ECLI:NL:RBROT:2024:797

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
FT EA 23-1254
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de wettelijke schuldsaneringsregeling met toepassing van de hardheidsclausule

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Verzoekster, die in financiële problemen verkeert, heeft een verzoekschrift ingediend waarin zij vraagt om toelating tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat verzoekster voldoet aan de eisen voor toelating, ondanks dat er schulden zijn ontstaan aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) door verkeersboetes in de periode van 2020 tot en met 2023. Deze schulden zijn in beginsel niet te goeder trouw ontstaan, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat verzoekster voldoende stappen heeft ondernomen om haar situatie onder controle te krijgen, waaronder de bereidheid om zich onder beschermingsbewind te stellen.

De rechtbank heeft de bevoegdheid om deze procedure te openen vastgesteld op basis van de Europese regelgeving, aangezien het centrum van de voornaamste belangen van verzoekster in Nederland ligt. De rechtbank heeft de termijn van de schuldsaneringsregeling vastgesteld op 18 maanden, te rekenen vanaf de datum van de uitspraak. Tevens is mr. M. Aukema benoemd tot rechter-commissaris en zijn er voorwaarden gesteld aan de bewindvoerder. De uitspraak is openbaar gedaan en verzoekster heeft het recht om binnen acht dagen hoger beroep in te stellen tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
toepassing schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [nummer01]
uitspraakdatum: 31 januari 2024
[verzoekster01],
[adres01] ,
[postcode01] [plaats01] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft het verzoek behandeld ter zitting van
31 januari 2024.
Daarbij zijn verschenen en gehoord:
- verzoekster;
- [naam01] , schuldhulpverlener.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

Toelating tot de schuldsaneringsregeling
Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Verzoekster verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen, dan wel dat redelijkerwijs is te voorzien dat zij niet zal kunnen voortgaan met betaling van haar schulden. Er is geen, althans onvoldoende grond gebleken voor afwijzing van het verzoek. Verzoekster zal daarom worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoekster ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. Voorts dient voldoende aannemelijk te zijn dat zij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan een verzoekster dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin verzoekster kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoekster voor wat betreft haar inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
In dit geval heeft de rechtbank in het bijzonder gekeken naar de schulden aan het Centraal Justitieel Incassobureau (hierna CJIB). Verzoekster heeft meerdere verkeersboetes opgelegd gekregen in de periode 2020 tot en met 2023. Deze schulden zijn naar hun aard niet te goeder trouw ontstaan, althans onbetaald gelaten, en staan in beginsel aan toelating in de weg.
Het verzoek kan ingevolge artikel 288, derde lid, van de Faillissementswet, ondanks het ontbreken van goede trouw, wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat verzoeker de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van de schulden, onder controle heeft gekregen. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is. Verzoekster heeft zich bereid verklaard om zich onder beschermingsbewind te stellen. Dit is ter zitting in gang gezet. Daarnaast heeft verzoekster een afschrift van de RDW ter zitting overgelegd waaruit blijkt dat verzoekster geen voertuigen meer op haar naam heeft staan.
Bevoegdheid rechtbank
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verzoekster in Nederland ligt.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt per de datum van dit vonnis de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoekster01],
geboren op [geboortedatum01] 1961 te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ),
wonende te [adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ;
- stelt de termijn van de regeling vast op 18 maanden, te rekenen vanaf
31 januari 2024, waardoor deze termijn eindigt op 31 juli 2025;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M. Aukema
en tot bewindvoerder M. Klarenbeek,
gevestigd te Postbus 2022,
4200 BA Gorinchem;
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/19e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenares gerichte brieven en telegrammen;
- bepaalt dat schuldenares zich onder beschermingsbewind laat stellen en tijdens de schuldsaneringsregeling onder beschermingsbewind houdt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van
A.B.T. Fernandes Pedra, griffier, in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2024. [1]

Voetnoten

1.