ECLI:NL:RBROT:2024:7980

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
10-105779-22 en 10-106083-24 en 10-054646-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging zware mishandeling van politieagenten en vernieling van gemeentelijke eigendommen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 augustus 2024 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling van politieagenten en vernieling van een deur van de gemeente. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en moet een schadevergoeding van 300 euro betalen aan een van de politieagenten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 27 april 2022 tijdens een politie-interventie in zijn woning diverse goederen naar beneden heeft gegooid en een bijtende vloeistof in de richting van de politieagenten heeft gespoten. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan poging tot zware mishandeling, omdat hij opzettelijk de kans op zwaar lichamelijk letsel voor de agenten heeft aanvaard. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan de vernieling van een deur in het gemeentehuis op 29 januari 2024, waarbij hij zich fysiek en verbaal agressief gedroeg. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn geschiedenis van justitieel contact en de aanbevelingen van deskundigen over zijn emotieregulatie en impulscontrole. De rechtbank legde een voorwaardelijke straf op, met bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringstoezicht en ambulante behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers : 10-105779-22 en 10-106083-24 (gev. ttz)
Parketnummer vordering TUL : 10-054646-19
Datum uitspraak : 19 augustus 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboortpelaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
[detentieadres],
raadsman mr. J.H.E.M. Kersemaekers, advocaat in Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 augustus 2024.

2.Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.H. Balk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder beide parketnummers ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht en dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering;
  • omzetting van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer

4.Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1.
Standpunt verdediging
Het openbaar ministerie moet niet-ontvankelijk worden verklaard omdat er disproportioneel geweld bij de aanhouding van de verdachte is gebruikt, waarmee in strijd is gehandeld met de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en andere opsporingsambtenaren en dit geweld niet is vastgelegd. Daartoe is aangevoerd dat het aanwenden van geweld zonder noodzaak is gebeurd, hetgeen de lichamelijk integriteit van de verdachte heeft geschonden en hij daardoor pijn heeft ondervonden. Daarnaast is zijn recht op een eerlijk proces geschonden omdat niet is vastgelegd dat geweld is gebruikt.
4.2.
Beoordeling
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad moet de strafrechter met inachtneming van de regels van een eerlijk proces zoveel mogelijk een inhoudelijk oordeel vellen over de beschuldiging die jegens de verdachte wordt geuit en zo rechtspreken in de concrete zaak. Op de strafrechter rust niet de taak en verantwoordelijkheid de rechtmatigheid en de integriteit van het optreden van politie en justitie als geheel te bewaken. De strafrechter is daartoe ook niet in staat. Niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging, zoals de verdediging primair heeft betoogd, kan slechts in uitzonderlijke gevallen worden uitgesproken. Dit kan alleen als de opsporing of met vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
De verbalisanten hebben in hun processen-verbaal niet opgeschreven dat er geweld is gebruikt tegen de verdachte. De enigen die hierover verklaren zijn de verdachte en zijn vriendin. Naar aanleiding hiervan zijn de verbalisanten op verzoek van de verdediging gehoord bij de rechter-commissaris. De verbalisanten hebben daar verklaard dat geen geweld is gebruikt en de verbalisant [verbalisant 1] heeft slechts verklaard dat is gesproken/gespeculeerd over het gebruik van geweld. Op grond van het bovenstaande is niet aannemelijk geworden dat enige vorm van geweld tegen de verdachte is gebruikt. Het verweer wordt verworpen. De officier van justitie is ontvankelijk.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet in beide zaken worden vrijgesproken.
In de zaak met parketnummer 10-105779-22 heeft de verdachte namelijk slechts zijn woning willen barricaderen door goederen in het trapgat te stapelen; deze zijn niet naar de verbalisanten gegooid. Er is ook geen chloor of bleek in de richting van een verbalisant gespoten, waar bij komt dat niet vaststaat dat het om bleek of chloor ging. Een poging tot opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel levert een en ander niet op.
In de zaak met parketnummer 10-106083-24 moet ook vrijspraak volgen voor vernieling van de deur in het gemeentehuis. De verklaring van de aangeefster wordt niet door enig ander bewijsmiddel ondersteund.
