ECLI:NL:RBROT:2024:7921

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
24/7932
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ondersteuning in natura op grond van de Wmo en verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 23 augustus 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die samen met haar minderjarige dochter in een onzelfstandige woonruimte verblijft. De ondersteuning in natura, verleend op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), is door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam beëindigd per 4 augustus 2024. Dit besluit is genomen omdat verzoekster niet voldeed aan de voorwaarden voor het ontvangen van ondersteuning, waaronder het nakomen van afspraken en het veroorzaken van overlast. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat zij en haar dochter hun woonruimte per 2 september 2024 zouden moeten verlaten.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat er onvoldoende spoedeisend belang was. Hoewel verzoekster een groot persoonlijk belang heeft bij het behoud van haar woonruimte, is vastgesteld dat zij zich niet aan de afspraken houdt en dat haar gedrag leidt tot onveiligheid voor andere bewoners. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het college bevoegd was om de ondersteuning te beëindigen en dat de belangen van andere bewoners zwaarder wogen dan die van verzoekster. Verzoekster zal niet op straat komen te staan, aangezien zij kan worden opgevangen door het Centraal Onthaal voor gezinnen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het college in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft gemaakt en dat het verzoek om een voorlopige voorziening terecht is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/7932

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 augustus 2024 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [plaatsnaam 1], verzoekster

(gemachtigde: mr. M. el Idrissi),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam

(gemachtigde: mr. A. Hielkema).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] uit [plaatsnaam 2].

Samenvatting

Deze zaak gaat over de beëindiging van ondersteuning in natura op grond van de Wmo. [1] Hierdoor moeten verzoekster en haar minderjarige dochter van 1 jaar oud hun woonruimte verlaten, omdat het verblijf in de woonruimte gekoppeld is aan de ondersteuning. De situatie op de locatie waar verzoekster ondersteuning ontvangt, is onhoudbaar geworden. Uit het dossier komt naar voren dat verzoekster afspraken niet nakomt en overlast veroorzaakt. Verzoekster voldoet daarom niet meer aan de voorwaarden die horen bij het ontvangen van ondersteuning. Verzoekster en haar dochter komen niet op straat te staan, omdat zij zullen worden opgevangen door Centraal Onthaal voor gezinnen. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.

