ECLI:NL:RBROT:2024:7919

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
11180125 CV EXPL 24-16531
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurprijswijzigingsbepaling in huurovereenkomst niet oneerlijk; beëindiging huurovereenkomst en ontruiming woning

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de beëindiging van een huurovereenkomst en de daaruit voortvloeiende verplichtingen. [Eiser] vorderde een verklaring voor recht dat de huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan [adres] was geëindigd op 30 april 2024, alsook ontruiming van de woning door [gedaagde] en betaling van een achterstallige huur van € 9.429,-. [Gedaagde] is niet verschenen in de procedure, waardoor verstek is verleend.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurprijswijzigingsbepaling in de huurovereenkomst, die een jaarlijkse verhoging op basis van de CPI-index plus 2,5% toestaat, niet oneerlijk is. Dit oordeel is in lijn met recente jurisprudentie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst inderdaad is geëindigd en dat [gedaagde] de huurachterstand van € 9.429,- moet betalen. Tevens is [gedaagde] veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen 14 dagen na betekening van het vonnis.

Daarnaast zijn er kosten toegewezen aan [gedaagde], waaronder incassokosten van € 477,22 en rente van € 74,39. De proceskosten zijn begroot op € 1.201,72, die ook door [gedaagde] moeten worden vergoed. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [eiser] het vonnis direct kan uitvoeren, ook als [gedaagde] in hoger beroep gaat. De kantonrechter heeft alle andere vorderingen afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11180125 CV EXPL 24-16531
datum uitspraak: 20 augustus 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [woonplaats 1],
eiser,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder mr. E.L.B. Hundscheidt,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats 2],
gedaagde,
die niet is verschenen.

1.De procedure

1.1.
[eiser] eist bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, een verklaring voor recht dat de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woning aan [adres] is geëindigd op 30 april 2024 en [gedaagde] te veroordelen tot ontruiming van de woning en tot betaling van de door [eiser] in de dagvaarding van 24 juni 2024 genoemde bedragen, waarin begrepen € 9.429,- aan achterstallige huur en/of gebruiksvergoeding berekend tot en met de maand mei 2024.
1.2.
Tegen [gedaagde] is verstek verleend.
1.3.
Naar aanleiding van een rolbeslissing van 16 juli 2024 heeft [eiser] een akte genomen.

2.De beoordeling

De huurprijswijzigingsbepaling is niet oneerlijk
2.1.
Artikel 4.1 van de huurovereenkomst biedt de verhuurder de mogelijkheid om de huurprijs jaarlijks te verhogen op basis van de CPI-index vermeerderd met 2,5%. Anders dan voorlopig geoordeeld in de voornoemde rolbeslissing, is de kantonrechter van oordeel dat dit beding niet oneerlijk is. De kantonrechter volgt hierin het advies van [naam] in zijn recente conclusie dat een opslagpercentage van maximaal 3% met het oog op de door de wet- en regelgever gehanteerde opslagpercentages als niet oneerlijk moet worden aangemerkt [1] . Dit betekent dat kan worden uitgegaan van de in de dagvaarding opgegeven geldende huurprijs inclusief de verhogingen die hebben plaatsgevonden.
De huurovereenkomst is geëindigd en [gedaagde] moet een huurachterstand van € 9.429,- betalen
2.2.
[gedaagde] heeft niet aangegeven dat de feiten die in de dagvaarding staan niet kloppen. Die staan daarom in deze zaak vast. Op basis daarvan verklaart de kantonrechter voor recht dat de huurovereenkomst is geëindigd op 30 april 2024 en wordt de geëiste huurachterstand van € 9.429,- toegewezen. Dat is de huurachterstand berekend tot en met de maand mei 2024.
[gedaagde] moet de woning ontruimen en een gebruiksvergoeding betalen
2.3.
Omdat de huurovereenkomst is beëindigd, moet [gedaagde] de woning met al zijn spullen verlaten. Dat moet binnen 14 dagen nadat dit vonnis is betekend. Tot en met de dag van de ontruiming moet [gedaagde] een gebruiksvergoeding van € 1.347,- per maand betalen (artikel 7:225 BW). [eiser] heeft niet uitgelegd waarom [gedaagde] een vergoeding moet betalen voor de rest van die maand. Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels (artikel 7:248 BW) als voor het verhogen van de huur.
[gedaagde] moet incassokosten betalen
2.4.
De incassokosten van € 477,22 (inclusief btw) worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
[gedaagde] moet rente betalen
2.5.
De rente wordt toegewezen, omdat [eiser] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. Daarom zit in het totale bedrag dat [gedaagde] aan [eiser] moet betalen de rente van € 74,39 die [eiser] heeft berekend tot de dag van dagvaarding.
Geen oneerlijke bepalingen
2.6.
De kantonrechter heeft onderzocht of er oneerlijke bepalingen zijn, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.7.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen, omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van [eiser] op € 136,72 aan dagvaardingskosten, € 524,- aan griffierecht, € 406,- aan salaris voor de gemachtigde (1 punt) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.201,72. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiser] dat eist en [gedaagde] daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart voor recht dat de huurovereenkomst tussen de partijen is geëindigd op 30 april 2024 en veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na de datum waarop dit vonnis is betekend de woning aan [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van [eiser] te stellen;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 9.980,61 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 9.429,- vanaf de dag van dagvaarding tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om vanaf 1 juni 2024 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan [eiser] te betalen € 1.347,- per maand met de verhoging die is toegestaan;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiser] worden begroot op € 1.201,72;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
43416

Voetnoten

1.Parket bij de Hoge Raad 19 juli 2024, ECLI:NL:PHR:2024:770