5.2.
Beoordeling
Parketnummer 10-105779-22
Naar aanleiding van een melding is de politie op 27 april 2022 naar de woning van de verdachte gegaan. De politie wilde in gesprek gaan met de verdachte en zijn vriendin, waarmee zij geen contact konden krijgen. De verdachte wilde niet naar buiten komen. Uiteindelijk is een arrestatieteam naar de woning gekomen. Tussen de melding en de uiteindelijke aanhouding van de verdachte op 27 april 2022 zit ruim meer dan drie uur. In deze uren heeft de verdachte de hal/trap van zijn woning gebarricadeerd om te voorkomen dat de politie naar binnen zou komen, naar eigen zeggen omdat hij zich onveilig voelde.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft aangifte gedaan van poging tot zware mishandeling. Uit de verklaringen van de verbalisanten [verbalisant 2], [verbalisant 1], [verbalisant 3], [verbalisant 4], [verbalisant 5] en [verbalisant 6] volgt dat zij hebben gezien dat de verdachte diverse goederen van de trap naar beneden heeft gegooid, ook nadat het huisraad waarmee de trapopgang was geblokkeerd was verwijderd. Dit heeft [verbalisant 2] ook herhaald bij de rechter-commissaris. Alle hierboven genoemde verbalisanten hebben daarnaast verklaard dat zij zagen dat een straal vloeistof van bovenaf naar beneden werd gespoten, waarbij [verbalisant 2] naar achteren deinsde en riep: “Pas op hij spuit een vloeistof naar ons.” [verbalisant 2] heeft zijn handen voor zijn gezicht gedaan waardoor hij kon voorkomen dat de vloeistof zijn gezicht raakte en het op zijn handen kwam. Bij de rechter-commissaris heeft hij daarnaast verklaard dat hij de verdachte een knijpende beweging met twee handen in de fles heeft zien maken. Hij heeft die vloeistof ook op zijn handen gekregen; hij heeft daarvan pijn ondervonden en zijn handen een aantal dagen meermalen per dag in lauw water moeten wassen.
De rechtbank heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de juistheid van de aangifte en verklaring van verbalisant [verbalisant 2]. Bovendien wordt zijn aangifte ondersteund door genoemde – op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte – bevindingen van de andere verbalisanten. De rechtbank kwalificeert het naar beneden gooien van zware goederen in het trapgat naar verbalisant [verbalisant 2], die in het halletje onderaan die trap stond, en het spuiten van de bijtende vloeistof in zijn richting als een poging tot zware mishandeling. Wanneer zware goederen als een wasdroger, bankstel en andere meubelstukken richting personen worden gegooid in een – ook door verdachte zelf omschreven – klein halletje, is minst genomen sprake van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij die personen. De verdachte heeft de aanmerkelijke kans op het toebrengen van dat zwaar lichamelijk letsel aanvaard. Ditzelfde geldt voor het spuiten van de vloeistof richting het gezicht van verbalisant [verbalisant 2]. Hoewel geen uitgebreid onderzoek is gedaan naar de vloeistof, is gelet op de geur van de vloeistof die verbalisanten omschrijven als chloor/bleek, en het letsel aan de handen van [verbalisant 2] waarop die vloeistof ook terechtkwam staat vast dat het om ‘dikke bleek’ ging zoals ook staat op de fles waarmee de vloeistof werd gespoten Algemeen bekend is dat dikke bleek een gevaarlijke bijtende vloeistof is. Als deze in de richting van een persoon wordt gespoten levert dat een poging tot zware mishandeling, temeer nu dit richting het gezicht is gespoten en ernstiger letsel slechts is voorkomen dankzij het snel handelen van de verbalisant.