Inleiding

1. Verzoekster krijgt op grond van de Wmo ondersteuning in natura van het Centrum voor Dienstverlening ([derde-partij]) en verblijft in een onzelfstandige woonruimte van het [derde-partij] op de locatie [locatie]. Met het bestreden besluit van 5 augustus 2024 heeft het college deze ondersteuning beëindigd per 4 augustus 2024. Het [derde-partij] heeft verzoekster op 5 augustus 2024 laten weten dat zij geen ondersteuning meer krijgt van het [derde-partij] en dat zij haar woonruimte uiterlijk op 2 september 2024 dient te verlaten.
2. Verzoekster is het niet eens met het besluit van het college van 5 augustus 2024 en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
3. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster, de gemachtigde van het college en [naam] (namens het [derde-partij]).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Achtergrondinformatie
4. Verzoekster verblijft samen met haar minderjarige dochter in een woonunit van het [derde-partij] aan de [locatie]. Volgens het [derde-partij] heeft verzoekster een grote huurachterstand en komt zij regelmatig haar begeleidingsafspraken niet na. Verzoekster is daarom drie keer uitgenodigd voor een zorggesprek met haar begeleidster en de leidinggevende van het [derde-partij]. Volgens het [derde-partij] is verzoekster geen enkele keer verschenen op het zorggesprek. Dit heeft geleid tot een eerste formele waarschuwing op 9 februari 2024. Daarbij is aangegeven dat een tweede formele waarschuwing kan leiden tot het aanvragen van zorgbeëindiging.
5. Volgens het [derde-partij] zijn er verschillende klachten ontvangen van buurtbewoners over het gedrag van verzoekster. Het gaat daarbij om geluidsoverlast na 22.00 uur, afval in de omgeving van het pand en verbale agressiviteit. Er heeft daarom op 25 juni 2024 een zorggesprek met verzoekster plaatsgevonden. Op 10 juli 2024 hebben alle bewoners van het [derde-partij] aan de [locatie] een brief gekregen waarin (nogmaals) is gewezen op de huisregels. Het [derde-partij] heeft echter geen verandering gezien bij verzoekster. Volgens het [derde-partij] komt verzoekster nog steeds haar begeleidingsafspraken niet na, is zij meerdere keren gewezen op afval rondom haar woonruimte, is zij niet aanspreekbaar op haar gedrag en is op camerabeelden te zien dat zij zich niet houdt aan de tijden waarop zij in de tuin mag zijn.
6. Volgens het [derde-partij] heeft in de nacht van 19 juli 2024 een ernstige escalatie plaatsgevonden tussen verzoekster en haar zus, in het bijzijn van hun kinderen. Verzoekster heeft naar haar zus geschreeuwd en gescholden en heeft haar fysiek aangevallen. De buurtbewoners hebben de politie gebeld en die hebben verzoekster en haar zus uit elkaar gehaald. De politie heeft een melding gemaakt bij Veilig Thuis, omdat er kinderen bij betrokken waren. Verzoeksters begeleider heeft na dit incident geprobeerd om met verzoekster in gesprek te gaan, maar verzoekster heeft aangegeven dat ze zegt wat ze wil en dat het gewoon een vechtpartij was. Dit incident en het structureel negeren van de regels en afspraken hebben geleid tot een tweede formele waarschuwing. Na deze laatste waarschuwing heeft het [derde-partij] aan het college gevraagd om de ondersteuning te beëindigen.
Waar gaat het in deze zaak om?
7. Het college heeft de ondersteuning in natura beëindigd per 4 augustus 2024, omdat uit informatie van het [derde-partij] is gebleken dat verzoekster zich niet aan haar afspraken houdt en dit een voorwaarde was voor de ondersteuning. Verzoekster is het er niet mee eens dat de ondersteuning is beëindigd en dat zij haar woonruimte per 2 september 2024 dient te verlaten. Zij heeft een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend om dit te voorkomen.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft verzoekster een spoedeisend belang?
9. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter moet eerst bepalen of er voldoende spoedeisend belang is voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
10. Door de beëindiging van de ondersteuning moet verzoekster op 2 september 2024 haar woonruimte verlaten. Verzoekster wil hier graag blijven wonen, omdat dit voor haar een vertrouwde omgeving is. Zij wil vanuit het [derde-partij] doorstromen naar een zelfstandige woning. In de dreigende ontruiming zonder dat verzoekster een nieuwe woonruimte heeft, ziet de voorzieningenrechter voldoende spoedeisend belang voor een inhoudelijke beoordeling van de zaak.
Was het college bevoegd om de ondersteuning te beëindigen?
11. Het college kan de ondersteuning beëindigen als verzoekster niet voldoet aan de daaraan verbonden voorwaarden. [2] Eén van de voorwaarden is dat verzoekster binnen haar vermogen moet meewerken aan de afspraken met de aanbieder van de ondersteuning. [3] Uit het dossier blijkt dat verzoekster de afspraken met het [derde-partij] niet nakomt. Zo verschijnt zij geregeld niet op afspraken, houdt zij zich niet aan de huisregels en veroorzaakt zij overlast. Verzoekster is meerdere keren gewaarschuwd, maar dit heeft niet geleid tot een verbetering van haar gedrag. Verzoekster heeft aangevoerd dat de meeste meldingen over haar niet kloppen, maar tijdens de zitting heeft zij erkend dat zij niet altijd op afspraken verschijnt, dat zij zich niet houdt aan de tijden waarop zij in de tuin mag zijn, dat zij ruzie heeft gehad met haar zus, dat zij een buurtbewoner heeft uitgescholden en dat haar (ex-)partner tegen de regels in bij haar heeft overnacht.
12. Daarom heeft het college zich op het standpunt kunnen stellen dat er wordt voldaan aan de voorwaarden voor beëindiging van de ondersteuning. Het college was dus bevoegd om de ondersteuning te beëindigen.
Belangenafweging
13. Vervolgens komt de vraag op of het college in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik mocht maken.
14. Verzoekster denkt dat zij aan het einde van haar hulpverleningstraject zit en dat zij binnenkort via een urgentieverklaring een zelfstandige woning kan krijgen. Volgens het [derde-partij] beschikt verzoekster echter nog niet over de vaardigheden die nodig zijn om op zichzelf te wonen en heeft zij nog een lange weg te gaan voordat zij dat punt heeft bereikt. Het [derde-partij] heeft tijdens de zitting verklaard dat verzoekster meer hulp nodig heeft dan hij kan bieden. Verder is er volgens het [derde-partij] inmiddels een onhoudbare situatie ontstaan binnen de opvanglocatie.
15. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekster een groot persoonlijk belang heeft bij voortzetting van de ondersteuning. Door de beëindiging hiervan verliest zij namelijk ook haar woonruimte bij het [derde-partij]. Tijdens de zitting is echter gebleken dat verzoekster niet op straat komt te staan. Zij kan zich melden bij Centraal Onthaal voor gezinnen en zij kan daar worden opgevangen. Vanuit Centraal Onthaal zal dan worden gekeken welk traject het meest geschikt is voor verzoekster. Tegenover het belang van verzoekster staan bovendien andere belangen. Het college heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat uit de informatie van het [derde-partij] voldoende duidelijk blijkt dat verzoekster haar afspraken en de huisregels niet nakomt. Zij houdt ondertussen wel een schaarse plek bezet bij het [derde-partij], waardoor iemand anders niet geholpen kan worden. Daarnaast veroorzaakt zij door haar gedrag gevoelens van onveiligheid bij de andere bewoners. Verzoekster is bovendien meerdere keren gewaarschuwd, wat niet heeft geleid tot een aanpassing van haar gedrag. De voorzieningenrechter vindt daarom dat het college de belangen van andere bewoners en het [derde-partij] zwaarder heeft kunnen laten wegen dan het persoonlijke belang van verzoekster bij behoud van de ondersteuning.

Conclusie en gevolgen

16. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het college de ondersteuning mocht beëindigen. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
2.Artikel 2.3.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wmo 2015.
3.Artikel 3.2.3, eerste lid, aanhef en onder e, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp Rotterdam 2018.