ECLI:NL:RBROT:2024:7922

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
10802772 CV EXPL 23-30955
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde factuur na evenement georganiseerd door gedaagde

In deze zaak vordert de Stichting Grote of Sint Laurenskerk Rotterdam (hierna: Laurenskerk) betaling van een openstaand bedrag van € 3.394,50 van de gedaagde partij, die een evenement heeft georganiseerd op 21 januari 2023. Laurenskerk heeft de gedaagde partij een eindfactuur gestuurd, waaruit blijkt dat de totale kosten van het evenement € 13.394,50 bedroegen. De gedaagde heeft een aanbetaling van € 10.000,- gedaan en is van mening dat zij niets meer verschuldigd is, omdat zij geen akkoord heeft gegeven voor extra kosten en er volgens haar onterecht kosten in rekening zijn gebracht. De kantonrechter heeft de zaak op 3 juli 2024 behandeld, waarbij de gedaagde niet is verschenen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van Laurenskerk gedeeltelijk toewijsbaar is. De rechter heeft vastgesteld dat Laurenskerk ten onrechte uitging van een lagere aanbetaling dan daadwerkelijk is gedaan, en dat de gedaagde recht heeft op een korting op de kosten voor de inhuur van techniek. Uiteindelijk is de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 1.359,50, plus bijkomende kosten en rente. Daarnaast is de gedaagde ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 1.432,50. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Laurenskerk het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10802772 CV EXPL 23-30955
datum uitspraak: 23 augustus 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Grote of Sint Laurenskerk Rotterdam,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. drs. M.A.C. van den Heuvel,
tegen
[gedaagde],
die mede handelt onder de namen
[handelsnaam 1]en
[handelsnaam 2],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Laurenskerk’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 10 november 2023, met bijlagen;
  • het antwoord (zowel mondeling als schriftelijk), met bijlagen;
  • de brief van de gemachtigde van Laurenskerk, met bijlagen.
1.2.
Op 3 juli 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren van de zijde van Laurenskerk [naam], werkzaam bij Bos Events, en de gemachtigde aanwezig. Hoewel zij deugdelijk was opgeroepen is [gedaagde] niet op de zitting verschenen, zonder bericht van verhindering.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] heeft een evenement georganiseerd dat op 21 januari 2023 is gefaciliteerd door Laurenskerk. Partijen zijn daarvoor een overeenkomst met elkaar aangegaan voor de huur van de kerk met gebruikmaking van een aantal diensten door [gedaagde]. Laurenskerk heeft op haar beurt Bos Events ingehuurd voor het verzorgen van de audio en techniek. Tussen Laurenskerk en [gedaagde] is er een geschil ontstaan over de kosten. Volgens Laurenskerk moet [gedaagde] nog € 3.394,50 met bijkomende kosten aan haar betalen. De eindfactuur is weliswaar hoger uitgevallen dan het oorspronkelijk geoffreerde bedrag, maar [gedaagde] is met alle extra kosten akkoord gegaan. [gedaagde] is het niet eens met de eis van Laurenskerk. Zij meent dat zij na haar aanbetaling van € 10.000,- en een verleende coulancekorting niets meer aan Laurenskerk verschuldigd is. Zij heeft geen akkoord gegeven voor meer dan het geoffreerde bedrag voor de inhuur van de techniek bij Bos Events, er staan zaken op de factuur van Bos Events die niet geleverd zijn, en er is het nodige misgegaan met de audio en techniek waardoor [gedaagde] schade heeft geleden. Op de stellingen van partijen zal hierna – voor zover van belang – nader worden ingegaan.
De uitkomst
2.2.
De eis van Laurenskerk wordt gedeeltelijk toegewezen. [gedaagde] moet nog € 1.359,50 met bijkomende kosten aan Laurenskerk betalen. Hierna wordt toegelicht waarom.
[gedaagde] moet € 1.359,50 in hoofdsom betalen
2.3.