Parketnummer 10-106083-24
Op 29 januari 2024 had de verdachte een gesprek bij de gemeente over zijn kinderen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte een deur, die met een badge dient te worden geopend, open probeerde te doen, waarbij hij met zijn vuisten tegen de deur sloeg en aan de deurknop draaide. De medewerkster van de gemeente heeft vervolgens de deur opengemaakt, waarna de verdachte is teruggelopen en dezelfde deur openmaakte en daar zes keer tegen de deur aan sloeg. Zij heeft hierover expliciet en gedetailleerd verklaard. Tijdens al deze gebeurtenissen gedroeg de verdachte zich fysiek en verbaal agressief waarbij ook diverse medewerkers van de gemeente zich angstig hebben gevoeld, zo blijkt uit de verklaring van de verbalisant die later ter plaatse kwam en met medewerkers heeft gesproken. De deur bleek niet meer in het slot te kunnen vallen, zo constateert ook de verbalisant. De verdachte heeft de deur met dusdanig geweld open gemaakt en daarmee tegen de muur gebonkt dat hij opzettelijk deze deur heeft vernield.
5.2.1.
Conclusie
De verweren worden verworpen. Bewezen is dat de verdachte een poging tot zware mishandeling en vernieling heeft gepleegd.
5.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder beide parketnummers ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10-105779-22
hij op 27 april 2022 te Hardinxveld-Giessendam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [verbalisant 2] (verbalisant Politie Eenheid Rotterdam), gedurende enterzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- diverse goederen, te weten (delen van) een zitbank en een wasdroger enonderdelen van andere meubels/meubelstukken van de trap naar beneden heeft gegooid en/of geduwd in de richting van die [verbalisant 2] en
- bleek / chloor, naar beneden heeft gespoten in de richting van het gezichtvan die [verbalisant 2],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 10-106083-24
hij op 29 januari 2024 te Hardinxveld-Giessendam, opzettelijk en wederrechtelijk een deur, die aan gemeente Hardinxveld-Giessendam toebehoorden heeft vernield .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10-105779-22
poging tot zware mishandeling
Parketnummer 10-106083-24
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft geprobeerd een verbalisant zwaar te mishandelen door zwaar huisraad van een trap in zijn woning naar beneden in zijn richting te gooien en chloor/bleek richting zijn gezicht te spuiten. Hij heeft zich daarmee verzet tegen de politie die afkwam op een melding. In plaats van mee te werken heeft de verdachte zich in huis verschanst en geprobeerd met fors geweld binnentreden te verhinderen. Daarmee heeft hij meerdere omstanders gevoelens van angst aangejaagd. Ook heeft hij na een verhit gesprek in het gemeentehuis daar een deur vernield.
8.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar het uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 juli 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.2.2.
Rapportages en verklaring van deskundige op de terechtzitting
Reclassering Nederland heeft op 30 juli 2024 een rapport over de verdachte opgemaakt en de reclasseringswerker [naam 1] is ter zitting gehoord. Dit rapport en deskundigenverhoor houden kort samengevat het volgende in. De verdachte heeft een lange geschiedenis van justitieel contact en hulpverlening. Hij heeft alle hulp en ondersteuning met beide handen aangegrepen en grote, positieve stappen in zijn leven gemaakt. Hij lijkt echter moeite te blijven hebben met gezagsdragers omdat hij zich al langer onheus door hen bejegend voelt. Hij heeft baat bij de hulp van Humanitas Homerun en wil dit zelf ook voortzetten. Zelf heeft hij zich ingeschreven voor een nieuwe emotieregulatie-therapie.
Psycholoog [naam 2] heeft op 1 maart 2024 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt in dat de verdachte een gebrekkige emotieregulatie en impulscontrole, een ongespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis heeft. Het recidiverisico op conflicten met gezagsdragers kunnen moeilijk worden uitgesloten en vooralsnog moet daarom dat recidiverisico als hoog worden beschouwd. Het recidiverisico met ernstig lichamelijk letsel als gevolg wordt als laag beschouwd. Beschermende factoren zijn de intelligentie, de wil en het vermogen van de verdachte en de goede contacten met de wijkagente en toezichthouder. De verdachte zou gebaat kunnen zijn bij ambulante therapeutische behandeling door bijvoorbeeld een forensische polikliniek, gericht op verbetering van de emotieregulatie en impulscontrole.
De stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde en beïnvloedde zijn gedragskeuzes en gedragingen. Daarom wordt geadviseerd de tenlastegelegde feiten in licht verminderde mate aan hem toe te rekenen.
