In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Eneco Warmte & Koude Leveringsbedrijf B.V. en een gedaagde, die zelf procedeert. Eneco vorderde onder andere de beëindiging van de energieaansluiting op het verbruiksadres van de gedaagde, omdat deze geen contract had voor de levering van warmte. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat hij een energiecontract had afgesloten met Budget Energie. De kantonrechter oordeelde dat er geen overeenkomst voor de levering van warmte met Eneco bestond en dat de gedaagde niet vrijwillig had meegewerkt aan de afsluiting van de aansluiting. De vordering van Eneco om de aansluiting te onderbreken werd toegewezen, evenals de vordering om de gedaagde te veroordelen tot ontruiming van de ruimtes waar de meters zich bevinden.
Daarnaast vorderde Eneco afsluitkosten en buitengerechtelijke kosten, maar deze werden afgewezen omdat Eneco niet voldoende onderbouwing had gegeven voor deze kosten. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet had meegewerkt aan de afsluiting en dat de proceskosten voor rekening van de gedaagde kwamen. De reconventionele eis van de gedaagde om een schadevergoeding te ontvangen werd eveneens afgewezen, omdat hij deze niet had onderbouwd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de verklaring voor recht, die zich daar niet voor leent.