Op 28 februari 2023 heeft Laurenskerk aan [gedaagde] een eindfactuur gezonden, waaruit kan worden afgeleid dat volgens Laurenskerk de totale kosten van het evenement
€ 13.394,50 waren. Laurenskerk ging er in de eindfactuur vanuit dat [gedaagde] een aanbetaling had gedaan van € 8.098,50, met tot gevolg dat op de eindfactuur € 5.296,- als nog openstaand bedrag stond vermeld. De Laurenskerk vordert in deze procedure een bedrag van € 3.394,50. Dit bedrag is, zo begrijpt de kantonrechter, het op de eindfactuur nog openstaande bedrag van € 5.296,- met daarop in mindering gebracht een bedrag van
€ 1.901,50, omdat Laurenskerk er in de eindfactuur ten onrechte van uitging dat de aanbetaling van [gedaagde] € 8.098,50 bedroeg in plaats van € 10.000,-.
2.4.
Ter discussie staat de hoogte van de in rekening gebrachte kosten voor de inhuur van de techniek die onderdeel uitmaken van het door Laurenskerk gevorderde bedrag van
€ 3.394,50. [gedaagde] voert het verweer dat Laurenskerk een korting heeft verleend op de kosten van de inhuur van de techniek van € 850,- ten opzichte van het geoffreerde bedrag van € 2.830,-, zonder enige restrictie en zonder voorwaarden. Laurenskerk brengt daar tegenin dat zij slechts een voorstel heeft gedaan tot het verlenen van een coulancekorting, maar dat dit voorstel door [gedaagde] van de hand is gewezen en daarmee is komen te vervallen. De kantonrechter volgt [gedaagde] in haar verweer dat Laurenskerk een korting heeft verleend zonder restricties, om de volgende redenen.
2.5.
In reactie op de door [gedaagde] naar aanleiding van de eindfactuur geuite klachten over de diensten van Bos Events, bericht Laurenskerk [gedaagde] bij e-mail van 22 maart 2023 het vervelend te vinden dat het zo gelopen is, maar dat er natuurlijk wel diensten geleverd zijn die betaald moeten worden. Laurenskerk stelt in de e-mail het volgende voor: “
Zijn visie is dat er voor 3332,95 euro aan diensten is geleverd, jullie geaccordeerde offerte voor de techniek is 2850 euro. Dan ga ik uit van 2850 euro wat we zwart op wit hebben en dan is 2000 euro ex btw is mijns inziens een mooi voorstel. Wij zullen de aangepaste factuur aan jullie verzenden.” Laurenskerk stuurt kennelijk, zo volgt uit de brief van 19 oktober 2023 van de gemachtigde van Laurenskerk, de creditfactuur op 30 maart 2023 aan [gedaagde].
2.6.
Laurenskerk bevestigt bij e-mail van 26 juni 2023 aan [gedaagde] nogmaals dat er een bedrag is gecrediteerd. Zij schrijft immers: “
inmiddels hebben we al een deel gecrediteerd(onderstreping Ktr.), maar er blijft nog een bedrag open staan van € 1359,50 te voldoen.” Bij die e-mail is de creditfactuur gevoegd als bijlage, waarin het bedrag van
€ 1.359,50 ook staat vermeld als nog openstaand bedrag.
2.7.
Uit deze correspondentie blijkt, anders dan Laurenskerk doet voorkomen, dat Laurenskerk de kosten voor de inhuur van de techniek ongeclausuleerd heeft teruggebracht naar € 2.000,- en het op de eindfactuur nog openstaande totaalbedrag daarvoor vervolgens heeft gecrediteerd. Uit de correspondentie blijkt niet van enig voorbehoud en evenmin dat partijen hierover anderszins afspraken met elkaar hebben gemaakt. Laurenskerk kon niet achteraf, zoals zij heeft gedaan in de brief van haar gemachtigde van 19 oktober 2023, voorwaarden verbinden aan het verlenen van de korting en de daaropvolgende creditering.
2.8.