De rechtbank neemt deze conclusie over nu deze wordt gedragen door de bevindingen van de psycholoog en ook overigens op de terechtzitting is gebleken. De verdachte wordt dus in licht verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
8.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Het verzoek van de raadsman om strafvermindering wordt afgewezen gelet op hetgeen onder hoofdstuk 4 van dit vonnis is overwogen.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (HGEU) en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient de verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 27 april 2022, het moment van aanhouding van de verdachte. Tot aan dit vonnis is een periode van 2 jaar en 4 maanden verstreken, terwijl dit 2 jaar mag zijn. De overschrijding van de redelijke termijn is gering en deels te wijten aan de verdediging en deels aan de agenda van de rechter-commissaris. De rechtbank heeft hiermee in de strafmaat beperkt rekening houden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

9.Vorderingen benadeelde partijen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 1] ter zake van het onder parketnummer 10-105779-22 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 300,- aan immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd de [benadeelde partij 2], vertegenwoordigd door [naam 3], ter zake van het onder parketnummer
10-106083-24 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.852,55 aan materiële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen integraal dienen te worden toegewezen.
9.2.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in verband met de bepleite vrijspraak.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] dient primair ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in verband met de bepleite vrijspraak. Subsidiair is de causaliteit tussen het handelen van de verdachte en de opgevoerde schade betwist. Meer subsidiair is aangevoerd dat het bedrag dient te worden gematigd in die zin dat in ieder geval het betaalde btw-bedrag in mindering dient te worden gebracht en daarnaast geen schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
9.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] door het onder parketnummer 10-105779-22 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu deze voldoende gemotiveerd is weersproken en nader onderzoek daarnaar en dus de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 27 april 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Nu de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 1] een schadevergoeding betalen van
€ 300,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Vordering tenuitvoerlegging

10.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 29 mei 2019 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van mishandeling tegen een ambtenaar veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 37 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 13 juni 2019 en verlengd met 1 jaar op 30 december 2021.
10.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om afwijzing van de vordering in verband met de bepleite vrijspraak en subsidiair de eis van de officier van justitie te volgen, namelijk omzetting van de gevangenisstraf in een taakstraf.
10.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit onder parketnummer 10-105779-22 is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, maar in plaats daarvan een taakstraf voor de duur van 64 uren te gelasten.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummers 10-105779-22 en
10-106083-24 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, te weten
2 (twee) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Humanitas Homerun voor zijn problematiek zolang de reclassering dit noodzakelijk vindt, of zoveel korter als de reclassering in overleg met Humanitas Homerun verantwoord vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heeft het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van 6 augustus 2024 al opgeheven en apart geminuteerd;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2], vertegenwoordigd door [naam 3] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij 2] in de proceskosten door de verdachte gemaakt ter verdediging van de vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], te betalen een bedrag van
€ 300 (zegge: driehonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] te betalen
€ 300(hoofdsom,
zegge: driehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 300 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
6 (zes) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
legt - in plaats van de bij vonnis van 29 mei 2019 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf - aan de veroordeelde een taakstraf op voor de duur van 64 (vierenzestig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 32 (tweeëndertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. van Beckhoven, voorzitter,
en mrs. A.J.P. van Essen en S. van Driel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.M. Sinon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10-105779-22
hij op of omstreeks 27 april 2022 te Hardinxveld-Giessendam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [verbalisant 2] (verbalisant Politie Eenheid Rotterdam), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- diverse goederen, te weten (delen van) een zitbank en/of (delen van) een wasdroger en/of onderdelen van andere meubels/meubelstukken van de trap naar beneden heeft gegooid en/of geduwd in de richting van die [verbalisant 2] en/of
- bleek en/of chloor, althans een (bijtende) vloeistof, naar beneden heeft gegooid en/of gespoten in de richting (van het gezicht, althans het hoofd) van die [verbalisant 2],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 10-106083-24
hij op of omstreeks 29 januari 2024 te Hardinxveld-Giessendam, opzettelijk en wederrechtelijk een deur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan gemeente Hardinxveld-Giessendam, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.