaagde] terecht in deze procedure betrokken, aangezien hij niet heeft meegewerkt aan vrijwillige afsluiting van de energie-aansluiting. De kosten van deze procedure komen daarom voor rekening van [gedaagde]. De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Eneco op € 112,99 aan dagvaardingskosten, € 130,00 aan griffierecht, € 80,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 40,00) en € 20,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 342,99. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. Gelet op voorgaande wordt de reconventionele eis van [gedaagde] voor wat betreft de proceskosten afgewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
4.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de verklaring voor recht, die zich naar haar aard hiervoor niet leent, omdat Eneco dat eist en [gedaagde] daar niet inhoudelijk op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat Eneco gerechtigd is om de aansluiting(en) op het adres [adres] te onderbreken, door het verrichten van de daarvoor noodzakelijke werkzaamheden, en onderbroken te houden en veroordeelt [gedaagde] om dat te gedogen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot ontruiming van de ruimtes die door Eneco betreden moeten worden om toegang tot de meter(s) en/of aansluiting(en) te verkrijgen, voor de duur van de werkzaamheden zoals genoemd onder 5.1 en veroordeelt [gedaagde] om aan Eneco de meter(s) af te geven;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Eneco worden begroot op € 342,99;
5.4.
verklaart dit vonnis, voor wat de veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
62574