Gelet op de door Laurenskerk aan [gedaagde] ongeclausuleerd verleende korting op de kosten van de inhuur van de techniek van € 2.035,- (het verschil tussen het bedrag van
€ 4.035,- voor inhuur techniek op de eindfactuur en het in de e-mail van 22 maart 2023 genoemde bedrag van € 2.000,-), komt het bedrag dat Laurenskerk maximaal van [gedaagde] kan vorderen dus uit op € 1.359,50 (€ 3.394,50 -/- € 2.035,-), zijnde het nog openstaande bedrag vermeld op de creditfactuur.
2.9.
Laurenskerk heeft aan hand van een tabel inzichtelijk gemaakt dat het bedrag van
€ 1.359,50 geen verband meer houdt met de kosten voor de inhuur van de techniek, maar met andere posten (namelijk medewerker toilet, portier, F&B toeslag, stooktoeslag, energietoeslag en stoelen) die hoger uitkwamen op de eindfactuur dan op de offerte. Dit is ook begrijpelijk, aangezien de kosten die uiteindelijk in rekening zijn gebracht voor de inhuur van de techniek (€ 2.000,-) lager zijn dan het daarvoor oorspronkelijk geoffreerde bedrag (€ 2.830,-).
2.10.
[gedaagde] heeft de hoogte van de andere posten op de eindfactuur niet betwist. Dit betekent dat mevrouw [gedaagde] het openstaande bedrag van € 1.359,50 in beginsel moet betalen.
2.11.
Dit had anders kunnen zijn, wanneer [gedaagde] zou hebben onderbouwd dat en waarom Laurenskerk een lager bedrag dan voornoemde € 2.000,- in rekening had moeten brengen voor de inhuur van de techniek. [gedaagde] heeft in haar antwoord echter onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren gebracht die kunnen leiden tot het oordeel dat dit het geval is. Zij is niet op de zitting verschenen en heeft dus ook ter zitting haar standpunten niet nader toegelicht.
2.12.
Voor zover het verweer van [gedaagde] moet worden opgevat als een beroep op verrekening van de als gevolg van de gestelde wanprestatie geleden schade met het nog openstaande bedrag van € 1.359,50, slaagt dit verweer niet. [gedaagde] heeft weliswaar uiteengezet dat er het nodige is misgegaan bij de inhuur van Bos Events, maar heeft onvoldoende onderbouwd welke schade daaruit is voortgekomen en wat de omvang daarvan is.
2.13.
Dit betekent dat [gedaagde] het openstaande bedrag van € 1.359,50 in hoofdsom moet betalen. De eis van Laurenskerk wordt toegewezen tot dit bedrag.
[gedaagde] moet incassokosten van € 203,93 betalen
2.14.
Als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt € 203,93 (exclusief btw) toegewezen. De kantonrechter ziet namelijk aanleiding om de afgesproken vergoeding te matigen tot het bedrag waarop Laurenskerk recht heeft volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (artikel 242 Rv), uitgaande van de toegewezen hoofdsom. Laurenskerk heeft niet gesteld dat de werkelijke kosten hoger waren en dat het redelijk was om deze kosten te maken.
[gedaagde] moet rente betalen
2.15.
De wettelijke handelsrente wordt toegewezen over € 1.563,43 (het toewijsbare bedrag aan hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten) vanaf 22 maart 2023. Laurenskerk heeft namelijk genoeg gesteld waaruit volgt deze rente vanaf 22 maart 2023 moet worden betaald over dit bedrag en [gedaagde] heeft dat niet betwist.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.16.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen, omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Laurenskerk op € 133,- aan dagvaardingskosten, € 487,- aan griffierecht, € 677,50 aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten x € 271,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.432,50. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.17.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Laurenskerk dat eist en [gedaagde] daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Laurenskerk te betalen € 1.563,43 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over dit bedrag vanaf 22 maart 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Laurenskerk worden begroot op € 1.432,50;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.H. Dongelmans en ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. E.I. Mentink op 23 augustus 2024.
43416