ECLI:NL:RBROT:2024:7919
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurprijswijzigingsbepaling in huurovereenkomst niet oneerlijk; beëindiging huurovereenkomst en ontruiming woning
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de beëindiging van een huurovereenkomst en de daaruit voortvloeiende verplichtingen. [Eiser] vorderde een verklaring voor recht dat de huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan [adres] was geëindigd op 30 april 2024, alsook ontruiming van de woning door [gedaagde] en betaling van een achterstallige huur van € 9.429,-. [Gedaagde] is niet verschenen in de procedure, waardoor verstek is verleend.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurprijswijzigingsbepaling in de huurovereenkomst, die een jaarlijkse verhoging op basis van de CPI-index plus 2,5% toestaat, niet oneerlijk is. Dit oordeel is in lijn met recente jurisprudentie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst inderdaad is geëindigd en dat [gedaagde] de huurachterstand van € 9.429,- moet betalen. Tevens is [gedaagde] veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen 14 dagen na betekening van het vonnis.
Daarnaast zijn er kosten toegewezen aan [gedaagde], waaronder incassokosten van € 477,22 en rente van € 74,39. De proceskosten zijn begroot op € 1.201,72, die ook door [gedaagde] moeten worden vergoed. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [eiser] het vonnis direct kan uitvoeren, ook als [gedaagde] in hoger beroep gaat. De kantonrechter heeft alle andere vorderingen afgewezen.