ECLI:NL:RBROT:2024:794

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
FT EA 24-9
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de wettelijke schuldsaneringsregeling met toepassing van de hardheidsclausule

Op 31 januari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling voor verzoekster, die in financiële problemen verkeert. Verzoekster heeft een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, omdat zij heeft opgehouden te betalen of redelijkerwijs niet in staat is om haar schulden te voldoen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoekschrift voldoet aan de eisen en dat verzoekster in de drie jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift niet te goeder trouw is geweest met betrekking tot het ontstaan van haar schulden. Dit is voornamelijk te wijten aan een lening van haar vader, die zij niet heeft terugbetaald, waardoor andere schuldeisers benadeeld zijn.

Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat verzoekster onder bepaalde omstandigheden toch kan worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, omdat zij sinds 15 november 2023 onder beschermingsbewind staat en geen nieuwe schulden meer aangaat. De rechtbank heeft de bevoegdheid om deze procedure te openen, aangezien het centrum van de voornaamste belangen van verzoekster in Nederland ligt. De rechtbank heeft de termijn van de schuldsaneringsregeling vastgesteld op 18 maanden, te rekenen vanaf de datum van de uitspraak, en heeft mr. M. Aukema benoemd tot rechter-commissaris. Tevens is er een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder toegekend, afhankelijk van de boedel.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en verzoekster kan binnen acht dagen na de uitspraak hoger beroep instellen, waarbij dit uitsluitend door een advocaat kan worden gedaan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
toepassing schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [nummer01]
uitspraakdatum: 31 januari 2024
[verzoekster01],
[adres01] ,
[postcode01] [plaats01] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft het verzoek behandeld ter zitting van
31 januari 2024.
Daarbij zijn verschenen en gehoord:
- verzoekster;
- [naam01] , schuldhulpverlener;
- J.M. Guijt, beschermingsbewindvoerder.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

Toelating tot de schuldsaneringsregeling
Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Verzoekster verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen, dan wel dat redelijkerwijs is te voorzien dat zij niet zal kunnen voortgaan met betaling van haar schulden. Er is geen, althans onvoldoende grond gebleken voor afwijzing van het verzoek. Verzoekster zal daarom worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoekster ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. Voorts dient voldoende aannemelijk te zijn dat zij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan een verzoekster dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin verzoekster kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoekster voor wat betreft haar inspanningen de schulden te voldoen of acties harerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
Ter zitting is gebleken dat er een schuld is ontstaan binnen de driejaarstermijn, te weten een lening van de vader aan verzoekster. Verzoekster heeft in het voorjaar van 2023 ongeveer 10.000 euro als lening gekregen van haar vader. Verzoekster heeft verklaard dat zij tot voor de onderbewindstelling bezig was om haar vader terug te betalen. Hierdoor heeft verzoekster gedurende deze periode de andere schuldeisers benadeeld door hen niet te betalen. Verzoekster heeft hierover verklaard dat zij niet wist dat de lening als schuld zou worden aangemerkt. De schulden van de andere schuldeisers zijn niet te goeder trouw onbetaald gelaten en staan in beginsel aan toelating in de weg.
Het verzoek kan ingevolge artikel 288, derde lid Fw, ondanks het ontbreken van goede trouw, wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat verzoekster de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van de schulden, onder controle heeft gekregen. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is. Verzoekster staat sinds 15 november 2023 onder beschermingsbewind. Verzoekster laat geen schulden meer ontstaan en de lening van haar vader wordt niet meer betaald sinds de onderbewindstelling.
Bevoegdheid rechtbank
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verzoekster in Nederland ligt.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt per de datum van dit vonnis de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoekster01],
geboren op [geboortedatum01] 1977 te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ),
wonende te [adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ;
- stelt de termijn van de regeling vast op 18 maanden, te rekenen vanaf
31 januari 2024, waardoor deze termijn eindigt op 31 juli 2025;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M. Aukema
en tot bewindvoerder R.I. de Jong,
gevestigd te Postbus 2022,
4200 BA Gorinchem;
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/19e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenares gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van
A.B.T. Fernandes Pedra, griffier, in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2024. [1]

Voetnoten

1.